In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 12 december 2022, is een beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie (boete) die aan betrokkene was opgelegd voor het parkeren van een voertuig op een plaats die bestemd is voor onmiddellijk laden en lossen. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 28 november 2022 werd de zaak besproken, waarbij de vertegenwoordiger van de officier van justitie en een vertegenwoordiger van betrokkene aanwezig waren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. Betrokkene voerde aan dat de omstandigheden in de drukke stationsbuurt van Haarlem het voor zijn medewerkers bijna onmogelijk maakten om niet in overtreding te zijn. De kantonrechter erkende de moeilijkheden, maar oordeelde dat dit niet afdoet aan het verboden karakter van de gedraging. Desondanks besloot de kantonrechter de boete te matigen tot € 50,00, rekening houdend met eerdere uitspraken in vergelijkbare zaken.
De uitspraak van de kantonrechter was gedeeltelijk gegrond, wat betekende dat de beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd. De kantonrechter benadrukte dat overleg met de gemeente wellicht tot een meer duurzame oplossing zou kunnen leiden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. M.M. Kruithof, bijgestaan door de griffier, en er werd een mogelijkheid tot hoger beroep geboden.