ECLI:NL:RBNHO:2022:2530

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
9382796 CV EXPL 21-5404
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De gedeeltelijke toewijzing van een vordering tot betaling van een onbetaalde factuur met betrekking tot een alarm-, camera- en video-intercomsysteem, waarbij de gedaagde zich beroept op opschorting van betaling wegens gebreken in de installatie.

In deze zaak heeft Fortezza Security Solutions B.V. (hierna: Fortezza) een vordering ingesteld tegen [gedaagde] Holding B.V. (hierna: [gedaagde]) voor betaling van een onbetaalde factuur van € 3.614,88, die betrekking heeft op de aanleg van een alarm-, camera- en video-intercomsysteem. De factuur had een betalingstermijn van 14 dagen, maar [gedaagde] heeft deze niet voldaan, omdat zij diverse gebreken in de installatie had geconstateerd. Fortezza heeft meerdere keren geprobeerd de gebreken te verhelpen, maar [gedaagde] heeft uiteindelijk pas op 24 juni 2021 een deel van het factuurbedrag betaald, terwijl zij ook buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente verschuldigd was.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] gerechtigd was om de betaling op te schorten totdat de gebreken waren verholpen. Echter, na de laatste communicatie van Fortezza op 21 mei 2021, waarin werd aangegeven dat de werkzaamheden waren afgerond, was [gedaagde] niet langer gerechtigd om de betaling op te schorten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] in verzuim is geraakt op 4 juni 2021, en dat Fortezza recht heeft op de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van Fortezza toegewezen tot een bedrag van € 503,13, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 24 juni 2021. De proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde], omdat zij grotendeels ongelijk heeft gekregen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9382796 \ CV EXPL 21-5404
Uitspraakdatum: 16 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Fortezza Security Solutions B.V.
gevestigd te Amsterdam
eiseres
verder te noemen: Fortezza
gemachtigde: R. van Schendel
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] Holding B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. Th.C. Visser

1.Het procesverloop

1.1.
Fortezza heeft bij dagvaarding van 3 augustus 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Fortezza heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.Feiten

2.1.
Fortezza heeft in opdracht van [gedaagde] in 2020 een alarm-, camera- en video-intercomsysteem aangelegd. Hiervoor heeft zij bij factuur van 11 december 2020 een bedrag van € 3.614,88 bij [gedaagde] in rekening gebracht (hierna: de Factuur). De Factuur vermeldt een betalingstermijn van 14 dagen.
2.2.
Na installatie van de systemen heeft [gedaagde] diverse keren aan Fortezza meegedeeld dat deze niet naar behoren werkten. Fortezza is vervolgens diverse keren bij [gedaagde] langs geweest om de gebreken te verhelpen.
2.3.
Bij e-mail van 21 mei 2022 heeft Fortezza aan [gedaagde] geschreven : ‘
(…) In de bijlage onze factuur van 11 december 2020. Vanochtend tijdens het financieel overleg begreep ik (…) dat de werkzaamheden inmiddels zijn afgerond en de installatie werkzaam is. Vriendelijk verzoek de factuur zo spoedig mogelijk te betalen. (…)
2.4.
Bij e-mail van 16 juni 2021 heeft Fortezza aan [gedaagde] geschreven: ‘
(…) In de bijlage onze factuur van 11 december 2021. Hierover is eerder gemaild. Op navraag bij de projectleider kwam de informatie tot mij dat er inmiddels geen redenen meer zijn om de betaling niet te voldoen of nog langer uit te stellen. Op 21 mei jl is dit ook gedeeld. Daarom hierbij het laatste verzoek om de betaling deze week te voldoen. (…)
2.5.
Op 23 juni 2021 is [gedaagde] door de incassogemachtigde van Fortezza gesommeerd tot betaling van € 4.244,87 (hoofdsom, rente en incassokosten).
2.6.
Op 24 juni 2021 heeft [gedaagde] een bedrag van € 3.614,88 aan Fortezza betaald.
2.7.
Op 29 juni 2021 is [gedaagde] door de incassogemachtigde van Fortezza gesommeerd tot betaling van € 631,33.

