Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.De procedure
- het vonnis in incident van 10 februari 2021 en de daarin genoemde stukken;
- het tussenvonnis van 25 augustus 2021, waarbij een mondelinge behandeling is gelast, en de daarin genoemde stukken;
- de akte verbetering c.q. aanvulling eis van de zijde van [eiser 1] en [eiser 2] ;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte overleggen producties met producties 34 tot en met 36 van de zijde van [eiser 1] en [eiser 2] ;
- de akte overlegging producties met producties 58 en 59 van de zijde van [gedaagde] ;
- de akte overlegging producties en wijziging van eis met producties 60 en 61 van de zijde van [gedaagde] ;
- de mondelinge behandeling van 25 januari 2022, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden en waarbij door beide partijen pleitaantekeningen zijn overgelegd;
- de ter mondelinge behandeling door [eiser 1] en [eiser 2] in het geding gebrachte akte wijziging van eis.
2.De zaak in het kort
3.De feiten
- onder meer - het volgende is vermeld (hierna: de geldleningsovereenkomst):
toestemming geeft haar eigendom zijnde het pand aan de [adres 3] te [plaats 4] door de uitlener te verbouwen.
dit pand huurt van de lener.
Overzicht verbouwingskosten [adres 4]” (hierna: het kostenoverzicht). De daarop weergegeven kosten dateren van 10 september 2012 tot en met 25 april 2015. In totaal is op het kostenoverzicht een bedrag van € 75.626,80 gespecificeerd.
Reden van opname
beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging” (hierna: het indicatiebesluit).
aflossing geldlening”.
Relevante voorgeschiedenis:
4.Het geschil
in conventie
5.De beoordeling
in conventie
- De opname in de GGZ-instelling hield verband met een zelfmoordpoging en tinnitus, maar niet met dementieklachten. In de ontslagbrief van de GGZ-instelling van 30 september 2015 (aangehaald in 3.8 van dit vonnis) wordt niet gesproken over dementie of andere oordeelstoornissen. Er is slechts een milde cognitieve stoornis op vasculaire basis geconstateerd, die middels medicatie werd behandeld, waardoor achteruitgang niet is aan te nemen.
- Uit het indicatiebesluit van september 2015 (VV04) volgt juist dat geen sprake is van dementie van erflaatster, omdat in dat geval een VV05 indicatie (“
- [eiser 1] schrijft in haar brief van 5 februari 2018 (aangehaald in 3.13 van dit vonnis) ook zelf dat erflaatster niet wilsonbekwaam was.
- Er is om die reden ook geen curatele of bewind aangevraagd.
- Op 7 augustus 2017 heeft erflaatster de benedenwoning geleverd aan [gedaagde] , waarbij notaris mr. [notaris 1] betrokken is geweest. Mr. [notaris 1] heeft in een e-mail van 24 december 2020 verklaard dat hij de transactie met erflaatster heeft besproken en uitvoerig de akte en de nota van afrekening met haar heeft doorgenomen, en dat hij daarbij niet het minste spoor van twijfel had dat zij wilsbekwaam was. Ook heeft de notaris verklaard dat erflaatster helder formuleerde, wist wat er gebeurde en wist wat er speelde.
- In juli 2018 heeft erflaatster (op advies van [eiser 1] en de door haar ingeschakelde fiscalist) de bovenwoning verkocht en geleverd aan een derde, waarbij eveneens een notaris betrokken is geweest, namelijk een notaris van het kantoor Schölvinck & Jager. Blijkens de e-mail van [eiser 1] van 10 juli 2018 heeft die notaris een bezoek gebracht aan erflaatster om haar instemming met de verkoop en de volmacht aan [eiser 1] te verifiëren.
- In het najaar van 2018 hebben schenkingen plaatsgevonden van erflaatster aan partijen en aan de kleinkinderen van erflaatster. [eiser 1] heeft hierover geschreven dat dit gebeurde “
- Erflaatster heeft op 16 oktober 2018 twee additionele schenkingsovereenkomsten ondertekend en [eiser 1] heeft in haar e-mail van 31 januari 2019 aan notaris mr. [notaris 2] gevraagd wanneer deze schenkingen zullen worden uitgekeerd.
Mild Cognitieve Impairment op vasculaire basis” voor de oordeelsvorming van erflaatster. Gelet op het verweer van [gedaagde] had dat wel op hun weg gelegen. [eiser 1] en [eiser 2] hebben ter mondelinge behandeling slechts herhaald dat is vastgesteld dat sprake was van cognitieve stoornissen en dementie (pleitaantekeningen, nr. 14), zonder daarbij enige onderbouwing te geven of te reageren op de standpunten daarover van [gedaagde] .
daaromheeft ingestemd met de geldleningsovereenkomst en de verkoop/levering van de benedenwoning aan [gedaagde] , terwijl dit voor een geslaagd beroep op misbruik van omstandigheden wel vereist is. [eiser 1] en [eiser 2] hebben dit verder ook niet toegelicht. Dat [gedaagde] misbruik heeft gemaakt van de zorgen die erflaatster had over haar financiën, is door [eiser 1] en [eiser 2] evenmin voldoende concreet gesteld. Bovendien is dit betoog niet te rijmen met het feit dat de notaris (mr. [notaris 1] ) heeft verklaard dat hij de transactie met betrekking tot de benedenwoning, waarvan de geldleningsovereenkomst onderdeel uitmaakte, uitvoerig met erflaatster heeft doorgesproken en heeft gecontroleerd dat erflaatster daarmee instemde.
(€ 189.000) onder aftrek van de geldlening voor de verbouwingskosten (€ 80.000), om te voorkomen dat de koop (uit 2011) door de fiscus zou worden aangemerkt als schenking. Dit betoog van [gedaagde] vindt onder meer steun in het feit dat [gedaagde] in 2012 de woning heeft laten taxeren (marktwaarde: € 100.000) en heeft geprobeerd financiering te verkrijgen. [eiser 1] en [eiser 2] hebben het bestaan van een mondelinge koopovereenkomst in 2011 betwist, maar deze betwisting verder niet gemotiveerd, hetgeen wel op hun weg had gelegen, ook gelet op het feit dat [eiser 1] (mede namens [eiser 2] ) in haar email aan [gedaagde] van 26 maart 2018 heeft erkend dat in 2012 al is gesproken over de koop van de werkplaats door [gedaagde] voor
€ 100.000. Dat de verkoop van de benedenwoning aan [gedaagde] nadelig was voor erflaatster, staat dus niet vast, omdat de koop van de (toen nog) werkplaats al in 2011 lijkt te zijn gesloten tegen de toenmalige taxatiewaarde.