Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Nationaal Grondbezit Romeo Foxtrot B.V.
Amedia B.V.
hierna te noemen: Amedia
gemachtigde: mr. A.A. Jurgens-Boot
AHC Consulting AGgevestigd te Wels (Oostenrijk)
verzoekende partij sub 3
hierna te noemen: AHC
gemachtigde: mr. A.A. Jurgens-Boot
1.Het procesverloop
2.De feiten
In artikel 29 van de huurovereenkomst is een bepaling opgenomen onder het kopje ‘
Bijzondere gebeurtenissen’. Deze bepaling luidt:
‘
Verhuurder en huurder komen bereits nu overeen dat in het geval van terroristische aanslagen, epidemiën en oorlog er de mogelijkheid bestaat de maandelijkse huurprijs aan te passen. Deze bijzondere gebeurtenissen moeten plaatsvinden in Amsterdam of aan de luchthaven Schiphol en direkte invloed hebben op de bezettingsgraad en op het prijsniveau van het huurobjekt en vergelijkbare hotels in Amsterdam en aan de luchthaven Schiphol. In het geval van onduidelijkheden beslist de Kamer van Koophandel in Amsterdam over de hoogte en duur van de huurprijsaanpassing. Beide partijen verklaren bereits hier dat beide partijen onvoorwaardelijk in overeenstemming met de beslissing van de kamer van koophandel zullen handelen.’.
3.Het verzoek
1) aan de hand van artikel 29 van de huurovereenkomst de vraag te beantwoorden of Amedia in aanmerking komt voor een huurprijsvermindering ten gevolge van de coronacrisis en, zo ja, de hoogte en de duur van de huurprijsvermindering vast te stellen;
en voorts:
2a)
indien en voor zoverde beslissing onder 1) ertoe leidt dat Amedia – na aftrek van de over de betreffende periode verrichte betalingen- nog enig bedrag aan NaGro is verschuldigd, bij uitspraak, uitvoerbaar bij voorraad:
Amedia en AHC hoofdelijk te veroordelen tot betaling van het aldus vastgestelde verschuldigde bedrag aan NaGro binnen 14 dagen na dagtekening van deze uitspraak te vermeerderen met de wettelijke handelsrente tot de dag van algehele voldoening;
2b)
indien en voor zoverde beslissing onder 1) ertoe leidt dat NaGro -met inachtneming van de door Amedia over de betreffende periode verrichte betalingen- nog enig bedrag aan Amedia is verschuldigd, bij uitspraak, uitvoerbaar bij voorraad:
NaGro te veroordelen tot betaling van het aldus vastgestelde verschuldigde bedrag aan Amedia, binnen 14 dagen na dagtekening van deze uitspraak te vermeerderen met de wettelijke handelsrente tot de dag van algehele voldoening;
3) de proceskosten te compenseren.
4) Amedia en AHC hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan NaGro van een bedrag van
€ 15.000,00 aan buitengerechtelijke kosten, binnen 14 dagen na deze uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente tot de dag van voldoening;
5) Amedia en AHC hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan NaGro binnen 14 dagen na deze uitspraak een bedrag van € 5.230,50 aan tot en met februari 2022 verbeurde contractuele boetes, binnen veertien dagen na dagtekening van deze uitspraak en tot betaling van € 1.046,10 met betrekking tot de voor maart 2022 onbetaald gelaten huur indien tijdens de zitting van 14 maart 2022 blijkt dat de huur van maart 2022 niet (tijdig en volledig) is betaald.
4.Het standpunt van NaGro
NaGro meent primair dat Amedia geen huurkorting toekomt. Artikel 29 van de huurovereenkomst biedt weliswaar de mogelijkheid van een huurkorting, maar de door Amedia gekozen onderverhuurconstructie staat aan toekenning van huurkorting in de weg. Amedia heeft zelf van deze constructie geprofiteerd en dient daar nu het ondernemersrisico van te dragen. Daarnaast geldt dat Amedia aan haar verzoek om huurprijsvermindering in feite ten grondslag legt dat zij omzetdaling heeft geleden doordat Hotel 2020 failliet is verklaard en daarop ziet artikel 29 niet; het faillissement van een onderhuurder is geen bijzondere gebeurtenis in de zin van dat artikel. Wijziging van de huurovereenkomst op grond van onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 6:258 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan ook niet aan de orde zijn, omdat ook in dit verband geldt dat de onderverhuurconstructie (en daarmee het faillissement van Hotel 2020) voor rekening en risico van Amedia komt.
NaGro stelt subsidiair dat indien de kantonrechter toch aanleiding ziet om artikel 29 van de huurovereenkomst toe te passen, het in de rede ligt om voor de uitleg daarvan aan te sluiten bij artikel 6:258 BW en de in het kader van de coronacrisis door de Hoge Raad daarvoor gegeven maatstaf in het arrest van 24 december 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1974). Volgens die maatstaf heeft Amedia evenmin recht op huurkorting, omdat Amedia niet heeft voldaan aan haar stelplicht.
Meer subsidiair meent NaGro dat indien de kantonrechter van oordeel is dat Amedia aanspraak kan maken op een huurkorting, deze korting moet worden berekend alsof Hotel 2020 niet failliet was verklaard.
5.Het standpunt van Amedia
De coronacrisis is een bijzondere gebeurtenis als bedoeld in artikel 29 van de huurovereenkomst. Dat artikel is een hardship-clausule. Primair maakt Amedia op die grond aanspraak op een huurprijsvermindering van 100% dan wel 75% vanaf 15 maart 2020 tot heden. Subsidiair geldt dat uit de jurisprudentie volgt dat Amedia zowel op grond van de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid als op grond van onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 6:258 BW recht heeft op huurkorting. Daarbij dient de uitwerking van de prejudiciële vragen in voornoemd arrest van de Hoge Raad als ondergrens te worden toegepast in geschillen tussen partijen bij een overeenkomst waarin een hardship-clausule is opgenomen, zoals hier het geval is.
6.De beoordeling
‘
Amedia zal voorlopig in ieder geval EUR 54,000 per maand van de huur blijven betalen.NaGro zal de situatie bespreken met meneer [naam 2] en zal terugkoppelen of zij een nieuw voorstel kan doen als permanente oplossing voor de situatie.Voor de volledigheid: NaGro wil er met Amedia graag uitkomen, maar behoudt zich vanzelfsprekend alle rechten en weren voor.’
Hieruit blijkt alleen dat partijen waren overeengekomen dat Amedia voorlopig € 54.000,00 per maand van de huur zou betalen en dat dus sprake was van opschorting voor de resterende huur. Uit deze enkele e-mail kan, zoals NaGro terecht heeft opgemerkt, niet worden afgeleid dat partijen een definitieve huurprijs van € 54.000,00 zijn overeengekomen voor de duur van de sluiting van het hotel. Een andere onderbouwing van deze gestelde afspraak heeft Amedia niet gegeven en verdere stellingname ontbreekt. De kantonrechter ziet daarom geen reden voor nadere bewijslevering op dat punt en is van oordeel dat Amedia onvoldoende heeft onderbouwd dat partijen een dergelijke betalingsafspraak hebben gemaakt. Voor zover Amedia betoogt dat in periode 2 voor het meerdere boven € 54.000,00 per maand huurkorting zou moeten worden toegepast op grond van deze vermeende afspraak, wordt zij daarin dan ook niet gevolgd.
1. de overeengekomen huurprijs wordt uitgedrukt in een percentage van het totaalbedrag aan vaste lasten;
2. het met dat percentage overeenstemmende deel van de Tegemoetkoming Vaste Lasten (hierna: TVL) waarop Amedia aanspraak kan maken wordt afgetrokken van de overeengekomen huurprijs;
3. de procentuele omzetvermindering wordt vastgesteld door de omzet in een periode waarover de huurprijsvermindering berekend wordt (hierna: de lagere omzet) te vergelijken met de omzet in een vergelijkbaar tijdvak voorafgaand aan de coronapandemie (de referentieomzet);
4. dit nadeel wordt in beginsel gelijkelijk verdeeld over de huurder en de verhuurder (door de huur met de helft van het verminderde omzetpercentage te verminderen).
- een uitdraai uit de grootboekrekening van de balans en de winst & verliesrekening over de periode januari tot en met oktober 2021 (productie 2)
- het jaarverslag 2020 (productie 6)
- de conceptbalans 2020 (productie 7c)
- een deel van de jaarstukken 2020 (productie 16d)
- een deel van de jaarstukken 2019 (productie 16e)
- de vaststellingen TVL over het laatste kwartaal 2020 en de vier kwartalen 2021
- de conceptbalans 2021
- het jaarverslag 2019