ECLI:NL:RBNHO:2022:2624
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late betaling griffierecht
Op 18 januari 2022 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing door de minister van Financiën op zijn Wob-verzoek van 6 november 2021. De rechtbank Noord-Holland heeft op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. Dit besluit is genomen zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser het griffierecht van € 184,- niet tijdig heeft betaald. De griffier had eiser per aangetekende brief op 22 januari 2022 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te voldoen. De rechtbank heeft geconstateerd dat de brief op 25 januari 2022 is bezorgd, maar dat eiser pas op 18 februari 2022 het griffierecht heeft betaald. Eiser heeft aangevoerd dat hij door de dood van zijn vader in die periode niet in staat was om de betaling op te merken.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de omstandigheden van eiser geen reden vormen om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De termijnen uit de Awb zijn van openbare orde en de rechtbank kan hier niet van afwijken, ook niet uit coulance. Daarom is het beroep niet-ontvankelijk verklaard, maar zal het betaalde griffierecht worden teruggestort. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier.