Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met productie 1 tot en met 9 van de zijde van [eiser] ;
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met producties 1 tot en met 17 van [gedaagde] ;
- het tussenvonnis van 3 november 2021 waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 11 tot en met 14 van de zijde van [eiser] ;
- de akte wijziging van eis (in reconventie) van [gedaagde] met producties 18 tot en met 25 van [gedaagde] ;
- de door [gedaagde] in het geding gebrachte productie 26;
- de mondelinge behandeling van 14 maart 2022, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden en waarbij van de zijde van [eiser] pleitaantekeningen zijn overgelegd.
2.De zaak in het kort
3.De feiten
1. De wijze van verdeling van de nalatenschappen zal als volgt worden gerealiseerd.
30 maart 2020 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen in conventie en in reconventie afgewezen.
€ 169.748,03. Daarnaast verzoekt [eiser] een bepaling in de conceptakte op te nemen die ertoe strekt dat [gedaagde] verantwoordelijk is voor de kosten van herstel van achterstallig onderhoud van de woning.
26 november 2020 te passeren in de woning, zodat gelijktijdig een inspectie van de woning kan plaatsvinden. Daarbij heeft de notaris opgemerkt dat hij er dan wel vanuit gaat dat er ook tijdig duidelijkheid is over enkele nog onderling te verrekenen posten. Op verzoek van [gedaagde] is die afspraak verplaatst naar 25 november 2020. De notaris heeft bij e-mail van
9 november 2020 aan partijen [eiser] verzocht om ‘echt deze week’ zijn definitieve berekening rechtstreeks aan (de advocaat van) [gedaagde] kenbaar te maken (met cc naar de notaris), zodat hierover tijdig duidelijkheid bestaat.
4.Het geschil
in conventie
primair: [gedaagde] machtigt tot het te gelde maken van de woning;
- bepaalt dat de op 25 februari 2022 door [notaris 3] Makelaars opgemaakte waardebepaling verkoop voor partijen bindend is en [eiser] veroordeelt de kosten van deze waardebepaling verkoop aan [gedaagde] te voldoen, danwel [eiser] veroordeelt om binnen een week na betekening van dit vonnis aan makelaarskantoor Hoekstra Van Eck opdracht te geven tot een nieuwe waardebepaling verkoop, welke waardebepaling verkoop uiterlijk binnen een week daarna dient plaats te vinden waarbij de uitkomst voor partijen bindend is en de kosten voor rekening van [eiser] komen;
- bepaalt dat [eiser] vervolgens maximaal twee maanden na het uitbrengen van de waardebepaling verkoop, de tijd heeft om te realiseren dat de woning aan hem is geleverd, [gedaagde] is ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening en aan [gedaagde] de helft van de overwaarde is uitgekeerd, waarbij [eiser] alle kosten dient te dragen en geen andere verrekeningen zijn toegestaan;
- bepaalt dat wanneer de woning niet uiterlijk binnen twee maanden na het uitbrengen van de waardebepaling verkoop aan [eiser] is geleverd waarbij [gedaagde] is ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire geldlening en aan hem de helft van de overwaarde is uitgekeerd, [gedaagde] door ommekomst van deze termijn alsnog gemachtigd is de woning te gelde te maken, danwel [eiser] alsnog veroordeelt om mee te werken aan de verkoop en levering van de woning, waarbij het vonnis in de plaats zal treden van de door [eiser] te verrichten rechtshandelingen, althans op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- [gedaagde] als eerste een periode van vier maanden gelegenheid geeft de woning tegen voornoemde waarde over te nemen;
- na afwijzing van voornoemd verzoek, afbericht van [gedaagde] of ommekomst van de hiervoor genoemde termijn, [eiser] gelegenheid geeft om binnen maximaal twee maanden daarna, te realiseren dat de woning aan hem is geleverd, [gedaagde] is ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening en aan [gedaagde] de helft van de overwaarde is uitgekeerd, waarbij alle kosten door [eiser] zijn of worden gedragen en [gedaagde] heeft ontvangen de helft van de waarde van de woning minus de helft van de hoogte van de hypothecaire geldlening op de datum 1 februari 2020;
- bepaalt dat de partij die de woning overneemt, alle aan de woning verbonden lasten dient te dragen vanaf 1 februari 2020 tot en met het moment dat de woning aan hem wordt geleverd en zo doende concreet bepaalt dat als peildatum voor verdeling van de banksaldi heeft te gelden de datum van 1 februari 2020 zodat aan de andere partij de helft van de op die peildatum aanwezige banksaldi toekomt, en voor zover de op het moment van levering van de woning aanwezige banksaldi daartoe ontoereikend zouden zijn bepaalt dat de overnemende partij het tekort zelf aan de andere partij dient te voldoen, uiterlijk op het moment dat de woning aan de overnemende partij wordt geleverd en bepaalt dat geen andere verrekeningen met deze banksaldi zijn toegestaan, behalve die wat betreft de kosten van het herstel van schade als gevolg van de storm;
- bepaalt dat de kosten van de herstelwerkzaamheden van de door de storm veroorzaakte schade ten laste komen van de nalatenschap en dat voor zover de banksaldi te kort zouden zijn om de kosten te dragen, bepaalt dat deze kosten worden verrekend met de aldus te verdelen overwaarde;
- bepaalt dat wanneer de woning niet uiterlijk binnen twee maanden na afwijzing van voornoemd verzoek, afbericht van [gedaagde] of ommekomst van de hiervoor genoemde termijn aan [eiser] is geleverd waarbij [gedaagde] is ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire geldlening en aan hem de helft van de overwaarde is uitgekeerd, [gedaagde] door ommekomst van deze termijn alsnog gemachtigd is de woning te gelde te maken, danwel [eiser] alsnog veroordeelt om mee te werken aan de verkoop en levering van de woning, waarbij het vonnis in de plaats zal treden van de door de [eiser] te verrichten rechtshandelingen, althans op straffe van verbeurte van een dwangsom;
5.De beoordeling
[eiser] zal tot 1 februari 2020 de gelegenheid krijgen de woning over te nemen uit de boedel tegen betaling van € 395.000,- kosten koper. [eiser] is gerechtigd een ontbindende voorwaarde in te roepen met betrekking tot een financieringsvoorbehoud, indien en voor zover hij kan aantonen dat hij ondanks de daartoe noodzakelijke inspanningen niet in staat is gebleken de hypotheek rond te krijgen”. [eiser] legt deze bepaling aldus uit, dat hij tot 1 februari 2020 een beroep kon doen op een ontbindende voorwaarde (financieringsvoorbehoud) en dat hij er bewust voor heeft gekozen om dat niet te doen. Daarom is de termijn niet meer van belang, aldus [eiser] .
