In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. D.N. Lavain, een handhavingsverzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad. Dit verzoek volgde op een omgevingsvergunning die op 30 november 2020 was verleend voor de bouw van 16 houten schuttingen. Eiseres maakte bezwaar tegen deze vergunning, wat op 29 juni 2021 gedeeltelijk gegrond werd verklaard. De gemeente weigerde echter de vergunning voor de legalisatie van de schuttingen. Eiseres diende op 20 september 2021 een handhavingsverzoek in, maar het college heeft hierop niet tijdig beslist. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar handhavingsverzoek.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het college in gebreke is gebleven, aangezien het niet binnen de wettelijke termijn van acht weken op het handhavingsverzoek heeft beslist. De rechtbank heeft bepaald dat het college binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college een dwangsom van € 1.442,- heeft verbeurd door het niet tijdig beslissen. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door het college moet worden betaald, evenals het griffierecht van € 184,-.
De uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd. De rechtbank heeft het college opgedragen om binnen de gestelde termijn alsnog een besluit op het handhavingsverzoek bekend te maken.