3.De vordering

3.1.
Fortezza vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 634,55, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van de dagvaarding en de proceskosten.
3.2.
Fortezza legt aan de vordering – kort weergegeven – het volgende ten grondslag. Ondanks diverse betalingsverzoeken betaalde [gedaagde] de Factuur niet. Fortezza moest daarom haar incassogemachtigde inschakelen. [gedaagde] moest daarom ook incassokosten en rente aan Fortezza betalen. Pas daarna heeft [gedaagde] het factuurbedrag betaald. Deze betaling strekt op grond van artikel 6:44 van het Burgerlijk Wetboek (BW) eerst in mindering op kosten en rente, zodat [gedaagde] nog een restantbedrag moest betalen. Dat bedrag heeft zij onbetaald gelaten.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. [gedaagde] voert – samengevat – aan dat zij geen incassokosten en ook geen, of in ieder geval een minder hoog bedrag, aan rente verschuldigd is. De Factuur is betaald, nadat de installatie geen gebreken meer vertoonde. Daarbij heeft [gedaagde] zelf ook kosten moeten maken om de installatie deugdelijk te laten werken, zodat haar een beroep op verrekening toekomt.

5.De beoordeling

5.1.
Vast staat dat [gedaagde] de Factuur niet binnen de daarin opgenomen betalingstermijn heeft voldaan. De vraag die beantwoord moet worden is of, en zo ja welke, gevolgen dat heeft.
Opschorting
5.2.
[gedaagde] beroept zich op opschorting. Niet in geschil is dat [gedaagde] na de uitvoering van de werkzaamheden door Fortezza diverse keren heeft geklaagd over de geïnstalleerde systemen. Fortezza is daarom nog diverse keren bij [gedaagde] langs geweest om de gebreken te verhelpen. Daaruit blijkt naar het oordeel van de kantonrechter dat [gedaagde] gerechtigd was om de betaling van de Factuur op te schorten, totdat de gebreken verholpen waren.
5.3.
Dat [gedaagde] de betaling niet mocht opschorten omdat, zoals Fortezza stelt, [gedaagde] niet aan Fortezza had meegedeeld dat en op welke grond zij de betaling opschortte, volgt de kantonrechter niet. Nog daargelaten dat een dergelijke mededelingsplicht slechts onder omstandigheden uit de redelijkheid en billijkheid voortvloeit, waarvan in dit geval niet is gebleken, blijkt uit de e-mails van 21 mei 2021 en 16 juni 2021 dat Fortezza wist dat [gedaagde] betaling van de Factuur opschortte in verband met de geconstateerde gebreken. Dat verklaart ook waarom Fortezza pas op 21 mei 2021 een eerste betalingsherinnering naar [gedaagde] verstuurde, terwijl de betalingstermijn van de Factuur op 25 december 2020 al was verstreken.
5.4.
[gedaagde] heeft de Factuur uiteindelijk pas op 24 juni 2021 voldaan, ondanks de aan haar op 21 mei 2021 en 16 juni 2021 verstuurde betalingsherinneringen. Niet gesteld of gebleken is waarom [gedaagde] tot die datum heeft gewacht met de betaling, terwijl zij zich niet heeft verzet tegen het door Fortezza in de e-mail van 2021 ingenomen standpunt dat de werkzaamheden (in ieder geval) op 21 mei 2021 waren afgerond en de installatie werkzaam was. De kantonrechter is daarom van oordeel dat [gedaagde] vanaf 21 mei 2021 niet langer gerechtigd was om de betaling van de Factuur op te schorten. De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is per welke datum [gedaagde] in verzuim is komen te verkeren. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
Verzuim
5.5.
Gezien het terechte beroep van [gedaagde] op opschorting is het verzuim niet ingetreden vanaf de datum waarop de betalingstermijn van de Factuur was verstreken. De vertraging in de betaling kan namelijk niet aan haar worden toegerekend, omdat Fortezza zelf in verzuim was. [gedaagde] had er wel zelf op bedacht moeten zijn dat nadat de opschortingsbevoegdheid was geëindigd de betalingsverplichting herleefde in dezelfde stand als op het moment dat de opschorting werd ingeroepen. Uit de door partijen ingenomen standpunten blijkt alleen niet op welk moment [gedaagde] de opschorting precies heeft ingeroepen. Het is daarom voor de kantonrechter niet mogelijk om te bepalen in welke stand de betalingsverplichting verkeerde op 21 mei 2021.
