ECLI:NL:RBNHO:2022:1597

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
9346773 \ CV EXPL 21-4916
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over waarborgsom en schadevergoeding na oplevering woning

In deze zaak heeft [eiser sub 1] c.s. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] met betrekking tot de terugbetaling van een waarborgsom van € 2.970,00 na afloop van een huurovereenkomst. De huurovereenkomst liep van 1 januari 2018 tot 31 december 2020, en de woning werd op 30 december 2020 opgeleverd. [gedaagde] heeft de waarborgsom niet terugbetaald, omdat zij stelde dat het gehuurde in slechte staat verkeerde en dat zij kosten had gemaakt voor herstelwerkzaamheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser sub 1] c.s. de woning in goede staat had moeten opleveren, zoals vastgelegd in het inspectierapport bij aanvang van de huur. De rechter oordeelde dat [gedaagde] de door haar gemaakte kosten voor herstel en schoonmaak redelijk had onderbouwd en dat deze kosten de waarborgsom overstegen. De vordering van [eiser sub 1] c.s. tot terugbetaling van de waarborgsom werd afgewezen, en de tegenvordering van [gedaagde] werd toegewezen tot een bedrag van € 5.520,16. De proceskosten werden op nihil gesteld, omdat [gedaagde] niet bij gemachtigde was verschenen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9346773 \ CV EXPL 21-4916
Uitspraakdatum: 9 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser sub 1]

2.
[eiser sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
verder gezamenlijk te noemen: [eiser sub 1] c.s.
procederend in persoon
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser sub 1] c.s. heeft bij dagvaarding van 14 juli 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
[eiser sub 1] c.s. heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.
1.3.
Op 14 januari 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiser sub 1] c.s. is ter zitting bijgestaan door [tolk] , fungerend als tolk.
1.4.
[gedaagde] heeft ten behoeve van de mondelinge behandeling nog schriftelijk gereageerd op de schriftelijke reactie van [eiser sub 1] c.s. inzake de tegenvordering. De schriftelijke reactie dateert van 10 januari 2022 en is dan ook te laat ingediend. Conform het tussenvonnis mogen partijen immers tot uiterlijk 10 dagen voor de dag van de zitting nog stukken inbrengen. Bovendien is geen kopie naar [eiser sub 1] c.s. verzonden, en heeft hij hiervan geen kennis kunnen nemen, zodat deze schriftelijke reactie, voor zover de inhoud niet ter zitting ter sprake is gekomen, buiten beschouwing wordt gelaten.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 1] c.s. heeft van 1 januari 2018 tot 31 december 2020 van [gedaagde] de gemeubileerde woning aan [adres] (hierna: het gehuurde) gehuurd.
2.2.
Op 2 januari 2018 heeft in aanwezigheid van [eiser sub 1] c.s., [gedaagde] , de heer [betrokkene 1] van Interhouse huur- en verhuurprofessionals (optredend namens verhuurder), hierna: Interhouse, en een medewerker van Expat Housing Networks (optredend namens huurder) een voorinspectie plaatsgevonden en is een inspectierapport opgesteld. Het zogenaamde ‘check in inspection report’ (hierna: inspectierapport) is zowel door [gedaagde] , [eiser sub 1] c.s. als Interhouse getekend. Tevens zijn foto’s gemaakt van alle ruimtes van het gehuurde. Uit het inspectierapport volgt dat alle aspecten van het gehuurde, met uitzondering van de muur in slaapkamer 2 als ‘good’ zijn beoordeeld. Voor de muur in slaapkamer 2 geldt dat deze ‘reasonable’ wordt geacht. Verder is een aantal aantekeningen gemaakt met betrekking tot ‘small damage’ in verschillende ruimtes van het gehuurde.
2.3.
Uit artikel 7.1. van de huurovereenkomst volgt;
“Voor het einde van de huur zal de woonruimte geïnspecteerd worden door beide partijen. De woonruimte dient door huurder opgeleverd te worden in dezelfde staat als waarin deze is aanvaard, zoals is vastgelegd in de aan deze huurovereenkomst gehechte staat van oplevering/woningomschrijving, al dan niet voorzien van een digitale fotoreportage. Indien deze oplevering te wensen overlaat zal eventueel, indien de huurperiode nog niet is verstreken, een tweede opleveringsdatum bepaald worden met de huurder om tot een acceptabele oplevering van het gehuurde te komen. Van toepassing is het bepaalde in artikel 16 van de Algemene Voorwaarden Huurovereenkomst Interhouse.”
