ECLI:NL:RBNHO:2022:4930

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
9518477 \ CV EXPL 21-4027
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van overeenkomst en gevolgen voor cessie in civiele zaak tussen consumenten en aannemer

In deze civiele zaak, behandeld door de kantonrechter in Zaanstad, draait het om de vraag of consumenten de door een aannemer gecedeerde vordering voor reparatiewerkzaamheden aan hun dak moeten betalen. De kantonrechter oordeelt dat de consumenten de overeenkomst met de aannemer hebben ontbonden, waardoor de vordering tot betaling is komen te vervallen en niet meer kon worden gecedeerd. De vordering van de eiser, die als gemachtigde van de aannemer optreedt, wordt afgewezen. De zaak begint met een dagvaarding van de eiser op 12 oktober 2021, waarna de gedaagden schriftelijk hebben geantwoord. Tijdens de zitting op 15 april 2022 zijn de standpunten van beide partijen toegelicht. De feiten van de zaak tonen aan dat de aannemer, Huisbeheer, op 17 september 2020 overeenkomsten heeft gesloten met de gedaagden voor onderhoudswerkzaamheden aan hun dak. De gedaagden hebben echter de overeenkomst ontbonden, omdat de werkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd. De kantonrechter concludeert dat de gedaagden gerechtigd waren de overeenkomst te ontbinden, en dat de vordering van de eiser, die voortkwam uit een cessie van de aannemer, niet meer geldig was. De kantonrechter wijst de vorderingen van de eiser af en legt de proceskosten op aan de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 9518477 \ CV EXPL 21-4027
Uitspraakdatum: 9 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]h.o.d.n. [bedrijfsnaam]
wonende te [woonplaats 1]
eiser
verder te noemen: [eiser]
procederend in persoon
tegen

1.[gedaagde 1]

2.
[gedaagde 2]
beiden wonende te [woonplaats 2]
gedaagden
verder te noemen: [gedaagden]
gemachtigde: mr. M.S.F. Loor
De zaak in het kort
In deze zaak draait het om de vraag of consumenten de door een aannemer gecedeerde vordering voor reparatiewerkzaamheden aan het dak van hun woning moeten betalen. De kantonrechter oordeelt dat, omdat de consumenten de overeenkomst met de aannemer hebben ontbonden, de vordering tot betaling is komen te vervallen en niet meer kon worden gecedeerd. De vordering wordt daarom afgewezen. Ook de vorderingen tot vergoeding van extra uren en kosten voor juridische bijstand worden afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 12 oktober 2021 een vordering tegen [gedaagden] ingesteld. [gedaagden] hebben schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 15 april 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
Op 8 september 2020 heeft Huisbeheer een offerte uitgebracht voor onderhoudswerkzaamheden aan het dak van de woning van [gedaagden] Naar aanleiding van deze offerte hebben Huisbeheer en [gedaagden] op 17 september 2020 een tweetal overeenkomsten gesloten waarop staat ‘Werk Opdracht’, voor een totaalbedrag van € 7.500,00 inclusief btw.
2.2.
Bij het uitvoeren van de werkzaamheden heeft Huisbeheer gebruik gemaakt van een ladderlift. Deze hebben zij gehuurd bij een derde en de kosten daarvan zijn doorbelast aan [gedaagden]
2.3.
[gedaagden] hebben bij aanvang van de werkzaamheden op 17 september 2020 een aanbetaling van € 1.500,00 aan Huisbeheer gedaan.
2.4.
Op 23 september 2020 hebben [gedaagden] Huisbeheer per e-mail het volgende bericht:
‘Goedemiddag. Zoals het dak nu ligt kan het er morgen in zijn geheel weer worden afgehaald. Hoe aardig en willend de heren ook zijn dit is echt te erg voor woorden zoals het er op ligt. Als uw mensen dit niet kunnen zeg dat dan gewoon dan kijk je gewoon verder . Schots en scheef , niet op elkaar aansluitend, afgeplakt met oranje plakband. Sorry maar het is echt vreselijk. Misschien is het beter als we het hier maar bij laten want hier hebben wij absoluut geen vertrouwen meer in. Ik hoop vanavond nog wat van u te horen.’
2.5.
Op 24 september 2020 zijn medewerkers van Huisbeheer naar de woning van [gedaagden] gegaan. Er zijn die dag geen werkzaamheden verricht.
2.6.
[gedaagden] hebben Huisbeheer per brief van 25 september 2020 in gebreke gesteld en gesommeerd om binnen 14 dagen alsnog aan de verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst te voldoen.
2.7.
Op 29 september 2020 heeft een door [gedaagden] ingeschakelde deskundige van Setelkeur Bouwkundige Keuringen een inspectie aan het dak uitgevoerd. In zijn rapport meldt de deskundige het volgende:
‘Uit de foto’s blijkt dat de dakpannen niet in rechte lijn zijn aangebracht waardoor er een verloop ontstaat en men op een gegeven moment niet meer uitkomt en er geen aansluiting kan worden gemaakt met de volgende rij pannen dit is opgelost door een kunststof strook aan te brengen op de dakbedekking tussen de volgende rij pannen. (…)
Uit de bijgevoegde foto’s blijkt dat het wel mogelijk is om het dak sluitend te dekken zonder kunststofstroken mits men er voor zorgt dat de dakpannen in lijn liggen en de correctie plaats vindt bij de nokvorsten.’
2.8.
[eiser] heeft, als gemachtigde van Huisbeheer, [gedaagden] op 30 september 2020 een brief gestuurd waarin een beroep wordt gedaan op schuldeisersverzuim, omdat [gedaagden] op 24 september 2020 hebben verhinderd dat Huisbeheer de werkzaamheden af kon ronden. Tevens zijn [gedaagden] in gebreke gesteld en heeft [eiser] erop aangedrongen om binnen zeven dagen aan Huisbeheer de gelegenheid te geven haar deel van de opdracht na te komen. Tot slot heeft [eiser] [gedaagden] gesommeerd om het restant van de aanneemsom van € 6.525,00 vermeerderd met extra kosten voor wachttijd van werknemers en kosten voor juridische bijstand van in totaal € 2.343,00 te betalen.
2.9.
De gemachtigde van [gedaagden] heeft bij brief van 5 oktober 2020 gereageerd op de brief van 30 september 2020 en heeft weersproken dat er sprake is van schuldeisersverzuim. Huisbeheer is tevens in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 9 oktober 2020 de overeengekomen werkzaamheden af te ronden bij gebreke waarvan de overeenkomst zal worden ontbonden. Ook is vermeld dat er lekkages hebben plaatsgevonden als gevolg van de gebrekkige uitvoering van de werkzaamheden met waterschade tot gevolg.
2.10.
Op 8 oktober 2020 heeft Huisbeheer [gedaagden] een e-mail gestuurd waarin zij een aantal data voorstelt waarop zij de werkzaamheden af kan ronden ‘
onder de voorwaarden die eerder besproken zijn.’ Naar aanleiding van deze e-mail heeft de gemachtigde van [gedaagden] per e-mail van diezelfde dag laten weten dat Huisbeheer niet aan haar verplichting heeft voldaan om de werkzaamheden conform de eisen van goed en deugdelijk werk af te ronden en dat de overeenkomst daarom zal worden ontbonden.
2.11.
Op 22 oktober 2020 heeft [eiser] namens Huisbeheer [gedaagden] per brief wederom tot betaling aangemaand en herhaald dat er sprake is van schuldeisersverzuim. Als reactie hierop heeft de gemachtigde van [gedaagden] [eiser] per brief van 18 november 2020 bericht dat als gevolg van het niet voldoen aan eerdere sommaties de tussen partijen gesloten overeenkomsten zijn ontbonden en Huisbeheer aansprakelijk is voor de schade die [gedaagden] als gevolg van het niet juist uitvoeren van de werkzaamheden hebben geleden. Tot slot is Huisbeheer gesommeerd tot betaling van de door [gedaagden] geleden schade.
2.12.
