ECLI:NL:RBNHO:2022:2887

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
22/443 en 22/444
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs en evenredigheidsbeginsel in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 maart 2022 uitspraak gedaan over de ongeldigverklaring van het rijbewijs van verzoeker door de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Verzoeker had zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen omdat hij niet was verschenen op een van de cursusdagen van de Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (EMA). Verzoeker stelde dat hij wel degelijk had betaald en medewerking had verleend door drie verplichte cursusdagen te volgen, maar dat hij zich had vergist in de datum van het nagesprek. Hij had een reparatiebewijs van zijn telefoon overgelegd om zijn afwezigheid te onderbouwen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de nadelige gevolgen van de ongeldigverklaring onevenredig waren in verhouding tot het doel van de maatregel. De rechter benadrukte het evenredigheidsbeginsel van artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en concludeerde dat verzoeker aannemelijk had gemaakt dat er geen sprake was van opzettelijk niet verlenen van medewerking. De voorzieningenrechter vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit, waardoor de ongeldigverklaring van het rijbewijs ongedaan werd gemaakt. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en proportionaliteit in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer het gaat om ingrijpende besluiten zoals de ongeldigverklaring van een rijbewijs. De rechter heeft de belangen van verzoeker, die zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk als pizzabezorger, zwaarder laten wegen dan de belangen van het CBR.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 22/443 en HAA 22/444
uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 maart 2022 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. D.W. Giltay Veth),
en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder

(gemachtigde: mr. J.A. Launspach).