2.4.
Conform artikel 7.2. van de huurovereenkomst heeft [eiser sub 1] c.s. een waarborgsom ter hoogte van € 2.970,00 betaald. Met betrekking tot de waarborgsom is in de huurovereenkomst, voor zover van belang, het volgende bepaald:

(…) Indien na beëindiging van de overeenkomst geen noodzaak bestaat tot inhouding van de waarborgsom, zal verhuurder binnen een maand na beëindiging tot terugbetaling van de waarborgsom overgaan. (…)
2.5.
In artikel 11 van de toepasselijke algemene voorwaarden is, voor zover van belang, het volgende opgenomen: “
(…) De huurder dient door welke oorzaak dan ook ontstane dan wel dreigende schade, aan het gehuurde onmiddellijk aan de verhuurder te melden.
(…)
De huurder is aansprakelijk voor schade die aan het gehuurde is ontstaan door een hem toe te rekenen tekortschieten in de nakoming van een verplichting uit de huurovereenkomst. Alle schade aan het gehuurde, inclusief brandschade, wordt vermoed daardoor te zijn ontstaan.(…)
Verder volgt uit artikel 16.1 van de toepasselijke algemene voorwaarden, voor zover van belang:
“Bij het einde van de huurovereenkomst is de huurder verplicht het gehuurde onder afgifte van de sleutels geheel ontruimd en schoon aan de verhuurder op te leveren in de staat, waarin hij het gehuurde, conform de beschrijving bij aanvang van de huurovereenkomst, heeft ontvangen. Dit, behoudens voor zover er sprake is van normale slijtage die voor rekening en risico van de verhuurder komt. (…)”
In artikel 16.4. van de toepasselijke algemene voorwaarden is opgenomen:
“Indien de huurder bij het einde van de huurovereenkomst aan zijn verplichtingen tot herstel, volledige ontruiming en eventueel ongedaanmaking van het aangebrachte wijzigingen niet heeft voldaan, is de verhuurder gerechtigd alle ten gevolge daarvan noodzakelijke werkzaamheden op kosten van de huurder uit te (laten) voeren, waarbij de huurder zich reeds nu voor alsdan verplicht deze kosten te voldoen. Ook overige schade door nalatigheid van de huurder komt voor zijn rekening.”
2.6.
Bij Whatsappbericht van 13 juni 2020 heeft [eiser sub 1] c.s. [gedaagde] verzocht of zij toestemming kan geven voor het houden van een hond in het gehuurde. Hetgeen in artikel 7.6 van de huurovereenkomst is uitgesloten. [gedaagde] heeft hiervoor bij Whatsappbericht toestemming gegeven onder de voorwaarde dat eventuele schade door toedoen van de hond kan worden ingehouden op de waarborgsom. [eiser sub 1] c.s. is hiermee akkoord gegaan. Bij Whatsappbericht van 24 september 2020 heeft [eiser sub 1] c.s. vervolgens aangegeven dat de hond vanaf 10 oktober in het gehuurde zal verblijven.
2.7.
[eiser sub 1] c.s. heeft eind oktober 2020 de huurovereenkomst opgezegd.
2.8.
Op 18 november 2020 heeft een voorinspectie dan wel een ‘pre-check’ van het gehuurde plaatsgevonden.
2.9.
Op 30 december 2020 heeft [eiser sub 1] c.s. het gehuurde opgeleverd en heeft een eindinspectie plaatsgevonden. [eiser sub 1] was hierbij aanwezig, maar hij heeft geweigerd het zogenaamde ‘check-out inspectie rapport’, hierna: eindinspectierapport, te tekenen. [gedaagde] heeft naast het eindinspectierapport ook foto’s gemaakt van het gehuurde. Vervolgens heeft [gedaagde] in het bijzijn van [betrokkene 2] van Interhouse, nogmaals het gehuurde geïnspecteerd.
2.10.
[betrokkene 2] van Interhouse heeft bij e-mail van 6 januari 2021 het volgende aan [gedaagde] geschreven: “
(…) Have read your mail and then viewed the photos. Personally, I think that you have just put the set amounts low and that the tenant who has left will certainly owe you the costs (also the amount that the deposit does not cover).
