In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 november 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en heeft hiertegen beroep ingesteld. Echter, het beroep bij de officier van justitie was te laat ingediend, waardoor de officier van justitie het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. De kantonrechter heeft de zaak behandeld, maar betrokkene was niet aanwezig om een verklaring te geven voor de te late indiening van het beroepschrift.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat het beroepschrift, gedateerd op 25 maart 2022, na de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. De officier van justitie had het beroepschrift uiterlijk op 19 maart 2022 moeten ontvangen. De kantonrechter heeft overwogen dat, hoewel artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht mogelijkheden biedt voor ontvankelijkheid ondanks te late indiening, er geen verklaring is gegeven voor de vertraging. Hierdoor heeft de kantonrechter geoordeeld dat de officier van justitie terecht het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De uitspraak van de kantonrechter is dat het beroep ongegrond wordt verklaard. Betrokkene heeft geen argumenten kunnen aanvoeren die de te late indiening zouden rechtvaardigen, en de kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van de strikte regels omtrent de termijn voor het indienen van beroepschriften.