In deze zaak heeft eiseres, die al lange tijd wacht op de herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag, beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat er niet tijdig op haar verzoek is beslist. Eiseres heeft zich op 9 februari 2021 bij verweerder gemeld, maar heeft tot op heden geen uitsluitsel ontvangen. De rechtbank oordeelt dat verweerder meer dan voldoende tijd heeft gehad om de situatie van eiseres te beoordelen en dat er geen geschil bestaat over het feit dat de termijn is overschreden. De rechtbank stelt vast dat verweerder sinds de ingebrekestelling op 29 januari 2022 niet tijdig heeft gehandeld en dat er inmiddels meer dan twaalf weken zijn verstreken zonder dat er een besluit is genomen.
De rechtbank heeft besloten dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Eiseres heeft ook recht op vergoeding van de proceskosten en het griffierecht, omdat haar beroep gegrond is verklaard. De rechtbank benadrukt dat de rechter bij het stellen van een termijn voor het besluit een evenwicht moet vinden tussen snelheid en zorgvuldigheid, vooral wanneer het bestuursorgaan zelf verantwoordelijk is voor de vertraging.
De uitspraak is gedaan door mr. G.H. de Soeten, rechter, en is openbaar uitgesproken. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.