Still ridiculous that your entire kitchen needs to be repainted, gardener in progress, etc. purely because the tenant has not cleaned and tidied up !!!! not to mention the kitchen counter.
It looks like the tenant still has a hefty bill in prospect, certainly to get a lawyer if they do not pay, this is really going too far. (…)”
2.11.
In de periode tussen 30 december 2020 en 14 januari 2021 hebben [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde] veelvuldig e-mailcontact gehad over het niet terugbetalen van de waarborgsom door [gedaagde] en de gestelde schade aan het gehuurde.
2.12.
Bij brief van 12 februari 2021 is [gedaagde] door Rent Return, ingeschakeld door [eiser sub 1] c.s., aangeschreven om tot betaling van de waarborgsom over te gaan.

3.De vordering

3.1.
[eiser sub 1] c.s. vordert dat de kantonrechter, bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 2.970,00 aan borg, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, alsmede de nakosten.
3.2.
[eiser sub 1] c.s. legt aan de vordering ten grondslag - kort weergegeven - dat terugbetaling van de waarborgsom op grond van de huurovereenkomst binnen één maand na het beëindigen van de huurovereenkomst dient plaats te vinden. [gedaagde] is daarmee ondanks aanmaningen in gebreke gebleven. Het gehuurde is in goede staat opgeleverd. De door [gedaagde] gestelde schade, waarmee zij de borg zou hebben verrekend, betreft normaal gebruik en is ook niet met facturen onderbouwd. [gedaagde] is dan ook gehouden om tot terugbetaling van de waarborgsom over te gaan.
3.3.
[eiser sub 1] c.s. was genoodzaakt om een gemachtigde in te schakelen om [gedaagde] buiten rechte te bewegen tot betaling van de waarborgsom. [gedaagde] is dan ook eveneens de buitengerechtelijk incassokosten ter hoogte van € 422,00 verschuldigd.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat het gehuurde bij oplevering in (zeer) slechte staat verkeerde. Om het gehuurde weer in bewoonbare staat te krijgen zijn dusdanig veel (herstel)kosten gemaakt dat deze boven de waarborgsom uitstijgen. [eiser sub 1] c.s. had dit onder meer kunnen voorkomen door te voldoen aan de meldplicht. Indien [gedaagde] tijdig op de hoogte was gesteld van eventuele gebreken en/of schade die gedurende de huurperiode zijn ontstaan, had zij dit direct kunnen verhelpen. Dit heeft [eiser sub 1] c.s. nagelaten waardoor de kosten zijn opgelopen. [gedaagde] heeft derhalve [eiser sub 1] c.s. (met onderbouwing) geïnformeerd dat zij niet tot terugbetaling van de waarborgsom zal overgaan.
4.2.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter [eiser sub 1] c.s. veroordeelt tot betaling van € 10.845,48, waarvan een bedrag van € 5.325,32 voorwaardelijk wordt gevorderd. Zij legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat het gehuurde gedurende de huurperiode van [eiser sub 1] c.s. is verwaarloosd, niet goed is onderhouden dan wel niet goed is schoongehouden. Het gehuurde is op 30 december 2020 niet conform de daarvoor geldende regels en afspraken opgeleverd. [eiser sub 1] c.s. is hier meermaals op gewezen en in de gelegenheid gesteld om het gehuurde op te leveren conform de (huur)overeenkomst, waarbij teruggave van de waarborgsom zeker kon worden gesteld. [gedaagde] heeft vervolgens om het gehuurde schoon te maken, te herstellen en terug te brengen in bewoonbare staat kosten moeten maken. Zij heeft in de periode van 2 januari 2021 tot en met 14 januari 2021 familie en vrienden ingeschakeld om mee te helpen met schoonmaken, achtergelaten zaken op te ruimen c.q. af te voeren en (herstel)werkzaamheden uit te voeren. De schade aan gemaakte (man)uren komt neer op een bedrag van € 7.262,50, de schade wegens de aanschaf van nieuwe materialen op een bedrag van € 1.227,66 en de vervangingswaarde van defecte, vervuilde en niet meer bruikbare materialen op een bedrag van € 5.325,32. [eiser sub 1] c.s. dient deze kosten, met inachtneming van de reeds ingehouden waarborgsom, dan ook nog te voldoen.

5.Het verweer tegen de tegenvordering

5.1.
[eiser sub 1] c.s. betwist de tegenvordering en stelt dat de communicatie gedurende de huurperiode niet naar verwachting verliep. Tijdens de voorinspectie op 18 november 2020 is niet besproken wat [eiser sub 1] c.s. nog zou moeten doen voor de oplevering van het gehuurde. Op de vraag van [eiser sub 1] of hij nog iets moest aanpassen heeft [gedaagde] geantwoord dat het gehuurde zou worden verbouwd. Bij de oplevering van het gehuurde veranderde haar positie en heeft zij aangegeven dat het huis in slechte staat is, waardoor de waarborgsom niet zou worden terugbetaald. [eiser sub 1] heeft dan ook geweigerd om het eindinspectierapport te ondertekenen. Daarbij komt dat een deel van de schade is ontstaan vanwege normaal gebruik en dat deze dan ook niet voor rekening van [eiser sub 1] c.s. dient te komen.
5.2.
[gedaagde] heeft geen facturen, berekeningen, of links naar vergelijkbare goederen dan wel een vergelijkbare materiaalprijs getoond. Dit terwijl de renovatiewerkzaamheden al op 14 januari 2021 waren afgerond. Daarnaast wordt het schadebedrag steeds hoger. In het eindinspectierapport staat nog een bedrag van € 3.000,00, vervolgens wordt bij de lijst met vermeende gebreken € 6.000,00 aangehouden en nu komt het bedrag op € 13.000,00. Er zijn nieuwe gebreken aan de schadeposten toegevoegd. Daarnaast bestaat de gevorderde schade ten aanzien van de vervangingswaarde van defecte, vervuilde en niet meer bruikbare materialen uit ‘magische getallen’ zonder onderbouwing.

6.De beoordeling

de vordering en de tegenvordering
6.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
6.2.
Vast staat dat [gedaagde] uit hoofde van de huurovereenkomst verplicht is tot terugbetaling van de waarborgsom ter hoogte van € 2.970,00. De eerste vraag die beantwoord dient te worden is of [gedaagde] de door haar gestelde schade terecht heeft verrekend met de waarborgsom en daarom niet gehouden was om de waarborgsom terug te betalen aan [eiser sub 1] c.s.
6.3.
Op [eiser sub 1] c.s. rust zowel op grond van de huurovereenkomst als op grond van de wet de verplichting het gehuurde in dezelfde staat op te leveren, als bij aanvang van de huurperiode. Vaststaat dat zowel bij aanvang als bij beëindiging van de huur een inspectierapport is opgesteld en foto’s zijn gemaakt. Uit het inspectierapport volgt dat het gehuurde bij aanvang van de huur in goede staat verkeerde. Dit rapport is door partijen ondertekend. Naar het oordeel van de kantonrechter is het inspectierapport aan te merken als een beschrijving van het gehuurde in de zin van artikel 7:224 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). [eiser sub 1] c.s. dient het gehuurde dan ook op te leveren volgens deze beschrijving.
6.4.
Volgens [gedaagde] is dit niet gebeurd. Reden waarom zij de waarborgsom niet heeft terugbetaald en in onderhavige procedure nog een tegenvordering heeft ingesteld voor de door haar gemaakte kosten. [eiser sub 1] c.s. stelt hiertegenover dat [gedaagde] zou hebben aangegeven dat hij niet tot herstel behoefde over te gaan, omdat [gedaagde] al verbouwings-/renovatiewerkzaamheden had gepland. Dit volgt ook uit het feit dat zij half december 2020 al een nieuw keukenblad heeft besteld, aldus [eiser sub 1] c.s. [gedaagde] heeft dit gemotiveerd weersproken. Zij heeft hiertoe onder meer aangevoerd dat zij het gehuurde een jaar voor de aanvang van de huur al heeft gerenoveerd om deze verhuurklaar te maken. Dat [gedaagde] al voor de beëindiging van de huur een nieuw keukenblad had besteld had ermee te maken dat zij al bij de voorinspectie heeft geconstateerd dat dit moest worden vervangen en hiervoor een ruime afleveringstermijn zou gelden. Onder deze omstandigheden is dan ook onvoldoende gebleken dat [eiser sub 1] c.s. niet tot herstel behoefte over te gaan, zodat aan zijn stelling voorbij wordt gegaan.
6.5.
