ECLI:NL:RBNHO:2022:4698

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
HAA 22/1148
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen over herbeoordeling kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft eiseres, die al lange tijd wacht op de herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag, beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat er niet tijdig op haar verzoek is beslist. Eiseres heeft zich op 9 februari 2021 bij verweerder gemeld, maar heeft tot op heden geen uitsluitsel ontvangen. De rechtbank oordeelt dat verweerder meer dan voldoende tijd heeft gehad om de situatie van eiseres te beoordelen en dat er geen geschil bestaat over het feit dat de termijn is overschreden. De rechtbank stelt vast dat verweerder sinds de ingebrekestelling op 29 januari 2022 niet tijdig heeft gehandeld en dat er inmiddels meer dan twaalf weken zijn verstreken zonder dat er een besluit is genomen.

De rechtbank heeft besloten dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Eiseres heeft ook recht op vergoeding van de proceskosten en het griffierecht, omdat haar beroep gegrond is verklaard. De rechtbank benadrukt dat de rechter bij het stellen van een termijn voor het besluit een evenwicht moet vinden tussen snelheid en zorgvuldigheid, vooral wanneer het bestuursorgaan zelf verantwoordelijk is voor de vertraging.

De uitspraak is gedaan door mr. G.H. de Soeten, rechter, en is openbaar uitgesproken. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/1148

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Stam),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek herbeoordeling kinderopvangtoeslag van 9 februari 2021.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
3. De rechtbank gaat uit van de door eiseres gegeven informatie en ingebrachte stukken. Eiseres heeft zich op 9 februari 2021 bij verweerder gemeld om haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag te bekijken. Bij brief van 11 maart 2021 heeft verweerder € 30.000 aan eiseres toegekend. Bij brief van 1 juli 2021 heeft verweerder de termijn van herbeoordeling verlengd met zes maanden en medegedeeld dat uiterlijk op
29 januari 2022 het verzoek beoordeeld moet zijn. Verweerder heeft bij brief van 29 december 2021 aan eiseres medegedeeld dat er meer tijd nodig is om haar situatie te bekijken en dat zij op een website kan opzoeken wanneer ze aan de beurt is. Op 29 januari 2022 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld.
4. Eiseres heeft vervolgens op 8 maart 2022, meer dan twee weken nadat zij verweerder in gebreke heeft gesteld, beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek.
5. Het beroep is kennelijk gegrond.
6. Eiseres heeft verzocht om de dwangsom wegens het niet tijdig beslissen vast te stellen. De hoogte van de dwangsom bedraagt in het onderhavige geval het maximumbedrag van € 1.442, omdat verweerder al meer dan 42 dagen in gebreke is. Dat staat in artikel 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.
7. Aangezien het beroep gegrond is en er nog steeds geen besluit is bekendgemaakt, moet de rechtbank het bestuursorgaan opdragen om in principe binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend te maken. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (artikel 8:55d van de Awb).
8. Verweerder verzoekt in zijn verweerschrift dat de rechtbank een beslistermijn op te leggen van twaalf weken na verzending van deze uitspraak.
9. De rechtbank overweegt als volgt. De rechter moet bij het stellen van een nadere termijn voor het besluit een op dit moment verantwoorde keuze maken in het dilemma tussen snelheid en zorgvuldigheid. Als het bestuursorgaan dit dilemma heeft veroorzaakt, rechtvaardigt dit niet zonder meer dat zorgvuldigheid wordt opgeofferd aan snelheid. De
rechter moet een nadere termijn stellen die niet onnodig lang, maar ook niet onrealistisch kort is (ABRvS 20 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2346).
Eiseres wacht al zeer lange tijd op de herbeoordeling van haar zaak. Zij heeft zich al op 16 november 2020 bij verweerder gemeld en heeft nog steeds geen uitsluitsel gekregen. De rechtbank vindt dat verweerder inmiddels meer dan genoeg tijd heeft gehad om de situatie van eiseres te boordelen en ook om aan de formele procedures, zoals het raadplegen van de commissie van wijzen, te voldoen. De rechtbank gaat er namelijk vanuit dat het proces om het besluit te nemen al loopt en niet pas gaat beginnen zodra de onderhavige uitspraak is gedaan. Er bestaat tussen partijen immers geen geschil over dat de termijn is overschreden. In elk geval had verweerder sinds het ontvangen van de ingebrekestelling van eiseres op 29 januari 2022 de procedures moeten starten zo dit nog niet gedaan was. Sindsdien is er ruim meer dan de door verweerder voor een zorgvuldige beslissing nodig geachte twaalf weken tijd verstreken. Sinds het indienen van het verweerschrift (24 maart 2022) zijn ook reeds ongeveer negen weken verstreken waarin verweerder de procedures tot herbeoordeling had kunnen uitvoeren. Daarom acht de rechtbank het nu nog toekennen van een beslistermijn van twaalf weken onnodig lang en een termijn van twee weken niet onrealistisch kort. Een langere beslistermijn dan de wet als uitgangspunt geeft is gelet op het hiervoor overwogene niet gepast en daarom zal de rechtbank verweerder opdragen om binnen twee weken na deze uitspraak alsnog het besluit te nemen.
10. De rechtbank bepaalt voorts met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom van € 100 verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 50 vergoeden.
12. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij voor de beroepsmatig verleende bijstand heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht toegekend voor een bedrag van € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759, bij een wegingsfactor 0,5 voor het lichte gewicht van deze zaak, omdat het geschil beperkt is tot formele aspecten van niet tijdig beslissen en de dwangsom). Toegekend wordt € 379,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H. de Soeten, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.