ECLI:NL:RBNHO:2022:5111

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
9848555
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot afgifte van beeld- en geluidsopnamen in kort geding door ontslagen werknemer

In deze zaak vorderde een werknemer, die op staande voet was ontslagen door SAB Catering B.V., de afgifte van beeld- en geluidsopnamen van verklaringen van collega's. De werknemer stelde dat hij deze opnamen nodig had om zijn ontslag aan te vechten in een nog te starten bodemprocedure. De kantonrechter oordeelde echter dat de werknemer geen rechtmatig belang had bij de afgifte van de opnamen, omdat het ging om de waardering van bewijsmiddelen in de bodemprocedure, wat buiten het bereik van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering valt. De kantonrechter wees de vordering af en stelde dat de werknemer voldoende informatie had uit de schriftelijke verklaringen van de collega's. De proceskosten werden toegewezen aan de werknemer, die ongelijk kreeg in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9848555 \ VV EXPL 22-57
Uitspraakdatum: 19 mei 2022
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. M. Schildwacht
tegen
SAB Catering B.V.
gevestigd te 's-Hertogenbosch
gedaagde
verder te noemen: SAB Catering
gemachtigde: mr. N. Duine
De zaak in het kort
Werknemer vordert werkgever te veroordelen tot afgifte van beeld- en geluidsfragmenten met verklaringen van werknemers op grond van artikel 843a Rv. De vordering wordt afgewezen, omdat de werknemer geen rechtmatig belang heeft bij afgifte. Het gaat hier om de waardering van bewijsmiddelen in de (nog door de werknemer te starten) bodemprocedure en dat valt buiten het bereik van artikel 843a Rv.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft SAB Catering op 2 mei 2022 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 mei 2022. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
[eiser] is op 13 april 2013 bij SAB Catering in dienst getreden en was laatstelijk werkzaam in de functie van Vestigingsmanager.
2.2.
Op 12 maart 2022 heeft op de werkvloer een situatie plaatsgevonden waarbij [eiser] en een uitzendkracht betrokken waren. Naar aanleiding hiervan is [eiser] op 12 maart 2022 op non-actief gesteld, hangende een te verrichten onderzoek naar het handelen van [eiser] .
2.3.
In het kader van het onderzoek heeft SAB Catering meerdere werknemers gehoord. Van de gesprekken zijn door SAB Catering beeld- en geluidsopnamen gemaakt. De HR-medewerker van SAB Catering die bij de gesprekken aanwezig was, heeft de opnamen uitgewerkt in gespreksverslagen, die door de betreffende werknemers zijn ondertekend.
2.4.
Op 15 april 2022 heeft SAB Catering [eiser] op staande voet ontslagen wegens (i) het maken van seksistische opmerkingen en (ii) het ongewenst betasten van andere werknemers.
2.5.
Bij e-mail van 22 april 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] SAB Catering verzocht om het onderzoeksrapport toe te zenden.
2.6.
Naar aanleiding daarvan heeft SAB Catering de onder 2.3 genoemde gespreksverslagen (met toestemming van de betrokken werknemers) aan [eiser] toegestuurd.
2.7.
Bij e-mails van 25 en 26 april 2022 heeft [eiser] SAB Catering gevraagd om ook de beeld- en geluidsopnamen van de gesprekken met de werknemers te verstrekken.
2.8.
SAB Catering heeft aan deze verzoeken geen gehoor gegeven.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening SAB Catering veroordeelt tot afgifte aan [eiser] van de beeld en/of geluidsfragmenten waarop de verklaringen van de werknemers zijn opgenomen, binnen 24 uur na de datum van het vonnis, op straffe van een dwangsom van € 25.000,- en een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat SAB Catering niet aan de veroordeling voldoet.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) recht heeft op afgifte van de beeld- en geluidsfragmenten. Omdat het gegeven ontslag is gebaseerd op de verklaringen van de werknemers, heeft [eiser] er rechtmatig belang bij om precies te weten wat, hoe en waarom er is verklaard. [eiser] heeft deze informatie nodig om zijn rechtspositie te bepalen en om het verzoekschrift (waarmee het gegeven ontslag zal worden aangevochten) te kunnen opstellen.
Verder is een goede rechtsbedeling bij afgifte van de fragmenten gebaat, omdat getuigenverhoren dan achterwege kunnen blijven.
Ook aan de andere voorwaarden voor toepassing van artikel 843a Rv (bepaalde bescheiden en partij bij de rechtsbetrekking) is voldaan.
Tot slot geldt dat [eiser] een spoedeisend belang bij zijn vordering heeft, omdat het verzoekschrift, gericht tegen het ontslag, binnen twee maanden na de ontslagdatum moet worden ingediend.

4.Het verweer

4.1.
SAB Catering betwist de vordering.
4.2.
SAB Catering betwist dat [eiser] een rechtmatig belang bij afgifte van de opnamen heeft. De schriftelijke verklaringen geven een goed beeld van wat er in welke context is verklaard en er zijn, mede gelet op de schriftelijke akkoordverklaring van de werknemers, geen redenen om aan te nemen dat de inhoud van die verklaringen onjuist is en/of door SAB Catering is verdraaid. [eiser] kan op basis van de schriftelijke verklaringen zijn rechtspositie goed bepalen en zijn verzoekschrift opstellen. [eiser] heeft de opnamen dus niet nodig, behalve dat hij de juistheid/geloofwaardigheid van de verklaringen wil controleren. Dat valt echter buiten het bereik van artikel 843a Rv.
Verder geldt dat SAB Catering gewichtige redenen heeft om niet tot afgifte van de opnamen over te gaan. Ten eerste ontbreekt de (op grond van privacywetgeving vereiste) instemming van de werknemers om deze opnamen met [eiser] te mogen delen. Ten tweede wil SAB Catering haar werknemers, gelet op het soms emotionele karakter van de gesprekken, beschermen.
Tenslotte is een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder afgifte van de opnamen gewaarborgd. Er zijn immers onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld, waaruit blijkt dat de opnamen een meerwaarde hebben ten opzichte van de schriftelijke verklaringen. Een kort geding leent zich niet voor de vraag of een getuigenverhoor in de bodemprocedure achterwege kan blijven.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft. De kantonrechter overweegt dat een vordering tot afgifte van stukken ook in een kort geding kan worden gedaan. [1] Bij een vordering als deze in een kort geding is terughoudendheid echter op zijn plaats, omdat afgifte onomkeerbaar is. Het spoedeisend belang is aanwezig, omdat [eiser] stelt dat hij de opnamen nodig heeft om in rechte het ontslag op staande voet aan te vechten, hetgeen binnen twee maanden na de ontslagdatum moet gebeuren (artikel 7:686a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
5.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.3.
Op basis van artikel 843a Rv kan de vordering van [eiser] tot afgifte van bescheiden worden toegewezen als aan drie voorwaarden is voldaan:
1) [eiser] heeft een rechtmatig belang bij inzage of afschrift
2) van bepaalde bescheiden
3) aangaande een rechtsbetrekking waarin [eiser] partij is.
5.4.
De kantonrechter overweegt dat geen documenten kunnen worden opgevraagd waarvan een partij slechts vermoedt dat zij wel eens steun zouden kunnen geven aan haar stelling. [2] Ook ontoereikend is dat de verzoeker slechts speculeert over de mogelijke gang van zaken. [3] Verder valt een vordering tot afgifte om de geloofwaardigheid van een getuige te kunnen beoordelen, buiten het bereik van artikel 843a Rv. [4]
5.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat aan de voorwaarden onder 2) en 3) is voldaan. Partijen zijn wel verdeeld over de vraag of [eiser] een rechtmatig belang bij de gevorderde afgifte heeft.
5.6.
[eiser] vordert afschrift van de opnamen, omdat hij wil verifiëren of de schriftelijke verklaringen overeenstemmen met de mondeling afgelegde verklaringen en om te beoordelen of er sturende/insinuerende vragen zijn gesteld en hoe de gesprekken zijn ingeleid door SAB Catering (oftewel: of er zorgvuldig onderzoek is verricht). [eiser] stelt verder dat hij recht heeft op alle bewijsmiddelen die SAB Catering tot haar beschikking heeft. Omdat het ontslag op deze bewijsmiddelen is gebaseerd, is het voor de rechtspositie van [eiser] in de zaak tegen het ontslag van belang dat hij óók over alle bewijsmiddelen beschikt.
5.7.
SAB Catering heeft het rechtmatig belang van [eiser] gemotiveerd weersproken.
5.8.
Hoewel de kantonrechter de wens van [eiser] om van de opnamen kennis te nemen op zichzelf goed begrijpt, kan dit niet tot toewijzing van zijn vordering leiden. [eiser] heeft namelijk onvoldoende concreet gemaakt op welke punten de schriftelijke verklaringen van de werknemers onjuist zouden zijn. Zoals hiervoor is overwogen, is ontoereikend dat [eiser]
vermoedtdat de opnamen (mogelijk) steun geven aan zijn stelling over de beweegredenen van de werknemers voor het afleggen van hun verklaringen en zijn stelling dat SAB Catering de verklaringen mogelijk heeft gestuurd door insinuerende vragen te stellen en door de wijze waarop zij de gesprekken heeft ingeleid. [eiser] heeft erop gewezen dat uit de schriftelijke verslagen blijkt dat geen transcript is opgemaakt, maar dat SAB Catering een vertaling heeft gemaakt van wat er mondeling is verklaard. Deze enkele omstandigheid is echter, zonder nadere toelichting/onderbouwing van [eiser] en gelet op het feit dat de verslagen door de werknemers zelf zijn ondertekend, onvoldoende om aan te nemen dat de opnamen steun geven aan voornoemde stellingen van [eiser] .
5.9.
[eiser] gaat er verder aan voorbij dat de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden voor een ontslag op staande voet (na betwisting door [eiser] ) bij SAB Catering ligt. Het is daardoor in principe ook aan SAB Catering om te bepalen welke bewijsmiddelen zij hiervoor (in de bodemprocedure) zal aandragen. [eiser] kan vervolgens verweer voeren tegen de door SAB Catering aangedragen stellingen en bewijsmiddelen, bijvoorbeeld door (met de in dit kort geding gebezigde argumenten) de geloofwaardigheid/juistheid van de schriftelijke verklaringen in twijfel te trekken. Het is daarna aan de kantonrechter om het ingebrachte bewijs te waarderen en, indien daartoe aanleiding bestaat, SAB Catering een bewijsopdracht te geven (voor bijvoorbeeld het horen van getuigen) en/of haar op de voet van artikel 22 Rv te bevelen de opnamen (alsnog) te overleggen. Indien SAB Catering daaraan dan niet wenst te voldoen, kan de kantonrechter daaraan de gevolgen verbinden die hij geraden acht. Het gaat hier dus om de waardering van bewijsmiddelen in de (nog door [eiser] te starten) bodemprocedure en dat valt, zoals hiervoor is overwogen, buiten het bereik van artikel 843a Rv. Een goede rechtsbedeling is daarmee ook zonder afgifte van de opnamen gewaarborgd, zodat ook in zoverre SAB Catering op dit moment niet gehouden is aan deze vordering te voldoen. Tot slot weegt mee dat terughoudendheid op zijn plaats is bij een vordering als deze in een kort geding, omdat afgifte onomkeerbaar is.
5.10.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal afwijzen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor SAB Catering worden vastgesteld op een bedrag van € 400,00 aan salaris van de gemachtigde van SAB Catering.
6.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Hoge Raad 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY6111.
2.Hof Amsterdam 16 april 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1322.
3.Hof Den Bosch 12 mei 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1668.
4.Rechtbank Amsterdam 3 september 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:6287.