Van belang is dat de redelijkheid en billijkheid met zich meebrengen dat [eiser sub 1] c.s. er recht op had tijdig duidelijkheid te krijgen omtrent eventuele werkzaamheden die hij nog moest verrichten zodat hij zelf het nodige kon herstellen voor de eindinspectie. Een voorinspectie dient dan ook nauwkeurig te gebeuren. Tussen partijen is niet in geschil dat op 18 november 2020 een voorinspectie heeft plaatsgevonden. Er is echter geen voorinspectierapport overgelegd en [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde] verschillen van mening over wat is besproken. Dit betekent niet dat [gedaagde] haar recht heeft verspeeld op een volledige schadevergoeding, maar dat zij slechts die kosten op [eiser sub 1] c.s. kan verhalen die [eiser sub 1] c.s. ook had moeten maken om het gehuurde in de juiste staat (dezelfde staat als bij aanvang huur) op te leveren, behoudens andere afspraken die eventueel zijn gemaakt.
6.6.
Voor zover geldt dat [eiser sub 1] c.s. geen gelegenheid zou hebben gehad de eventuele bestaande gebreken zelf te herstellen, kunnen alleen de herstelkosten in rekening worden gebracht waarvan het voor [eiser sub 1] c.s. ook zonder voorafgaande inspectie duidelijk moet zijn geweest dat hij deze bij oplevering had dienen op te heffen en/of te herstellen.
6.7.
Ter zitting heeft [gedaagde] de stelling van [eiser sub 1] c.s. dat hij niet wist hoe het gehuurde moest worden opgeleverd gemotiveerd weersproken. Daartoe heeft zij aangevoerd dat [eiser sub 1] c.s. op 2 november 2020 een e-mail heeft ontvangen van Interhouse met bijgevoegd, in het Engels en Nederlands de ‘guidelines for end of contract’ dan wel ‘richtlijnen ten behoeve van eindoplevering door u gehuurde woning’ waaruit volgt hoe het gehuurde moest worden achtergelaten. Eveneens mag van [eiser sub 1] c.s. worden verwacht dat hij nog op de hoogte was van de staat van het gehuurde bij aanvang van de huur.
6.8.
[gedaagde] heeft een overzicht overgelegd (productie 11 bij conclusie van antwoord) waaruit volgt dat 415 uren zijn besteed aan de uitvoering van herstelwerkzaamheden, waaronder eveneens 96 uren voor het schoonmaken van het gehuurde vallen. [gedaagde] heeft een uurtarief gerekend van € 17,50 hetgeen zij heeft onderbouwd met een uitdraai van Aegon waarin is opgenomen dat met een vergoeding van € 17,50 kan worden gerekend (per persoon, per uur) indien zelf tot herstel wordt overgegaan. [gedaagde] betoogt verder tegenover de stelling van [eiser sub 1] c.s. dat zij de kosten niet heeft onderbouwd met facturen, omdat zij familie en vrienden heeft ingeschakeld. Dit wordt ook ondersteund door verschillende ingebrachte verklaringen. [gedaagde] benadrukt voor de goedkoopste oplossing te hebben gekozen door de schade in privé op te lossen. [eiser sub 1] c.s. heeft niet weersproken dat een uurtarief van € 17,50 redelijk is. [eiser sub 1] c.s. stelt echter dat de door [gedaagde] berekende uren veel te hoog zijn, gelet op de werkzaamheden die nog uitgevoerd diende te worden. [eiser sub 1] c.s. heeft immers ook al een aantal uren besteed aan het schoonmaken van het gehuurde. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] hiertegenover aan de hand van de door haar overgelegde foto’s voldoende heeft onderbouwd dat zij vele uren is bezig geweest met het schoonmaken en het herstellen van het gehuurde, zodat het hiervoor gevorderde bedrag niet als onredelijk kan worden aangemerkt. [gedaagde] heeft gekozen voor de goedkoopste optie door de werkzaamheden zelf en door familie en vrienden te laten uitvoeren. Door [eiser sub 1] c.s. is vervolgens niet (gemotiveerd) gesteld dat hij de schoonmaak- en herstelwerkzaamheden goedkoper had kunnen (laten) uitvoeren, dan wel dat de herstelkosten meer bedragen dan de kosten die [eiser sub 1] c.s. had moeten maken om het gehuurde terug te brengen in de staat zoals bij aanvang van de huur.
