Op 15 maart 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. De eiser had op 14 juni 2021 verzocht om de vaststelling van een geluidsbelastingkaart voor de N200, maar de Gedeputeerde Staten gaven aan dat dit verzoek betrekking had op een gemeentelijke weg en dat de provincie enkel verantwoordelijk is voor provinciale wegen. In het bestreden besluit van 26 juli 2021 verklaarden de Gedeputeerde Staten het bezwaar van de eiser kennelijk niet-ontvankelijk, wat de eiser in beroep aanvocht.
Tijdens de zitting op 15 maart 2022 werd het beroep behandeld. De rechtbank oordeelde dat de Gedeputeerde Staten ten onrechte het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk hadden verklaard. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het bezwaar van de eiser ongegrond, met de bepaling dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit. De rechtbank droeg de Gedeputeerde Staten op om het door de eiser betaalde griffierecht van € 181,- te vergoeden.
De rechtbank motiveerde haar beslissing door te stellen dat de Gedeputeerde Staten niet aan hun wettelijke verplichtingen voldeden door geen geluidsbelastingkaart op te stellen voor het door de eiser bedoelde gedeelte van de N200. De rechtbank wees de eiser erop dat hij zich met vragen of bezwaren over de geluidsbelastingkaart moet richten tot het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bloemendaal en/of Haarlem. De uitspraak werd in het openbaar gedaan door rechter mr. E. Jochem, in aanwezigheid van griffier F. Voskamp.