Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 28 april 2021
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte overleggen producties 51 t/m 60 van de zijde van [eiser 1] c.s.
- de mondelinge behandeling van 10 september 2021, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden, die zich in het dossier bevinden
- de spreekaantekeningen van mr. Dingemans namens [eiser 1] c.s.
- de pleitaantekeningen van mr. Drenth namens Saensigt
- de akte met producties 61 t/m 63 van de zijde van [eiser 1] c.s.
- de antwoordakte tevens akte overlegging producties 12 t/m 15 van de zijde van Saensigt
- de akte uitlaten producties 13 t/m 15 van de zijde van [eiser 1] c.s.
2.De zaak in het kort
3.De feiten
werkomschrijving conform begroting:
TERMIJNSTAAT Pa2017022 Totaal € 79.000,00
Vervolg financieel:
€ 87,97, volgens bijgevoegde specificatie.
4.Het geschil
in conventie
5.De beoordeling
in conventie
- wie van partijen mocht rechtsgeldig de verplichtingen uit de overeenkomst opschorten?
- wat is de omvang van de verschuldigde aanneemsom gelet op het meer- en minderwerk?
- is sprake van gebreken in de door Saensigt uitgevoerde werkzaamheden, op grond waarvan aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding?
stucwerken
binnen timmerwerkop grond van de begroting pas verschuldigd zijn ‘bij einde’ van die werkzaamheden. Beoordeeld moet worden of het stucwerk en binnen timmerwerk ten tijde van de opschorting door [eiser 1] c.s. conform de overeenkomst zijn uitgevoerd. Ter verdere onderbouwing van hun stelling dat dit niet het geval was, hebben [eiser 1] c.s. ter zitting verklaard dat de werkzaamheden van het verbouwen van de schuur tot badkamer onder de termijnbetalingen 8 en 9 vallen en dat Saensigt daar in november 2018 nog niet aan was begonnen. Pas in januari 2019 zijn partijen overeen gekomen dat Saensigt deze werkzaamheden niet meer zal uitvoeren en dat deze werkzaamheden als minderwerk worden aangemerkt. Volgens [eiser 1] c.s. is die afspraak ook de reden waarom over deze werkzaamheden niets meer is opgenomen in het expertiserapport. [betrokkene 1] is namens Saensigt niet ter zitting verschenen. De stellingen van [eiser 1] c.s. zijn daarmee als niet weersproken komen vast te staan. Dit betekent ook dat het verweer van Saensigt dat de termijnen 8 en 9 gewoon verschuldigd zijn, omdat minderwerk op grond van de algemene voorwaarden pas bij de laatste termijn wordt verrekend, faalt. Immers, dat de badkamer als minderwerk zou worden aangemerkt zijn partijen pas weken ná de facturering van de termijnbedragen door Saensigt overeengekomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [eiser 1] c.s. op het moment van opschorting aan hun verplichtingen uit de overeenkomst hadden voldaan, in tegenstelling tot Saensigt. Daarmee staat vast dat [eiser 1] c.s. hun verdere verplichtingen rechtsgeldig hebben opgeschort en Saensigt door opschorting van het werk in verzuim is geraakt.
28 november 2018 in gebreke gesteld en haar gesommeerd de werkzaamheden diezelfde week te hervatten. In reactie hierop heeft Saensigt diezelfde dag aan [eiser 1] c.s. bericht de bestelde materialen en arbeid on hold te zetten totdat aan de betalingsverplichting is voldaan. In de periode daarna hebben [eiser 1] c.s. nogmaals ingebrekestellingen verstuurd, waaronder bij e-mail van 18 december 2018 en bij brief van 15 februari 2019, waarbij zij hebben laten weten dat zij, in geval Saensigt de niet-uitgevoerde werkzaamheden niet zal uitvoeren en de in het expertiserapport genoemde gebreken niet zal herstellen, na verstrijken van de gestelde termijn geen aanspraak zullen maken op uitvoering van
€ 79.000,00 inclusief btw bedraagt. Op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden worden wijzigingen in de overeenkomst in beginsel schriftelijk overeengekomen. Saensigt heeft veertien door [eiser 1] c.s. ondertekende meer- en minderwerkbladen overgelegd. Het gaat om de meer- en minderwerkbladen MM01 t/m MM10 en MM12 t/m MM15.
de spouw/isolatiestellen [eiser 1] c.s. dat Saensigt is afgeweken van hetgeen partijen zijn overeengekomen en dat niet is voldaan aan de norm uit het Bouwbesluit. Ter onderbouwing van hun standpunt verwijzen [eiser 1] c.s. naar het expertiserapport waaruit volgt dat de spouwmuur een Rc-waarde heeft van 2,67 terwijl in de overeenkomst een Rc-waarde van 5,7 staat vermeld. Een Rc-waarde is de warmteweerstand van de constructie. In het expertiserapport zijn de kosten voor het plaatsen van een voorzetwand om de isolatie op te hogen begroot op € 2.500,00 inclusief btw. Saensigt heeft haar betwisting onvoldoende onderbouwd door slechts aan te voeren dat de spouw op deze wijze is gerealiseerd in samenspraak met [eiser 1] c.s. en dat de isolatie voldoet aan de in het Bouwbesluit gestelde eisen, hetgeen conform afspraak was. Aan bewijslevering wordt dan ook niet toegekomen. Saensigt moet daarom € 2.500,00 betalen aan schadevergoeding.
de muur van de uitbouw. Zij verwijzen verder naar het afsprakenverslag waarin partijen zijn overeengekomen dat Saensigt nog enkele afwerkpunten zou uitvoeren, wat Saensigt heeft verzuimd. [eiser 1] c.s. begroten de schade voor de herstelwerkzaamheden en de herstelpunten op € 3.626,91 inclusief btw. Saensigt voert onder meer het verweer dat geen schadevergoeding kan worden gevorderd, omdat [eiser 1] c.s. zich in de dagvaarding op het standpunt hebben gesteld dat zij de gebreken aan de buitenwand accepteerden wanneer de tuinmuur voor € 600,00 zou worden gerealiseerd. Het is volgens Saensigt het één of het ander. Dit verweer slaagt. De gevorderde schadevergoeding valt niet te rijmen met de stelling dat sprake is van een partijafspraak om voor € 600,00 een tuinmuur te realiseren ter compensatie van de slecht gemetselde muur van de uitbouw. Zoals hiervoor onder 5.11 overwogen heeft de rechtbank die partijafspraak aangenomen. [eiser 1] c.s. hebben nadien op dit punt geen verweer meer gevoerd, zodat het deel van € 3.626,91 van de gevorderde schadevergoeding zal worden afgewezen.
de riolering. Ten onrechte heeft Saensigt voor aanvang van de werkzaamheden de ligging van de riolering niet gecontroleerd. Vervolgens heeft Saensigt ten onrechte geweigerd om het riool aan te sluiten, waardoor de werkzaamheden uiteindelijk door een door de gemeente erkende aannemer zijn verricht voor € 1.675,85. Saensigt betwist dat sprake is van een gebrek, omdat de buitenriolering geen onderdeel uitmaakt van de overeenkomst. Dat de binnenriolering niet kan worden aangesloten op de buitenriolering kan hem niet verweten worden. Naar het oordeel van de rechtbank is wel degelijk sprake van een gebrek, omdat aansluiting op het bestaande riool wel onderdeel uitmaakt van de overeenkomst (pag. 5 en 12) en Saensigt daarom gehouden was deze werkzaamheden te verrichten. [eiser 1] c.s. kunnen dan ook aanspraak maken op vervangende schadevergoeding van € 1.675,85.
