ECLI:NL:RBNHO:2022:4210

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
13 mei 2022
Zaaknummer
C/15/321635 / FA RK 21-5180
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om kinderbijdrage en verweer van de man

In deze zaak heeft de vrouw verzocht om een kinderbijdrage van € 260 per kind per maand, met ingang van 2 juli 2021. De man heeft hiertegen verweer gevoerd, waarbij hij zijn financiële situatie uiteenzette. De rechtbank heeft op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de vrouw werd bijgestaan door haar advocaat mr. E.B. van Griethuysen en de man door mr. M.V. Scheffer. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 januari 2022 is gebleken dat de man een inkomen had van € 1.474 bruto per maand, wat netto neerkomt op € 1.300. De rechtbank heeft vastgesteld dat de behoefte van de kinderen € 390 per kind per maand bedraagt, maar dat de man slechts een draagkracht heeft van € 50 per kind per maand. De rechtbank heeft daarom de kinderbijdrage vastgesteld op € 50 per kind per maand, met terugwerkende kracht tot de datum van indiening van het verzoek van de vrouw op 21 oktober 2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de man is verplicht om de bijdrage bij vooruitbetaling te voldoen. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
alimentatie/tegenspraak
zaak-/rekestnr.: C/15/321635 / FA RK 21-5180
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 4 mei 2022
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. E.B. van Griethuysen, kantoorhoudende te Haarlem,
tegen
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.V. Scheffer, kantoorhoudende te Utrecht.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek kinderbijdrage, met bijlagen 1 tot en met 4, van de vrouw ingekomen op 21 oktober 2021;
- het verweerschrift op het zelfstandig verzoek tevens akte overlegging producties en wijziging van het verzoek, met bijlagen 1 tot en met 16, van de man, ingekomen op 5 november 2021;
- de brief, met bijlage 17, van de advocaat van de man van 29 december 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 7 januari 2022 in aanwezigheid van partijen, de vrouw bijgestaan door mr. B. Wernik (als vervanger van mr. Van Griethuysen) en de man bijgestaan door mr. M.V. Scheffer.
1.3.
Na de mondelinge behandeling hebben partijen in opdracht van de rechtbank nadere stukken overgelegd, ter griffie zijn binnengekomen:
- de brief, met (ongenummerde) bijlage, van de advocaat van de vrouw van 27 januari 2022;
- de brief, met bijlagen 17 tot en met 24, van de advocaat van de man van 11 februari 2022.
1.4.
Alhoewel daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld heeft de rechtbank van de vrouw geen reactie meer ontvangen op de laatste stukken van de man.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , en
- [minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
2.1.
Bij de beschikking van 6 december 2021 (bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/15/ 321635/21 FA RK 5180) heeft de rechtbank beslissingen genomen over het gezag, de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de verdeling van zorg- en opvoedingenstaken, en is het zelfstandig verzoek van de moeder om een kinderbijdrage afgesplitst.

3.Verzoek

De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de man aan haar een kinderbijdrage van € 260 per kind per maand dient te voldoen met ingang van 2 juli 2021, dan wel per datum indiening verzoekschrift, dan wel per datum indiening verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift.

4.Verweer

De man heeft daartegen verweer gevoerd.

5.Beoordeling

5.1.
Partijen twisten over de behoefte van de kinderen en over ieders draagkracht. In zijn brief van 11 februari 2022 is de man nader ingegaan op zijn financiële positie. De man heeft -onbetwist- gesteld dat hij begin 2021, vlak voordat partijen feitelijk uit elkaar gingen, een inkomen had van € 1.474 bruto per maand, netto is dit € 1.300. Onder verwijzing naar een gewijzigde berekening van de behoefte van de kinderen (productie 25 van de man) stelt hij de behoefte van de kinderen op € 390 per kind per maand. Nu de vrouw deze behoefte niet heeft betwist zal de rechtbank de behoefte van de kinderen in 2021 vaststellen op € 390 per kind per maand.
5.2.
Over zijn draagkracht heeft de man onder verwijzing naar de financiële stukken van zijn onderneming en onder verwijzing naar een actuele berekening van zijn draagkracht gesteld dat hij een maximale draagkracht heeft van € 50 per kind per maand. De vrouw heeft dit niet betwist, zodat de rechtbank de man op dit punt zal volgen.
5.3.
De rechtbank zal de door de man te betalen kinderbijdrage vaststellen op € 50 per kind per maand, met ingang van 21 oktober 2021 zijnde de datum indiening zelfstandig verzoek van de vrouw.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1.
bepaalt dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [minderjarigen] :
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
- [minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
dient te voldoen € 50 per kind per maand,
met ingang van 21 oktober 2021 en voor wat betreft de toekomstige termijnen bij vooruitbetaling te voldoen;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Kleefmann, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E.J. van Schie, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.