ECLI:NL:RBNHO:2022:2746

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
HAA 22/265
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluitvorming en dwangsom in Wob-verzoek tegen gemeente Edam-Volendam

In deze zaak heeft eiser op 6 december 2021 een verzoek om informatie ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam. Eiser heeft op 31 januari 2022 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek, aangezien verweerder niet binnen de wettelijke termijn van vier weken had beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, ondanks herhaalde verzoeken, geen besluit heeft genomen en ook geen verweerschrift heeft ingediend.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de zaak niet voor een zitting hoeft te worden behandeld, omdat dit op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig is. De rechtbank heeft overwogen dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene in beroep kan gaan, mits hij het bestuursorgaan eerst in gebreke heeft gesteld. Eiser heeft dit gedaan op 14 januari 2022, waarna de termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen.

De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het Wob-verzoek. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Het beroep is gegrond verklaard, en verweerder moet het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/265

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 6 december 2021 een verzoek om informatie op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wob [1] ingediend bij verweerder.
Eiser heeft bij brief van 31 januari 2022, ter griffie ingekomen op 2 februari 2022, beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek.
Ondanks de verzoeken van de rechtbank heeft verweerder noch de op de zaak betrekking hebbende stukken noch een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Awb [2] in deze zaak niet nodig is.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
3. Eiser heeft op 6 december 2021 een Wob-verzoek ingediend. Verweerder moet hierop binnen vier weken beslissen. Dat staat in artikel 6 van de Wob. Verweerder had dus uiterlijk op 2 januari 2022 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is daarom voorbij. Eiser heeft verweerder op 14 januari 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
4. Omdat niet is gebleken dat verweerder inmiddels een besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
5. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
6. Het beroep is kennelijk gegrond.
7. Er zijn geen termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de proceskosten
8. Uit de gegrondverklaring volgt dat verweerder het betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,- dient te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op het verzoek bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Wet openbaarheid van bestuur
2.Algemene wet bestuursrecht