het dakstellen [eiser 1] c.s. dat er diverse gebreken zijn. Zo zijn er gebreken aan
de lichtstraat, de ventilatievoorzieningenen overige gebreken bestaande uit: isolatie, aansluitingen daktrim, afschot en hemelwaterafvoeren. Ter onderbouwing verwijzen [eiser 1] c.s. naar het rapport lichtopening, het expertiserapport en het afsprakenverslag. Omdat Saensigt weigerde herstelwerkzaamheden uit te voeren hebben [eiser 1] c.s. op 3 augustus 2020 opdracht gegeven om al deze herstelwerkzaamheden te laten uitvoeren door een derde, te weten Sneldak vof, voor € 7.490,00. Blijkens de door [eiser 1] c.s. overgelegde factuur hebben de herstelkosten uiteindelijk € 7.610,00 bedragen. [eiser 1] c.s. stellen voor het verschil van € 120,00 geen akte vermeerdering eis te nemen. De rechtbank zal daarom beoordelen of het geoffreerde bedrag van € 7.490,00 voor vergoeding in aanmerking komt. Het primaire verweer van Saensigt dat van vervangende schadevergoeding geen sprake kan zijn, omdat [eiser 1] c.s. in schuldeisersverzuim verkeerden gaat zoals hiervoor overwogen niet op. Subsidiair voert Saensigt aan dat de gebreken geen totale vervanging van de lichtstraat rechtvaardigen door een nieuw exemplaar, zodat de herstelkosten maximaal op € 500,00 kunnen worden begroot. De rechtbank passeert dit verweer, aangezien uit het rapport lichtopening volgt dat de situatie rondom de lichtstraat die Saensigt had aangebracht gevaarlijk was, mede omdat de ruit verkeerd om was geplaatst. Omdat bovendien niet is aangetoond dat de ruit geschikt is voor horizontale belasting, is de lichtstraat niet herbruikbaar. De totale herstelkosten bedragen volgens het rapport lichtstraat € 6.450,00. De onderbouwing in het rapport lichtopening om niet tot hergebruik van de lichtstraat over te gaan en de kosten daarvan zijn door Saensigt onvoldoende gemotiveerd betwist. Saensigt heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde schadevergoeding voor de gebreken aan de ventilatie. Ten aanzien van de overige gebreken aan het dak voert Saensigt aan dat partijen hebben afgesproken (zoals in het afsprakenverslag is vastgelegd) dat die werkzaamheden gedeeltelijk als meerwerk uitgevoerd zouden worden. Als [eiser 1] c.s. al aanspraak kunnen maken op vervangende schadevergoeding, dan moet hierop volgens Saensigt € 403,73 inclusief btw in mindering worden gebracht. Dit verweer slaagt. Uit het afsprakenverslag volgt immers dat partijen zijn overeengekomen dat Saensigt de gebreken aan het dak zal herstellen, maar dat [eiser 1] c.s. voor het aanbrengen van een extra isolatielaag en dakbedekking op het dak van de bijkeuken € 403,73 als meerwerk aan Saensigt zullen betalen. Hieruit volgt dat de offerte van Sneldak niet alleen betrekking heeft op het herstel van gebreken maar ook op het verrichten van aanvullende werkzaamheden aan het dak van de bijkeuken. Voor de begroting van de schade gaat de rechtbank daarom uit van de offerte van Sneldak minus het bedrag van € 403,73. De rechtbank begroot de schadevergoeding voor deze punten op
€ 7.086,27.
