ECLI:NL:RBNHO:2022:5319

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
15/055304-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens meerdere winkeldiefstallen en een woninginbraak met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 23 juni 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zeven winkeldiefstallen en een woninginbraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data in de gemeente Purmerend goederen heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De tenlastelegging omvatte onder andere het stelen van een rugzak, blikjes Red Bull, levensmiddelen en een Playstation 4. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. R. Klein, gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft geen crisisopname als bijzondere voorwaarde opgelegd, verwijzend naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:PHR:2022:525). De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft zich binnen een maand schuldig gemaakt aan meerdere winkeldiefstallen, wat de rechtbank als zeer ernstig beschouwt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het reclasseringsadvies, waaruit bleek dat de verdachte bereid is om hulp te accepteren en zijn leven te verbeteren. De rechtbank heeft de verdachte de kans gegeven om zijn leven op orde te krijgen, maar heeft benadrukt dat dit een laatste kans is. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden van de proeftijd heeft gehouden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/055304-22 en 15/173552-21 (vordering TUL)
Uitspraakdatum: 23 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 juni 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1],
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Klein en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. P.K. de Blieck-Willemsen, advocaat te Vaassen, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 1 februari 2022 in de gemeente Purmerend een rugzak en/of een hoeveelheid blikjes Red Bull, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [bedrijf], aan de John F. Kennedyplein, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen (pv aangifte, blz. 11);
2:
hij op of omstreeks 11 februari 2022 in de gemeente Purmerend een (sport)tas en/of een hoeveelheid blikjes Red Bull, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [bedrijf], aan de John F. Kennedyplein, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen (pv aangifte, blz. 19);
3:
hij op of omstreeks 13 februari 2022 in de gemeente Purmerend een hoeveelheid (fris)drank, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [bedrijf], aan de Weeshuissteeg 2, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen (pv aangifte, blz. 27);
4:
hij op of omstreeks 7 februari 2022 in de gemeente Purmerend
eem hoeveelheid (fris)drank, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
de [bedrijf], aan de Weeshuissteeg, in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen (pv aangifte, blz. 38);
5:
hij in of omstreeks 06 februari 2022 in de gemeente Purmerend een rugzak en/of een hoeveelheid vleeswaren, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [bedrijf], aan de Weeshuissteeg, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen (pv aangifte, blz. 46;
6:
hij op of omstreeks 20 februari 2022 in de gemeente Purmerend een hoeveelheid levensmiddelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [bedrijf], aan de Weeshuissteeg, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen (pv aangifte, blz. 55);
7:
hij op of omstreeks 6 februari 2022 in de gemeente Purmerend een rugzak en/of een hoeveelheid (fris)drank en/of een hoeveelheid levensmiddelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [bedrijf], aan de Weeshuissteeg, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen (pv aangifte, blz. 63);
8:
hij op of omstreeks 6 oktober 2021 in de gemeente Purmerend een rode Playstation 4 en/of een controller (merk: Sony) en/of een koptelefoon en/of een zwarte jas en/of een schoudertas en/of een sleutel van een scooter (merk: Vespa), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ten aanzien van feit 8 op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. De raadsvouw heeft zich op het standpunt gesteld dat weliswaar kan worden vastgesteld dat de verdachte in de woning is geweest, maar dat sprake is van onvoldoende bewijs om vast te kunnen stellen dat het de verdachte is geweest die goederen uit de woning heeft weggenomen.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de feiten 1 tot en met feit 7 op het standpunt gesteld dat deze wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de onder 1 tot en met 8 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vermeld.
Het met betrekking tot feit 8 gevoerde verweer vindt zijn weerlegging in de voor dat feit gebezigde bewijsmiddelen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Ten aanzien van feit 1:
hij op 1 februari 2022 in de gemeente Purmerend een rugzak en een hoeveelheid Red Bull, die aan de [bedrijf], aan het John F. Kennedyplein, toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van feit 2:
hij op 11 februari 2022 in de gemeente Purmerend een tas en een hoeveelheid Red Bull, die aan de [bedrijf], aan het John F. Kennedyplein, toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van feit 3:
hij op 13 februari 2022 in de gemeente Purmerend een hoeveelheid drank die aan de [bedrijf], aan de Weeshuissteeg 2, toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van feit 4:
hij op 7 februari 2022 in de gemeente Purmerend een hoeveelheid drank die aan de [bedrijf], aan de Weeshuissteeg, toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van feit 5:
hij op 6 februari 2022 in de gemeente Purmerend een rugzak en een hoeveelheid vleeswaren, die aan de [bedrijf], aan de Weeshuissteeg, toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van feit 6:
hij op 20 februari 2022 in de gemeente Purmerend een hoeveelheid levensmiddelen die aan de [bedrijf], aan de Weeshuissteeg, toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van feit 7:
hij op 6 februari 2022 in de gemeente Purmerend een rugzak en een hoeveelheid drank en een hoeveelheid levensmiddelen, die aan de [bedrijf], aan de Weeshuissteeg, toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van feit 8:
hij op 6 oktober 2021 in de gemeente Purmerend een rode Playstation 4 en een controller (merk: Sony) en een koptelefoon en een zwarte jas en een schoudertas en een sleutel van een scooter (merk: Vespa), die aan [naam] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 tot en met feit 7, telkens:
diefstal
Ten aanzien van feit 8:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om matiging van de door de officier van justitie gevorderde straf. De verdachte is gemotiveerd om zijn leven op orde te krijgen en is bereid mee te werken aan alle bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geformuleerd in het advies van de reclassering.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich binnen één maand schuldig gemaakt aan een zevental winkeldiefstallen, die in enkele gevallen met de nodige brutaliteit zijn gepleegd. Bovendien heeft hij zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar, omdat woninginbraken een forse inbreuk op de privacy en het gevoel van veiligheid van de bewoners veroorzaken. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een ander ongevraagd in hun woning is geweest en aan hun persoonlijke bezittingen heeft gezeten. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder veroorzaken voor de gedupeerde bedrijven.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 4 mei 2022. Uit dit 34 pagina’s tellende uittreksel blijkt dat de verdachte reeds vele malen onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld voor vermogensdelicten. Niets lijkt de verdachte ervan te weerhouden om telkens opnieuw (vermogens)delicten te plegen.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 1 juni 2022. In dit advies schetst de reclassering enerzijds een beeld van een verdachte die zich meermalen niet aan de gemaakte afspraken heeft gehouden en – kort gezegd – eerder geboden kansen niet heeft aangegrepen. Anderzijds volgt uit het reclasseringsrapport dat de verdachte nadrukkelijk aangeeft dat hij hulp wil én nodig heeft bij het stoppen met het gebruik van middelen. Voorts geeft hij aan open te staan voor hulpverlening en interventies op andere gebieden. Ook ter terechtzitting heeft de verdachte – desgevraagd – verklaard dat hij zijn leven wil beteren en hij bereid is mee te werken aan alle bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geformuleerd in genoemd advies.
Vertrekpunt voor straftoemeting
Om er aan bij te dragen dat in dezelfde soort zaken vergelijkbare straffen worden opgelegd, heeft het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor verschillende strafbare feiten landelijke uitgangspunten uitgewerkt. In het geval van veelvuldige recidive wordt bij een (enkele) winkeldiefstal als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van één maand genoemd. In dit geval heeft de verdachte zeven winkeldiefstallen gepleegd. Voor de woninginbraak wordt bij recidive een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden als oriëntatiepunt genoemd. Aldus bezien is de eis van de officier van justitie, die inhoudt dat een deel van de op te leggen straf voorwaardelijk dient te zijn, alleszins mild.
De op te leggen sanctie
Gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat op de bewezenverklaarde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden opleggen. Een deel van de gevangenisstraf, te weten vier maanden, zal in voorwaardelijke zin worden opgelegd. Aan dit voorwaardelijke deel zullen de door de reclassering genoemde voorwaarden verbonden worden. De rechtbank geeft de verdachte met deze strafafdoening, waarbij veel hulpverlening wordt ingezet, nogmaals een kans en gaat ervan uit dat hij deze met beide handen aangrijpt. De verdachte dient zich te realiseren dat deze wijze van afdoen van de zaak bepaald niet vanzelfsprekend is en dat hij dit grotendeels heeft te danken aan de mogelijkheid die de reclassering hem nog wil bieden. Hij moet dit als een laatste kans opvatten.
Nu de advocaat-generaal bij de Hoge Raad zeer onlangs heeft overwogen dat een juridische grondslag voor de gedragsvoorwaarde, voor zover betrekking hebbend op een crisisopname ter beoordeling van de toezichthoudende instantie, ontbreekt, (ECLI:NL:PHR:2022:525) zal de rechtbank de officier van justitie in zoverre niet volgen.
Gelet op de aanwezige recidive en het feit dat mogelijk sprake zal zijn van een lang (behandel)traject zal de rechtbank de proeftijd bepalen op drie jaren.

7.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 24 september 2021 in de zaak met parketnummer 15/173552-21 heeft de politierechter te Noord-Holland de verdachte ter zake van drie vermogensdelicten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, waarvan één week voorwaardelijk. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaar bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 13 oktober 2021 aan de verdachte toegezonden. De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 9 oktober 2021 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie nog niet geëindigd.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank stelt op basis van de stukken vast dat de bewezenverklaarde feiten 1 tot en met 7 na het wijzen van het hierboven genoemde vonnis en voor het einde van de daarbij bepaalde proeftijd zijn gepleegd. Door het plegen van deze feiten heeft de verdachte de aan voormelde uitspraak verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zal plegen, niet nageleefd. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden toegewezen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 57, 63, 310, 311 Wetboek van Strafrecht

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 tot en met 8 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd, en stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jarenvast.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
1.
Meldplicht bij reclassering
de veroordeelde zich moet melden bij de GGZ reclassering Fivoor, locatie Heerhugowaard [adres 2], wanneer hij opgeroepen wordt voor een gesprek. Hierna moet hij zich gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt blijven melden, zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht. Gedurende deze periode moet de veroordeelde zich voorts houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Dit betekent dat de toezichthouder de veroordeelde adviezen geeft die betrekking hebben op zijn handel en wandel. Met als doel om hem zowel te begeleiden bij de naleving van de bijzondere voorwaarden, alsook te kunnen controleren of hij zich aan de naleving van de bijzondere voorwaarden houdt;
2)
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
de veroordeelde zich laat behandelen door Ambulant Forensisch Centrum Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
3)
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
de veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start wanneer de reclassering dit nodig acht. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4)
Meewerken aan schuldhulpverlening
de veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
5)
Meewerken aan dagbesteding
de veroordeelde meewerkt aan het vinden en het behouden van een zinvolle dagbesteding. Hij stelt zich hierin controleerbaar op.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/173552-21 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van
1 (één) week, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 september 2021.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.M. Steinhaus, voorzitter,
mr. J.J. Roos en mr. I.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. M.T. Sluis en M. Altena,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 juni 2022.