op enig moment” een taxatie mag laten verrichten voor een financieringsaanvraag, rechtvaardigt die conclusie evenmin. De uitleg van [eiser] is bovendien niet te rijmen met de door [gedaagde] geschetste gang van zaken voorafgaand aan de vaststellingsovereenkomst. Die voorgeschiedenis hield in dat [gedaagde] steeds bij [eiser] aandrong op afwikkeling van de nalatenschap en aan [eiser] bij herhaling termijnen stelde om de woning over te nemen. [eiser] heeft dat niet betwist. Gelet daarop, mocht [eiser] niet verwachten dat [gedaagde] hem ná 1 februari 2020 nog in de gelegenheid zou stellen de woning over te nemen.
31 januari 2020. In laatstgenoemde e-mail is slechts medegedeeld dat [eiser] het aandeel van [gedaagde] in de woning wenst over te nemen en een bedrag van € 170.273,20 op de derdengeldenrekening van de notaris heeft gestort, maar dat was toen nog niet in werking gezet met [gedaagde] . Een conceptakte is bijvoorbeeld pas op 11 maart 2020 aan [gedaagde] toegestuurd. Dat [eiser] in de periode voorafgaand aan 1 februari 2020 geen (of in ieder onvoldoende) initiatief heeft genomen om samen met [gedaagde] te komen tot een levering van het aandeel van [gedaagde] in de woning aan [eiser] , komt voor eigen rekening en risico van [eiser] .
1 februari 2020 (iets minder dan drie maanden na de vaststellingsovereenkomst van
5 november 2019) van meet af aan te kort was, omdat het ten minste drie maanden kost om inzage te verkrijgen in de bankrekeningafschriften waarop [eiser] recht had. De rechtbank geeft [eiser] ook op dit punt geen gelijk. Vooropgesteld wordt dat [eiser] de termijn van
1 februari 2020 zelf is overeengekomen en dus toen kennelijk haalbaar achtte. [eiser] heeft niet toegelicht in welk opzicht dat is gewijzigd. Voorafgaand aan 1 februari 2020 heeft [eiser] bovendien niet bij [gedaagde] gevraagd om verlenging van de termijn.
nr. 55 van de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie). Dit beroep op ontbinding slaagt (dus).
Ik ga er daarbij wel van uit dat er ook tijdig duidelijkheid is over enkele nog onderling nog te verrekenen posten”.Dat over de verrekenposten geen overeenstemming was en er ook niet is gekomen, volgt bovendien uit de berekening van [eiser] van 17 november 2020, waarin hij zijn eerdere standpunten daarover herhaalt, terwijl die standpunten eerder door [gedaagde] van de hand waren gewezen (onder meer in zijn e-mail van 1 september 2020). De door de notaris verlangde duidelijkheid over de verrekenposten is er dus niet gekomen tussen partijen, waarna [gedaagde] de afspraak met de notaris heeft afgezegd.
- de op de woning rustende hypothecaire geldlening wordt afgelost;
- na aftrek van de makelaarskosten en andere bijkomende kosten de resterende overwaarde bij helfte tussen partijen wordt verdeeld;
- als peildatum voor verdeling van de banksaldi heeft te gelden de datum van levering van de woning en dat ieder van partijen toekomt de helft van de banksaldi op de datum van levering van de woning;
- geen andere verrekeningen met deze banksaldi zijn toegestaan, behalve die wat betreft de kosten van het herstel van schade als gevolg van de storm;
- de kosten van de herstelwerkzaamheden van de door de storm veroorzaakte schade ten laste komen van de nalatenschap en dat voor zover de banksaldi te kort zouden zijn om de kosten te dragen, de rechtbank bepaalt dat deze kosten worden verrekend met de aldus te verdelen overwaarde.