5.6.
Daarbij komt dat Fortezza [gedaagde] op 21 mei 2021 nog een nadere termijn voor betaling heeft gegund (‘
zo spoedig mogelijk betalen’). Ook daaruit kan geen duidelijke betalingstermijn worden afgeleid. De kantonrechter ziet daarom aanleiding om aan te sluiten bij de in de Factuur genoemde betalingstermijn van 14 dagen, zodat [gedaagde] op 4 juni 2021 in verzuim is geraakt.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.7.
Fortezza maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: Het Besluit) van toepassing is, omdat het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat Fortezza voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Dat uit de sommaties en aanmaningen niet volgt dat Fortezza deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt, zoals [gedaagde] aanvoert, doet niet ter zake. Voldoende is namelijk dat wordt aangetoond dat daadwerkelijk incassohandelingen zijn verricht, waarbij een enkele brief voldoende is (Hoge Raad 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1405). Het gevorderde bedrag (€ 486,49) aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en is daarom toewijsbaar.
Wettelijke handelsrente
5.8.
In verband met de vertraging in de voldoening van de in de Factuur opgenomen geldsom is [gedaagde] – gelet op artikel 6:119a lid 1 en 7 BW – vanaf 4 juni 2021 tot en met de dag waarop de volledige geldsom is voldaan, wettelijke handelsrente verschuldigd. De kantonrechter stelt vast dat dit, tot 24 juni 2021 (de datum waarop een deelbetaling is gedaan), een bedrag van € 16,64 betrof.
Deelbetaling 24 juni 2021
5.9.
[gedaagde] heeft op 24 juni 2021 een bedrag van € 3.614,88 aan Fortezza betaald. Op dat moment was [gedaagde] echter ook al de buitengerechtelijke incassokosten van € 486,49 en € 16,64 aan wettelijke handelsrente verschuldigd, in totaal dus een bedrag van € 4.118,01. Gelet op artikel 6:44 lid 1 BW strekte de betaling van [gedaagde] eerst in mindering op de kosten en rente, zodat zij vanaf 24 juni 2021 nog een bedrag aan hoofdsom van € 503,13 (€ 4.118,01 - € 3.614,88) aan Fortezza verschuldigd was, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf die datum. De vordering ligt in zoverre voor toewijzing gereed.
Verrekening
5.10.
Voor zover [gedaagde] verder nog een beroep op verrekening heeft gedaan, oordeelt de kantonrechter dat dit verweer – gelet op de gemotiveerde weerlegging door Fortezza – onvoldoende is onderbouwd. [gedaagde] heeft niet aangetoond dat zij kosten heeft gemaakt die voor verrekening in aanmerking komen. Dit verweer wordt daarom verworpen.
Conclusie
5.11.
De conclusie is dat de vordering van Fortezza wordt toegewezen tot een bedrag van € 503,13. De gevorderde wettelijke handelsrente wordt toegewezen als hierna te melden.
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij grotendeels ongelijk krijgt.
5.13.
Nu de overige stellingen van partijen niet tot een ander oordeel kunnen leiden, behoeven deze geen verdere behandeling.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Fortezza van € 503,13, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 3.614,88 vanaf 24 juni 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Fortezza tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 103,23
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 248,00;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter