In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], een vordering ingesteld tegen gedaagde, h.o.d.n. [handelsnaam], wegens het niet nakomen van een vaststellingsovereenkomst. Eiser had gedaagde opdracht gegeven voor renovatiewerkzaamheden aan zijn woning, maar was ontevreden over de uitvoering. Partijen kwamen overeen dat gedaagde € 6.000,00 aan eiser zou betalen, maar gedaagde voldeed niet aan deze betalingsverplichting. Gedaagde deed een beroep op vernietiging van de vaststellingsovereenkomst vanwege een wilsgebrek, maar de kantonrechter oordeelde dat dit beroep niet slaagde. Gedaagde had onvoldoende bewijs geleverd dat hij ten tijde van de ondertekening van de overeenkomst niet in staat was om deze te begrijpen. De kantonrechter wees de vordering van eiser toe en veroordeelde gedaagde tot betaling van € 5.364,65, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.