6.9.
[eiser sub 1] c.s. stelt verder nog dat de foto’s van de keuken die zouden zijn gemaakt bij oplevering (productie 7 van conclusie van antwoord) foto’s betreffen van de renovatie van de het gehuurde en niet overeenkomen met de staat van de keuken bij oplevering. [eiser sub 1] c.s. heeft echter niet betwist dat hij de mengkraan van de keuken heeft vervangen en deze met een dikke kitrand heeft bevestigd hetgeen uit deze foto’s ook volgt. Evenmin is door [eiser sub 1] c.s. weersproken dat de keukenkastjes, die eveneens op de foto’s zichtbaar zijn, dienden te worden vervangen. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan de stelling van [eiser sub 1] c.s. dat de overgelegde foto’s van de keuken niet zijn genomen bij de oplevering van het gehuurde. Ten aanzien van de stelling van [eiser sub 1] c.s. dat de vervanging van de keukenkastjes goedkoper had gekund heeft [gedaagde] gemotiveerd onderbouwd dat Ikea de maatvoering van haar keukens heeft gewijzigd, zodat zij hier niet simpelweg nieuwe frontjes kon bestellen. [gedaagde] heeft verder toegelicht dat het schuren en opnieuw schilderen van de keukenkastjes daarmee juist de goedkoopste oplossing was. [eiser sub 1] c.s. heeft dit niet betwist dan wel gesteld dat hij deze werkzaamheden goedkoper had kunnen (laten) uitvoeren, zodat dit vast is komen te staan.
6.10.
Ten aanzien van het schuren en oliën van de houtenvloer heeft [gedaagde] gemotiveerd onderbouwd dat schade, te weten krassen, is ontstaan vanwege de hond van [eiser sub 1] c.s. en dat [eiser sub 1] c.s. (per Whatsappbericht) heeft ingestemd de schade te vergoeden die door de hond zou ontstaan. [gedaagde] heeft verder voldoende onderbouwd dat zij het in de schuur achtergelaten grofvuil nog moest afvoeren, omdat [eiser sub 1] c.s. dit had nagelaten. Verder is niet betwist dat de muren moesten worden geschilderd dan wel behangen, dat het keukenblad moest worden vervangen en dat er schade was in het toilet en aan het badkamermeubel, zodat ook de hiervoor opgevoerde uren redelijk worden geacht. [eiser sub 1] betwist nog het aantal uren dat aan de tuin is besteed, omdat het een kleine tuin betreft zonder bomen. Gelet op de overgelegde foto’s van de tuin acht de kantonrechter de hiervoor gemaakte uren eveneens redelijk. Ook voor deze posten geldt dat gesteld noch gebleken is dat de herstelkosten meer bedragen dan waarvoor [eiser sub 1] c.s. de werkzaamheden had kunnen (laten) uitvoeren.
6.11.
Voor zover [eiser sub 1] c.s. zich op het standpunt stelt dat bovenstaande herstelwerkzaamheden het gevolg zijn van normaal gebruik en deze niet aan hem kunnen worden toegerekend, heeft hij onvoldoende onderbouwd op welke elementen van de door [gedaagde] gestelde schade dit zou zien. De enkele stelling dat elke slijtage door [gedaagde] als beschadiging wordt geïnterpreteerd is daartoe onvoldoende. De stelling van [eiser sub 1] c.s. is daarmee onvoldoende concreet onderbouwd en moet daarom worden gepasseerd.
6.12.
De kantonrechter zal, gelet op bovenstaande, de vordering ten aanzien van de gemaakte uren voor herstelwerkzaamheden ter hoogte van € 7.262,50 dan ook toewijzen.
6.13.
[eiser sub 1] c.s. heeft de vordering ten aanzien van de aangeschafte materialen voor het herstel van het gehuurde niet weersproken, met uitzondering van de kosten voor het keukenblad ter hoogte van € 359,85. [eiser sub 1] c.s. stelt hiertoe dat de schade aan het keukenblad al zichtbaar was bij aanvang van de huur en derhalve niet door hem is veroorzaakt. Dit wordt door [gedaagde] betwist. In het inspectierapport is geen melding gemaakt van schade aan het keukenblad. Dit terwijl andere kleine schades aan het gehuurde wel expliciet zijn opgenomen. Voor zover wel sprake was van schade aan het keukenblad had het op de weg van [eiser sub 1] c.s. gelegen om hier destijds een opmerking over te maken. Het inspectierapport dient als uitgangspunt en wordt geacht volledig te zijn.
