Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 1 september 2021
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de aanvullende producties van de zijde van de vrouw
- de mondelinge behandeling van 31 januari 2022, tijdens welke zitting namens de vrouw het woord gevoerd is aan de hand van een pleitnota en van welke zitting de griffier aantekeningen heeft bijgehouden.
2.De feiten
€ 75.000,- betaald, welke schuld resteerde na verkoop van de woning in [plaats 2] .
3.Het geschil
in conventie
€ 37.500,- te betalen aan de vrouw ter gelegenheid van het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
€ 75.000,- betekent echter nog niet dat de vrouw aanspraak kan maken op betaling van de helft van dit bedrag (€ 37.500,-) door de man aan haar. Partijen zijn immers voor de (gehele) schuld hoofdelijk aansprakelijk tegenover de bank, zodat de man niet bevrijdend kan betalen aan de vrouw. Wel kan op grond van artikel 6:10 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een regresrecht ontstaan. Een regresrecht ontstaat echter pas op het moment dat de vrouw meer dan haar helft van de schuld heeft afgelost. Dat de vrouw inmiddels meer dan de helft van de schuld heeft afgelost, is niet gesteld of gebleken. Vooralsnog heeft de vrouwde vrouw dus geen regresrecht jegens de man. De vordering van de vrouw om de man te veroordelen de helft van de schuld aan haar te betalen wordt daarom afgewezen.