Op 28 februari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser, eigenaar van een woning, en de heffingsambtenaar van de gemeente Zandvoort. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 1.006.000, welke waarde later werd verlaagd naar € 1.003.000 na een uitspraak op bezwaar. De eiser was het niet eens met deze waardebepaling en heeft beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 14 februari 2022 heeft de eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij een lagere waarde van € 900.000 voorstelde, onderbouwd met argumenten over de inhoud van de aanbouw en vergelijkingsobjecten. De heffingsambtenaar verdedigde de vastgestelde waarde met een taxatierapport, maar de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de waarde van de woning op de waardepeildatum niet meer dan € 950.000 kon zijn, en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd en de waarde van de woning vastgesteld op € 950.000, met een overeenkomstige vermindering van de aanslag onroerende-zaakbelastingen. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de eiser.