Per brief van 19 november 2020 heeft [eiser] aan [gedaagden] laten weten dat de vordering van Huisbeheer aan hem is gecedeerd en zijn [gedaagden] opnieuw gesommeerd tot betaling van de restantsom van de opdrachten, extra kosten voor urenverlies aan de kant van Huisbeheer en kosten van juridische bijstand

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagden] veroordeelt tot betaling van € 10.678,31, de wettelijke rente, proceskosten en nakosten. Dit bedrag bestaat uit een hoofdsom van € 6.525,00, kosten voor urenverlies door Huisbeheer van € 1.188,00, kosten voor juridische bijstand van € 1.900,00, wettelijke rente tot 12 oktober 2020 van € 209,55 en buitengerechtelijke incassokosten van € 855,65.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat Huisbeheer en [gedaagden] op 17 september 2020 een tweetal overeenkomsten van opdracht hebben gesloten op basis waarvan Huisbeheer reparatiewerkzaamheden heeft verricht aan het dak van de woning van [gedaagden] Huisbeheer wilde op 24 september 2020 de werkzaamheden afronden, maar dat hebben [gedaagden] verhinderd door auto’s op hun oprit te plaatsen. Omdat [gedaagden] Huisbeheer niet in de gelegenheid hebben gesteld om de overeenkomst na te komen, is er sprake van schuldeisersverzuim. Door middel van cessie is de vordering tot betaling van de aanneemsom overgedragen aan [eiser] .
3.3.
[gedaagden] voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] in zijn vordering, althans tot afwijzing daarvan. Volgens [gedaagden] hebben zij de overeenkomst ontbonden en kon de vordering tot betaling van de aanneemsom daarom niet meer gecedeerd worden aan [eiser] . Subsidiair voeren [gedaagden] aan dat de vordering van [eiser] is opgebouwd uit een aantal aanvullende vorderingen waarvoor geen rechtsgrond bestaat.

4.De beoordeling

4.1.
In deze procedure gaat het in de eerste plaats om de vraag of [eiser] door middel van cessie een vordering op [gedaagden] heeft verkregen. [gedaagden] betwisten dat.
4.2.
Voor een rechtsgeldige cessie van een vordering is vereist dat de vordering moet zijn geleverd door een daartoe bestemde akte en dat daarvan mededeling moet worden gedaan aan de schuldenaar. [1] [eiser] heeft op de zitting verklaard dat de akte van cessie is opgemaakt op 19 november 2020 en dat middels die akte de vorderingen van Huisbeheer tot betaling van de aanneemsom en tot vergoeding van schade en kosten voor juridische bijstand aan hem zijn gecedeerd. [gedaagden] hebben dat op zichzelf niet betwist. De cessie is bij brief van diezelfde datum (r.o. 2.12) aan [gedaagden] meegedeeld. Aan de vereisten dat de vordering is geleverd door een daartoe bestemde akte en dat mededeling is gedaan van de cessie is dus voldaan.
4.3.
[gedaagden] hebben betwist dat Huisbeheer op 19 november 2020 een vordering op hen had die kon worden gecedeerd. Volgens [gedaagden] hebben zij de met Huisbeheer gesloten overeenkomsten ontbonden dan wel opgezegd, omdat Huisbeheer tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Doordat de overeenkomst is ontbonden / opgezegd is de betalingsverplichting van [gedaagden] komen te vervallen en kon die vordering niet aan [eiser] worden gecedeerd. [eiser] heeft dit weersproken en stelt dat [gedaagden] niet gerechtigd waren de overeenkomsten te ontbinden of op te zeggen, omdat er sprake is van schuldeisersverzuim.
Mochten [gedaagden] de overeenkomst ontbinden?
4.4.
De kantonrechter stelt voorop dat in beginsel iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een verbintenis aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas, wanneer de schuldenaar in verzuim is. [2] Een overeenkomst kan echter niet worden ontbonden als de schuldeiser zelf in verzuim is. [3]
4.5.
Als hoofdregel geldt dat verzuim intreedt als de schuldenaar in gebreke wordt gesteld via een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn wordt gesteld om alsnog na te komen en nakoming binnen die termijn vervolgens uitblijft. [4] Ook kan het verzuim zonder ingebrekestelling intreden, onder meer wanneer een voor de voldoening bepaalde – en dus een fatale – termijn verstrijkt zonder dat de verbintenis is nagekomen. [5]
4.6.
Volgens [gedaagden] is dat laatste hier het geval. Op de door [gedaagden] ondertekende werkopdracht staat vermeld ‘twee dagen 4 man’. Volgens [gedaagden] mochten zij hieruit afleiden dat de werkzaamheden in twee dagen zouden zijn afgerond en was er dus sprake van een fatale termijn. Doordat deze termijn is overschreden, is Huisbeheer van rechtswege in verzuim komen te verkeren. [eiser] heeft dit weersproken en aangevoerd dat die opmerking ‘twee dagen 4 man’ alleen op de werkopdracht is gezet om de prijs te bepalen.
4.7.
Uitgangspunt is dat een bij overeenkomst gestelde termijn als bedoeld in artikel 6:83 aanhef en onder a BW in principe fataal is: de schuldenaar raakt door het enkele verstrijken van de termijn in verzuim. Dat kan anders zijn als blijkt dat de termijn een andere strekking heeft. De kantonrechter stelt voorop dat een ondernemer verplicht is een consument bij het sluiten van een overeenkomst te informeren over de belangrijkste kenmerken van de zaak of dienst. In dit geval is sprake van een overeenkomst buiten de verkoopruimte, zodat daarop artikel 6:230m BW van toepassing is. Op grond van het eerste lid van dat artikel onder o BW moet de ondernemer de consument informeren over de duur van de overeenkomst. Gelet daarop oordeelt de kantonrechter dat [gedaagden] er, op basis van de vermelding in de overeenkomst ‘twee dagen 4 man’, vanuit mochten gaan dat de werkzaamheden in twee dagen zouden zijn afgerond. Dit zou slechts anders kunnen zijn als Huisbeheer hen er bij het sluiten van de overeenkomst uitdrukkelijk op had gewezen dat dit niet zag op de duur van de overeenkomst maar uitsluitend van belang was voor het bepalen van de prijs, en dus een andere strekking had dan een fatale termijn. Daarvan is echter niet gebleken en [eiser] heeft dat ook niet gesteld. Dit betekent dat de op de werkopdracht vermelde termijn gezien moet worden als een fatale termijn en Huisbeheer vanaf 19 september 2020, zonder dat daarvoor een ingebrekestelling was vereist, in verzuim is komen te verkeren. [eiser] stelt nog dat na het begin van de werkzaamheden bleek dat het dak gebreken vertoonde en de werkzaamheden daarom langer zouden duren en dat dit ook besproken is met [gedaagden] Voor zover hij daarmee bedoelt te betogen dat er nieuwe afspraken zijn gemaakt over een latere opleverdatum geldt dat [gedaagden] dat hebben betwist. Nu dit een bevrijdend verweer is, had het op de weg van [eiser] gelegen om nader te onderbouwen dat er een latere opleverdatum is overeengekomen. Dat heeft hij niet (voldoende) gedaan en daarom gaat de kantonrechter daaraan voorbij.
Waren [gedaagden] in schuldeisersverzuim?
4.8.
Door [eiser] is betoogd dat [gedaagden] niet gerechtigd waren de overeenkomsten te ontbinden, omdat er sprake is van schuldeisersverzuim. Een schuldeiser komt in verzuim wanneer nakoming van de verbintenis verhinderd wordt doordat hij de daartoe noodzakelijke medewerking niet verleent of doordat een ander beletsel van zijn zijde opkomt, tenzij de oorzaak van verhindering hem niet kan worden toegerekend. [6]
4.9.
Volgens [eiser] hebben [gedaagden] Huisbeheer op 24 september 2020 geen toegang verleend tot hun erf door met auto’s de oprit te blokkeren en hebben zij daardoor verhinderd dat Huisbeheer de werkzaamheden af kon ronden. [gedaagden] betwisten dat er sprake is van schuldeisersverzuim en stellen onder meer dat Huisbeheer zelf in verzuim was en er daardoor geen sprake kan zijn van schuldeisersverzuim.
4.10.
Dat verweer slaagt. Schuldeisersverzuim veronderstelt in dit geval dat Huisbeheer haar verbintenis niet kon nakomen uitsluitend doordat een beletsel aan de kant van [gedaagden] bestond. Daarvan is hier echter geen sprake. Zoals hiervoor is overwogen is Huisbeheer immers zelf in verzuim gekomen op 19 september 2020. Daardoor kon de verbintenis niet meer worden nagekomen. Dat [gedaagden] in de brief van 25 september 2020 en hun gemachtigde in de brief van 5 oktober 2020 Huisbeheer nog in de gelegenheid hebben gesteld om de werkzaamheden af te ronden, maakt dat niet anders. Aangezien de werkzaamheden aan het dak nog niet klaar waren en [gedaagden] vreesden voor (meer) waterschade, is voorstelbaar dat zij Huisbeheer nog in de gelegenheid wilden stellen om alsnog de verbintenis deugdelijk na te komen. Gezien het al ontstane verzuim aan de zijde van Huisbeheer kon er echter geen schuldeisersverzuim meer ontstaan aan de zijde van [gedaagden] Het beroep van [eiser] op schuldeisersverzuim wordt daarom verworpen.
Conclusie: [gedaagden] mochten de overeenkomst ontbinden
4.11.
Gelet op het voorgaande komt de kantonrechter tot de conclusie dat [gedaagden] gerechtigd waren de met Huisbeheer gesloten overeenkomsten te ontbinden. Of [gedaagden] hier al vóór 18 november 2020 toe zijn overgegaan is niet helemaal duidelijk. Wel staat vast dat uit de brief van 18 november 2020 van de gemachtigde van [gedaagden] volgt dat de overeenkomsten in ieder geval op die datum zijn ontbonden. Ook staat vast dat deze brief die dag ook per e-mail aan [eiser] is gestuurd en [eiser] heeft erkend dat die e-mail hem op 18 november 2020 heeft bereikt. Dit betekent dat de overeenkomsten zijn ontbonden voordat de cessie plaatsvond op 19 november 2020.
Gevolgen ontbinding voor cessie
4.12.
Voor zover verbintenissen nog niet zijn uitgevoerd, vervallen deze op het moment van ontbinding en kan er geen nakoming meer van die verbintenissen worden gevorderd (artikel 6:271 BW). Dit brengt met zich mee dat door de ontbinding de verplichting van [gedaagden] om het resterende deel van de aanneemsom te betalen is komen te vervallen en Huisbeheer de vordering tot nakoming van die verbintenis op 19 november 2020 niet meer aan [eiser] kon cederen. Voor zover verbintenissen wel zijn uitgevoerd ontstaan er voor partijen ongedaanmakingsverbintenissen. Huisbeheer kon op 19 november 2020 dus hooguit een vordering die zij uit hoofde van een ongedaanmakingsverbintenis op [gedaagden] had cederen aan [eiser] , maar niet gesteld of gebleken is dat Huisbeheer dat heeft gedaan.
4.13.
De kantonrechter komt daarom tot de conclusie dat de vordering van [eiser] , voor zover deze ziet op betaling van de aanneemsom, moet worden afgewezen, omdat die vordering door het ontbinden van de overeenkomst is vervallen en niet meer aan [eiser] kon worden gecedeerd.
Overige vorderingen
4.14.
[eiser] maakt verder aanspraak op de vergoeding van kosten voor urenverlies door Huisbeheer en kosten van juridische bijstand. Deze vorderingen op [gedaagden] heeft Huisbeheer ook aan hem gecedeerd. Op de zitting heeft [eiser] verklaard dat deze kosten een vergoeding bedragen voor de door Huisbeheer als gevolg van het tekortschieten door [gedaagden] geleden schade. Voorwaarde voor het toekennen van schadevergoeding is dat er sprake is van een tekortkoming die aan de schuldenaar kan worden toegerekend. [7] Zoals hiervoor reeds is overwogen, is echter niet vast komen te staan dat sprake is van schuldeisersverzuim aan de zijde van [gedaagden] en daarmee ook niet dat zij tekort zijn geschoten. Een grondslag voor deze gestelde vorderingen, wat daar verder ook van zij, ontbreekt reeds daarom. Ook deze zullen daarom worden afgewezen.
4.15.
Omdat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen zullen ook de door hem gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente worden afgewezen.
4.16.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt. Ter zitting hebben [gedaagden] verzocht [eiser] te veroordelen tot betaling van de werkelijk door hen gemaakte proceskosten. Een dergelijke vordering is alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. [8] De kantonrechter oordeelt dat in dit geval niet kan worden gezegd dat het ontoelaatbaar was dat [eiser] zijn - later onjuist gebleken, althans als onjuist beoordeelde - standpunt omtrent de gegrondheid van zijn vordering verdedigde. Het verzoek van [gedaagden] zal daarom worden afgewezen en de proceskosten zullen worden vastgesteld conform het liquidatietarief.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagden] worden vastgesteld op een bedrag van € 746,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagden]
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Art. 3:94 Burgerlijk Wetboek (BW)
2.Art. 6:265 BW
3.Art. 6:266 lid 1 BW
4.Art: 6:82 lid 1 BW
5.Art: 6:83 onder a BW
6.Art: 6:58 BW
7.Art. 6:74 lid 1 BW
8.HR 29 juni 2007, LJN BA3516, NJ 2007/353