6.14.
De vordering ter hoogte van € 1.227,66 ten aanzien van de aanschaf van materialen voor het herstel van het gehuurde ligt dan ook eveneens voor toewijzing gereed.
6.15.
[gedaagde] heeft ter zitting aangegeven een deel van haar vordering voorwaardelijk in te stellen, in die zin, dat zij haar vordering ten aanzien van de vervangingswaarde van defecte, vervuilde en niet meer bruikbare materialen ter hoogte van een bedrag van € 5.325,32 alleen zal handhaven indien de kantonrechter tot het oordeel komt dat dit deel van de vordering geen nadere onderbouwing, door middel van bewijslevering, vergt.
6.16.
De kantonrechter overweegt als volgt. [gedaagde] heeft een overzicht overgelegd (productie 13 bij conclusie van antwoord) waarin zij per item een bedrag aan kosten heeft opgenomen. Een onderbouwing van deze kosten ontbreekt. [eiser sub 1] c.s. heeft deze kosten (gemotiveerd) betwist en tevens gesteld dat [gedaagde] een groot deel van deze kosten niet eerder heeft opgevoerd. Het ligt dan ook op de weg van [gedaagde] om aan te tonen dat zij de door haar gestelde kosten voor het vervangen van materialen daadwerkelijk heeft gemaakt. De kantonrechter zou derhalve gelet op de stellingen van [gedaagde] toekomen aan een bewijsopdracht en daarmee wordt niet voldaan aan de voorwaarde die [gedaagde] heeft gesteld voor de handhaving van dit deel van de vordering. Dit deel van de vordering behoeft dan ook geen verdere bespreking.
6.17.
[eiser sub 1] c.s. stelt nog dat het schadebedrag steeds meer is opgelopen nu in het eindinspectierapport slechts een bedrag van € 3.000,00 is opgenomen, vervolgens een Excellijst is overgelegd met € 6.050,00 aan kosten en in de onderhavige procedure een bedrag van circa € 13.000,00 aan kosten wordt opgevoerd. [gedaagde] heeft toegelicht dat de kosten na overleg met Interhouse zijn geschat op € 6.050,00 en dat later de daadwerkelijke kosten zijn vastgesteld. Uit het eindinspectierapport volgt dat hierin niet het volledige bedrag aan schade is opgenomen en verwezen wordt naar een mail met een Excelbestand. Voor zover [eiser sub 1] c.s. zich erop beroept dat [gedaagde] het bedrag aan schade ten onrechte heeft verhoogd, omdat de schade reeds was vastgesteld, overweegt de kantonrechter dat [eiser sub 1] c.s. het eindinspectierapport niet heeft getekend. Dit komt dan ook voor zijn eigen risico. Evenmin is gebleken dat partijen op een andere wijze reeds overeenstemming hadden bereikt over de hoogte van het schadebedrag.
6.18.
Hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd met betrekking tot de gebrekkige communicatie doet ten aanzien van onderhavige geschil niet ter zake, zodat de kantonrechter hier verder niet op in zal gaan.
6.19.
Het door [gedaagde] gevorderde en toe te wijzen bedrag overstijgt de door [eiser sub 1] c.s. betaalde waarborgsom, zodat de vordering van [eiser sub 1] c.s. tot terugbetaling van de waarborgsom wordt afgewezen. Voor de nevenvorderingen geldt hetzelfde.
6.20.
De vordering van [gedaagde] wordt toegewezen tot een bedrag van (€ 7.262,50 + € 1.227,66 minus de waarborgsom ter hoogte van € 2.970,00 = ) € 5.520,16.
6.21.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser sub 1] c.s., omdat hij ongelijk krijgt, met dien verstande dat de proceskosten op nihil worden gesteld aangezien [gedaagde] niet bij gemachtigde is verschenen.

7.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
7.1.
wijst de vordering af;
7.2.
veroordeelt [eiser sub 1] c.s. tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op nihil.
de tegenvordering
7.3.
veroordeelt [eiser sub 1] c.s. tot betaling aan [gedaagde] van € 5.520,16;
7.4.
veroordeelt [eiser sub 1] c.s. tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op nihil;
7.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter