ECLI:NL:RBNHO:2022:1636

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
9477436 \ CV EXPL 21-3649
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van factuur voor installatie van verwarmingshaard en oplevering van werk

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vennootschap onder firma, eiseres, en een consument, gedaagde, over de betaling van een factuur voor de installatie van een verwarmingshaard. Eiseres vorderde betaling van € 2.204,15, bestaande uit € 1.900,00 aan hoofdsom, € 285,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 19,15 aan rente. Gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat de werkzaamheden niet waren opgeleverd, omdat het bedieningskastje niet was geïnstalleerd. De kantonrechter oordeelde dat de oplevering stilzwijgend had plaatsgevonden, omdat gedaagde niet tijdig had gereageerd op de gereedmelding van eiseres. De kantonrechter stelde vast dat eiseres de werkzaamheden had uitgevoerd, met uitzondering van het bedieningskastje dat door gedaagde was geleverd en defect was. Gedaagde kon zich daarom niet beroepen op opschorting van de betalingsverplichting. De kantonrechter wees de vordering van eiseres toe en veroordeelde gedaagde tot betaling van de hoofdsom en wettelijke rente vanaf de verzuimdatum. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat eiseres niet had aangetoond wanneer de aanmaning was verzonden. De proceskosten werden aan gedaagde opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 9477436 \ CV EXPL 21-3649 / MdV
Uitspraakdatum: 10 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap onder firma
[eiseres]
gevestigd te [vestigingsplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: J. Hogendoorn
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
De zaak in het kort
Deze zaak gaat om de vraag of een consument de factuur van een installateur van verwarmingshaarden moet betalen. De consument voert aan dat hij de factuur niet hoeft te betalen, omdat de installateur de werkzaamheden niet heeft opgeleverd en de werkzaamheden nog niet zijn afgerond. De kantonrechter wijst de vordering van de installateur toe. Een oplevering kan ook stilzwijgend plaatsvinden en de omstandigheid dat de haard nog niet werkt kan de installateur niet worden verweten.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 29 september 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 10 februari 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft op 15 februari 2021 een offerte aan [gedaagde] uitgebracht voor het uitvoeren van de volgende werkzaamheden:
  • het stellen van de haard Dru Metro 100XT Eco Wave (door [gedaagde] geleverd),
  • het doorvoeren van een flexibel kanaal rond 100 mm (door [gedaagde] geleverd),
  • het aansluiten van de haard op het flexibel kanaal,
  • het plaatsen van brandwerend vermacel achter de haard,
  • het gastechnisch aansluiten van de haard,
  • het maken van een boezem van brandwerkend vermacel,
  • het plaatsen van een dakdoorvoer concentrisch,
  • het aansluiten van het bedieningskastje (door [gedaagde] geleverd).
Op basis van de offerte bedragen kosten van deze werkzaamheden € 1.900,00 inclusief btw.
2.2.
[eiseres] heeft de werkzaamheden, met uitzondering van het aansluiten van het bedieningskastje, uitgevoerd.
2.3.
Ten behoeve van de uitgevoerde werkzaamheden heeft [eiseres] op 10 maart 2021 een factuur van € 1.900,00 inclusief BTW aan [gedaagde] toegestuurd. [gedaagde] heeft deze factuur onbetaald gelaten.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 2.204,15. Dit bedrag bestaat uit € 1.900,00 aan hoofdsom, € 285,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 19,15 aan rente tot en met 24 september 2021.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij in opdracht en voor rekening van [gedaagde] werkzaamheden heeft verricht. [gedaagde] heeft hiervoor een factuur van [eiseres] ontvangen. [gedaagde] heeft deze factuur, ondanks aanmaningen, niet voldaan en is daarom ook rente en kosten verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat [eiseres] het werk niet heeft opgeleverd en dat hij pas na oplevering gehouden is om over te gaan tot betaling voor de uitgevoerde werkzaamheden. Bovendien zijn de werkzaamheden die [eiseres] op basis van de offerte moest verrichten niet afgerond, omdat het bedieningskastje niet is geïnstalleerd. [gedaagde] heeft met [eiseres] afgesproken dat [eiseres] een nieuw bedieningskasje zou bestellen en hem daarvoor een factuur zou sturen. [gedaagde] heeft het bedieningskastje en de factuur echter nooit ontvangen en kan de haard daardoor niet gebruiken. [gedaagde] voert aan dat hij, zolang het werk niet is afgerond en opgeleverd, hij gerechtigd is zijn betalingsverplichting op te schorten.

4.De beoordeling

4.1.
De overeenkomst tussen partijen betreft een overeenkomst van aanneming van werk. De aannemer ( [eiseres] ) is op grond van deze overeenkomst verplicht het overeengekomen werk tot stand te brengen en op te leveren. [gedaagde] als opdrachtgever moet de overeengekomen prijs betalen.
4.2.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat het werk niet is opgeleverd en hij de factuur van [eiseres] daarom nog niet hoeft te betalen. [eiseres] brengt daar tegenin dat hij, voordat hij vertrok, aan [gedaagde] heeft laten zien dat de haard brandde. Het door [gedaagde] geleverde bedieningskastje heeft hij echter niet kunnen installeren, omdat deze kapot was. Het was daarom alleen mogelijk om de haard handmatig via een ‘trucje’ aan te zetten.
4.3.
Gelet op het verweer van [gedaagde] zal als eerste beoordeeld worden of een oplevering van het werk heeft plaatsgevonden. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Uitgangspunt is dat een opdrachtgever binnen een redelijke termijn na de gereedmelding door de aannemer het werk moet keuren en eventueel protesteert tegen een gebrekkige oplevering. Gebeurt dat niet dan wordt de opdrachtgever geacht het werk stilzwijgend te hebben aanvaard en is het werk als opgeleverd te beschouwen. [1] [eiseres] heeft onbetwist gesteld dat de haard, toen zij haar werkzaamheden had afgerond, werkte en brandde. [eiseres] heeft haar werkzaamheden hiermee als gereed aangeboden aan [gedaagde] . Dat het op dat moment alleen mogelijk was om de haard handmatig via een ‘trucje’ aan te zetten, omdat het door [gedaagde] zelf geregelde bedieningskastje kapot was en niet geïnstalleerd kon worden, doet daar niets aan af. Het had vervolgens op de weg van [gedaagde] gelegen om het werk binnen een redelijke termijn na de gereedmelding door [eiseres] te keuren en het werk eventueel uitdrukkelijk te weigeren. Dat [gedaagde] dat heeft gedaan is echter niet gebleken, waardoor [gedaagde] wordt geacht het werk stilzwijgend te hebben aanvaard en het werk als opgeleverd moet worden beschouwd.
4.4.
Het voorgaande betekent dat de door [eiseres] aan [gedaagde] verzonden factuur opeisbaar is en [gedaagde] deze moet betalen, tenzij [gedaagde] gerechtigd was zijn betalingsverplichting op te schorten. De kantonrechter oordeelt dat het beroep op opschorting niet slaagt en licht dit als volgt toe.
4.5.
[gedaagde] voert aan dat hij zijn betalingsverplichting mocht opschorten, omdat het bedieningskastje wat [eiseres] volgens de offerte moest installeren niet is geplaatst. Voor een geslaagd beroep op opschorting is vereist dat de partij die als eerste moet presteren de op hem rustende verplichtingen niet nakomt. Hoewel [eiseres] als eerste moest presteren kan hem niet verweten worden dat hij het bedieningskasje niet heeft geïnstalleerd. Zoals ook vermeld in de offerte is het bedieningskasje door [gedaagde] geleverd en niet weersproken is dat dit bedieningskastje kapot was. De omstandigheid dat het door [gedaagde] geleverde materiaal kapot was, komt voor zijn rekening en risico en kan niet aan [eiseres] worden tegengeworpen. Niet gesteld of gebleken is dat [eiseres] de overige in de offerte vermelde werkzaamheden niet of gebrekkig heeft uitgevoerd. De kantonrechter houdt het er daarom voor dat [eiseres] de werkzaamheden die hij op basis van de offerte moest verrichten – voor zover dat voor hem mogelijk was – heeft uitgevoerd. Van een ‘niet nakomen’ door [eiseres] is dus geen sprake en [gedaagde] kan zich daardoor niet op opschorting beroepen.
4.6.
Omdat het beroep van [gedaagde] op opschorting onterecht is, brengt dat met zich mee dat hij jegens [eiseres] in verzuim is komen te verkeren. [2] Uit de wet volgt vervolgens dat zolang [gedaagde] in verzuim is, [eiseres] niet in verzuim kan raken. [3] Bovendien geldt dat het leveren van een (nieuw) bedieningskastje geen onderdeel van de overeenkomst tussen partijen is. Omdat het gebrekkige bedieningskastje afkomstig is van [gedaagde] , kan van [eiseres] niet verwacht worden het bedieningskastje alsnog te installeren op basis van de in 4.1 hiervoor genoemde overeenkomst [4] . [gedaagde] zal daarvoor dan een afzonderlijke – nieuwe – overeenkomst met [eiseres] moeten sluiten.
4.7.
Aan het verweer van [gedaagde] dat [eiseres] hem zou hebben verteld dat de haard door problemen met de gas- en elektra-aansluiting niet zou werken en hij daarom onnodige kosten heeft gemaakt, gaat de kantonrechter voorbij. [eiseres] heeft betwist dat hij dit heeft gezegd. Het had daarom op de weg van [gedaagde] gelegen zijn standpunt verder te onderbouwen. Dit heeft hij nagelaten. Dit geldt ook voor de vermeende schade aan houtwerk of dakpannen, deze is betwist en [gedaagde] heeft daar niet eerder over geklaagd dan in zijn verweer tegen de onderhavige vordering.
4.8.
De conclusie is dat de door [eiseres] gevorderde hoofdsom zal worden toegewezen.
4.9.
Tegen de door [eiseres] gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente heeft [gedaagde] geen zelfstandig verweer gevoerd. Omdat [gedaagde] de factuur van [eiseres] niet tijdig heeft voldaan, is hij vanaf de datum van verzuim wettelijke rente over de hoofdsom verschuldigd. De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de verzuimdatum genoemd in de brief van 10 augustus 2021, overgelegd als productie 8 bij de dagvaarding. In deze brief, die als ingebrekestelling kan worden beschouwd, wordt [gedaagde] aangemaand te betalen binnen 16 dagen na ontvangst van die brief. [gedaagde] is daarom vanaf 27 augustus 2021 in verzuim. De kantonrechter zal de gevorderde wettelijke rente vanaf die datum toewijzen. Een eerdere verzuimdatum is niet gebleken, omdat een betalingstermijn op een factuur niet zonder meer als een fatale termijn kan worden beschouwd.
4.10.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, omdat [eiseres] niet heeft gesteld op welke datum zij de aanmaning aan [gedaagde] heeft verzonden. [5]
4.11.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 1.900,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 27 augustus 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 100,32
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 374,00 ;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7:758 Burgerlijk Wetboek (BW)
2.HR 21 september 2007, LJN BA9610, NJ 2009/50 (Ammerlaan/Enthoven)
3.Artikel 6:61 BW
4.Artikel 7:760 lid 2 BW
5.Artikel 6:96 lid 6 BW en uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704