de vloerverwarminggebrekkig was en dat Saensigt daarop herstelwerkzaamheden heeft uitgevoerd. Volgens [eiser 1] c.s. moest er echter, om de vloerverwarming te laten functioneren, een extra Cv-ketel worden gekocht en geïnstalleerd. Partijen hebben blijkens het afsprakenverslag afgesproken dat [eiser 1] c.s. de kosten voor een extra Cv-ketel betalen en dat de installatiekosten voor rekening van Saensigt komen. Saensigt is de afspraak niet nagekomen en daarmee in verzuim komen te verkeren. [eiser 1] c.s. hebben de Cv-ketel laten installeren door een derde voor
€ 2.808,69. Primair betoogt Saensigt dat van vervangende schadevergoeding geen sprake kan zijn aangezien [eiser 1] c.s. in schuldeisersverzuim verkeerden. Zoals al eerder overwogen hebben [eiser 1] c.s. rechtsgeldig opgeschort, zodat dit verweer niet slaagt. Subsidiair voert Saensigt aan dat partijen het erover eens zijn dat Saensigt het gebrek aan de vloerverwarming heeft hersteld. Het monteren en aansluiten van een Cv-ketel valt buiten de overeenkomst. Dit verweer slaagt. Het gebrek aan de vloerverwarming is hersteld en niet is gebleken dat het aansluiten van de Cv-ketel onderdeel uitmaakte van de overeenkomst. Het uit coulance verrichten van werkzaamheden brengt niet met zich dat sprake is van een rechtens afdwingbare verplichting.
€ 8.532,94). De vordering in conventie onder II zal dus worden afgewezen en van de vordering in conventie onder III zal in totaal dus € 2.729,18 worden toegewezen.
€ 40,00 per werkdag tot de dag waarop het werk aan de opdrachtgever wordt opgeleverd. Vast staat dat partijen 1 december 2018 als opleverdatum zijn overeengekomen. [eiser 1] c.s. stellen dat Saensigt het werk nog steeds niet heeft opgeleverd. In de periode van
1 december 2018 tot 1 september 2020 zijn 640 dagen verstreken, zodat Saensigt een boete is verschuldigd van € 25.600,00 (640 x € 40,00). Artikel 10 lid 5 van de algemene voorwaarden bepaalt echter dat de gefixeerde schadevergoeding bij een overeengekomen aanneemsom groter dan € 20.000,00 ten hoogste 15% van die aanneemsom bedraagt, zodat de gefixeerde schadevergoeding € 11.850,00 (€ 79.000,00 x 15%) bedraagt, aldus [eiser 1] c.s. Het primaire verweer van Saensigt dat [eiser 1] c.s. zich onterecht op hun opschortingsrecht hebben beroepen slaagt niet. Subsidiair en meer subsidiair voert Saensigt aan dat zij hoogstens een gefixeerde schadevergoeding verschuldigd is vanaf 1 december 2018 tot en met 25 april 2019 (zijnde de dag waarop zij de werkzaamheden overeenkomstig het afsprakenverslag heeft uitgevoerd), dan wel over de periode totdat het werk gereed was, namelijk 19 juli 2019. De rechtbank oordeelt als volgt. Bij overschrijding van de bouwtijd is een gefixeerde schadevergoeding verschuldigd tot de dag van oplevering. Saensigt heeft het werk nimmer opgeleverd; het werk is uiteindelijk afgerond door derden. Anders dan Saensigt stelt, hebben [eiser 1] c.s. niet gesteld dat op 19 juli 2019 alles klaar was. Hun uitlating in de dagvaarding (onder 5.39) heeft enkel betrekking op (de werkzaamheden aan) het vakantiehuis, niet op het hele werk. De rechtbank zal daarom [eiser 1] c.s. volgen in hun stelling en een bedrag van € 11.850,00 aan gefixeerde schadevergoeding toewijzen.
1 juli 2012. Indien de schuldenaar geen consument is, is op grond van het Besluit voor de verschuldigdheid van incassokosten geen aanmaning vereist, maar is wel vereist dat de schuldenaar in verzuim is. Op 28 november 2018 is Saensigt in verzuim komen te verkeren door het ten onrechte opschorten van de werkzaamheden. De rechtbank berekent de verschuldigde buitengerechtelijke kosten over de toegewezen schadevergoeding van in totaal € 17.825,73. Dit betekent dat Saensigt € 1.153,44 aan buitengerechtelijke kosten verschuldigd is.
1.407,50(2,5 punten × tarief € 563,00)
901,25(2,5 punten × factor 0,5 × tarief € 721,00)