Procesverloop

Bij besluit van 15 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het rijbewijs van verzoeker ongeldig verklaard vanaf 22 oktober 2021.
Bij besluit van 30 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker kennelijk ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 maart 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn moeder, [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
2. Verzoeker is een Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (EMA) opgelegd. Op grond van artikel 132, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is verzoeker verplicht medewerking te verlenen aan de opgelegde EMA en besluit verweerder onverwijld tot ongeldigverklaring van het rijbewijs als verzoeker niet de vereiste medewerking verleend aan de opgelegde EMA. Bij ministeriële regeling wordt vastgesteld in welke gevallen sprake is van het niet verlenen van medewerking. Hieraan is uitvoering gegeven in artikel 9 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (de Regeling). Op grond van artikel 9, aanhef en onder c, van de Regeling wordt de vereiste medewerking niet verleend indien verzoeker niet of niet binnen de door het CBR gestelde termijn meewerkt aan de educatieve maatregel zonder dat daarvoor naar het oordeel van het CBR een geldige reden van verhindering is opgegeven.
Verklaring verzoeker
3. Verzoeker heeft in de stukken en ter zitting aangevoerd dat hij voor de EMA cursus heeft betaald en daaraan zijn volle medewerking heeft verleend door het volgen van drie verplichte cursusdagen. Verzoeker heeft zich vergist in de datum van het nagesprek. Hij had niet 12 oktober 2021 maar 19 oktober 2021 in zijn agenda staan. Zijn telefoon is gevallen op 12 oktober 2021 waardoor het scherm stuk ging en hij het (de) telefoontje(s) van de trainer die ochtend niet heeft kunnen beantwoorden. Verzoeker heeft een reparatiebewijs van zijn telefoon overgelegd gedateerd 12 oktober 2021 om daarmee zijn verklaring te onderbouwen. Mogelijk heeft de trainer ook zijn moeder gebeld maar die kon haar telefoon niet opnemen omdat zij aan het werk was. Verzoeker wist overigens niet dat de trainer belde omdat het telefoonnummer was afgeschermd. Hij kon daarom ook niet terugbellen. Er is geen voicemail achtergelaten. Verzoeker kwam er pas achter dat hij zich vergist had in de datum van het nagesprek toen hij zich op 18 oktober 2021 wilde voorbereiden op het nagesprek. Hij heeft direct telefonisch contact opgenomen met verweerder en gesproken met [naam 2] en [naam 3] . Toen hoorde hij dat er al een brief naar hem onderweg was inhoudende de ongeldigverklaring van het rijbewijs. Hij had het primaire besluit van 15 oktober 2021 toen nog niet ontvangen.
Beroepsgronden
4. Verzoeker voert aan dat het primaire besluit is genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder direct heeft geoordeeld dat het niet verschijnen en niet reageren op twee telefonische oproepen inhield dat er geen geldige reden was voor de absentie. Het besluit vermeldt dat verweerder deze constatering onverwijld moest vertalen naar een ongeldigverklaring van het rijbewijs. Verzoeker heeft direct contact opgenomen met verweerder en noemt de namen van de personen met wie hij heeft gesproken. Hij heeft de reden voor zijn absentie toen direct vermeld.
Verweerder had een belangenafweging moeten maken ten aanzien van de door verzoeker aangedragen bezwaren en had daarbij de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in acht moeten nemen. Ten onrechte stelt verweerder in het bestreden besluit dat hij geen rekening kan houden met persoonlijke omstandigheden van verzoeker. Verzoeker verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV2415. Uit deze uitspraak blijkt volgens verzoeker dat wanneer bewijs kan worden overgelegd van de reden van absentie sprake kan zijn van een geldige reden. Verzoeker heeft een bewijs van reparatie van zijn touchscreen overgelegd. Verzoeker heeft belang bij het weer kunnen rijden met een auto omdat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk als pizzabezorger. Hiertoe is in beroep een verklaring van de werkgever overgelegd. Ten onrechte heeft verweerder geen volledige heroverweging gedaan in bezwaar. Verzoeker verwijst naar een uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 17 juni 2002, ECLI:NL:RBSHE:2002:AE7281, waaruit blijkt dat op zich verwijtbaar gedrag onder omstandigheden excuseerbaar kan zijn. In het geval van verzoeker is een vergissing in datumnotitie verwijtbaar, maar dit kan excuseerbaar zijn, zoals in het geval van verzoeker.
Standpunt verweerder
5.1
Verweerder heeft in het primaire besluit het rijbewijs van verzoeker ongeldig verklaard omdat verzoeker niet is verschenen op een van de cursusdagen of het persoonlijke gesprek en geen overtuigende reden heeft gegeven waarom hij er niet was.
5.2
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat verzoekers bezwaar geen kans van slagen heeft en het bewaar is daarom kennelijk ongegrond verklaard. Dat verzoeker in de veronderstelling verkeerde dat het nagesprek op 19 oktober 2021 was komt geheel voor zijn rekening en risico, aldus verweerder. Het telefonisch contact met de trainer was bedoeld om te achterhalen waarom verzoeker niet aanwezig was en hem zo nodig te helpen. Dat verzoekers telefoon kapot was rechtvaardigt niet de afwezigheid bij het nagesprek. Het nagesprek was een videogesprek waarvoor in beginsel geen telefonisch contact was vereist. Verweerder benadrukt dat in vrijwel alle correspondentie wordt gewezen op het belang van volledige medewerking. Gelet op de heftige consequentie mag van verzoeker worden verwacht dat hij weet waar en wanneer en op welke wijze hij moest deelnemen. Verweerder kan niet anders dan concluderen dat hetgeen door verzoeker is aangevoerd geen geldige reden van verhindering vormt.
5.3
In het verweerschrift schrijft verweerder dat verzoeker pas na de ongeldigverklaring contact heeft opgenomen met verweerder om aan te geven dat hij niet op het nagesprek is verschenen omdat hij de datum van het nagesprek verkeerd heeft genoteerd. Verweerder herhaalt dat dat voor rekening en risico van verzoeker komt. Dat hij telefonisch niet bereikbaar was doet daar niet aan af. De trainer heeft juist nog getracht verzoeker op de hoogte te stellen van het nagesprek door hem te bellen. Dat dat niet is gelukt doet er volgens verweerder niet aan af dat verzoeker de datum verkeerd heeft genoteerd en daardoor niet is verschenen. Verweerder ziet niet in dat dit als een geldige reden voor verhindering zou kunnen/moeten worden aangemerkt.
Oordeel voorzieningenrechter
6.1
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter treffen de beroepsgronden doel.
Bij de beoordeling of sprake is van een geldige reden voor verhindering geldt voor verweerder gelet op de (in de woorden van verweerder) heftige consequentie van ongeldigverklaring van het rijbewijs het evenredigheidsbeginsel van artikel 3:4 van de Awb.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is daarbij allereerst van belang dat verzoeker gelet op de door hem naar voren gebrachte omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt dat geen sprake is van het opzettelijk niet verlenen van medewerking aan de opgelegde EMA. Verzoeker heeft, gesteund door het betoog van zijn moeder ter zitting, aannemelijk gemaakt dat hij na het ontdekken van de verkeerde notering van de datum van het nagesprek direct contact heeft opgenomen met verweerder. Verder acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat verzoeker toen nog niet op de hoogte was van de door verweerder genomen besluit tot ongeldigverklaring.
Tegenover het belang van verweerder bij voltooiing van de EMA met alleen nog het hebben van een nagesprek staat het belang van verzoeker die (1) drie eerdere verplichte cursusdagen binnen de EMA wel heeft gevolgd; (2) pas weer een geldig rijbewijs kan krijgen als hij betaalt voor en meewerkt aan een nieuwe EMA terwijl zoals ter zitting is gebleken onbekend is wanneer verzoeker deze nieuwe EMA kan volgen; (3) al zes maanden geen rijbewijs heeft en (4) een geldig rijbewijs nodig heeft voor zijn werk als pizzabezorger bij [bedrijf] zoals blijkt uit de in beroep overgelegde werkgeversverklaring. De voorzieningenrechter acht de nadelige gevolgen van de door verweerder genomen besluiten onevenredig in verhouding tot het te dienen doel van de ongeldigverklaring.
6.2
Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking omdat het is genomen in strijd met het bepaalde in artikel 3:4 van de Awb. De voorzieningenrechter ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien en het primaire besluit te herroepen omdat aan dit besluit hetzelfde gebrek kleeft. Dit betekent dat de ongeldigverklaring van het rijbewijs van verzoeker ongedaan wordt gemaakt en aan verzoeker moet worden teruggegeven.
7. Omdat het beroep gegrond is en de zaak finaal wordt afgedaan, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
8. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht voor het beroep vergoeden. Vanwege de uitkomst van de zaak bepaalt de voorzieningenrechter ook dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht voor het verzoek om voorlopige voorziening vergoedt.
9. Omdat het beroep gegrond is, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. Vanwege de uitkomst van de zaak heeft die vergoeding ook betrekking op het verzoek om voorlopige voorziening. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 3.0 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,-, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift om een voorlopige voorziening met een waarde per punt van € 759,- en
1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.277,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 2.277,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.