Op 28 februari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak van eiseres tegen de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Arnhem, met zaaknummer HAA 21/5361. Eiseres had op 19 oktober 2021 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 21 september 2021. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres was verplicht griffierecht te betalen op basis van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb. Het griffierecht bedroeg € 360, en moest binnen vier weken na de mededeling van de griffier zijn betaald. Eiseres heeft echter het griffierecht niet tijdig betaald en geen beroep gedaan op betalingsonmacht.
De griffier heeft eiseres meerdere keren in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar eiseres heeft niet gereageerd. De rechtbank overweegt dat de regeling in Nederland omtrent griffierechten zodanig is dat deze de toegang tot de rechter niet belemmert. Eiseres heeft geen verontschuldiging voor het niet betalen van het griffierecht aangetoond. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiseres niet heeft voldaan aan de wettelijke verplichtingen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken.