ECLI:NL:RBNHO:2022:5393

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
22 juni 2022
Zaaknummer
9946626
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot niet-ontvankelijkheid en verzet in kort geding met betrekking tot huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter in kort geding te Haarlem uitspraak gedaan op een verzoek van [opposante] en het verzet tegen een verstekvonnis van 3 juni 2022. [opposante] heeft twee zaken aan de kantonrechter voorgelegd: een verzoek op grond van artikel 223 Rv en verzet tegen het eerder genoemde verstekvonnis. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verzoek op grond van artikel 223 Rv niet ontvankelijk is in kort geding, aangezien dit verzoek alleen kan worden ingediend in een bodemprocedure of verzoekschriftprocedure. Hierdoor is er geen inhoudelijke beoordeling van dit verzoek mogelijk.

Wat betreft het verzet tegen het verstekvonnis, heeft de kantonrechter vastgesteld dat [opposante] een spoedeisend belang heeft, maar dat de huurachterstand van € 5.627,39, die door [geopposeerde] is gesteld, voldoende aannemelijk is. [opposante] heeft de huurachterstand betwist, maar heeft onvoldoende bewijs geleverd om haar stelling te onderbouwen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de vordering tot betaling toewijsbaar is, evenals de ontruiming, gezien de huurachterstand van meer dan drie maanden. De kantonrechter heeft het verzet ongegrond verklaard en het verstekvonnis bevestigd.

Daarnaast is [opposante] veroordeeld in de proceskosten, zowel voor het verzoek op grond van artikel 223 Rv als voor het verzet. De kosten van het verzoek zijn vastgesteld op nihil, terwijl de proceskosten van het verzet zijn begroot op € 498,00. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Kruithof en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier mr. M.L. van der Meij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9946626 \ VV EXPL 22-76
Uitspraakdatum: 21 juni 2022
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak (vonnis) van de kantonrechter in kort geding in de verzetzaak van:
[opposante]
wonende te [woonplaats]
opposante
verder te noemen: [opposante]
gemachtigde: mr. K.G.O. Afriyieh, ter zitting vertegenwoordigd door mr. R.J. van der Leur
tegen
[geopposeerde]
wonende te [woonplaats]
geopposeerde
verder te noemen: [geopposeerde]
gemachtigde: mr. J.W. Spanjer

1.De gronden van de beslissing

1.1.
[opposante] heeft twee zaken in kort geding aan de kantonrechter voorgelegd. Een verzoek op grond van artikel 223 Rv en verzet tegen het verstek vonnis van 3 juni 2022.
1.2.
De eerste vraag is of het verzoek op grond van artikel 223 Rv kan worden ingediend in kort geding. Het antwoord daarop is nee. Een verzoek op grond van artikel 223 Rv kan alleen worden ingediend in een bodemprocedure of in een verzoekschriftprocedure. Een kort geding is geen van beide dus zal de kantonrechter [opposante] niet-ontvankelijk verklaren voor wat betreft dit verzoek. Aan een inhoudelijke beoordeling van dit verzoek wordt daarom niet toegekomen.
1.3.
Voor wat betreft het verzet tegen het verstekvonnis geldt dat de vordering in kort geding alleen kan worden toegewezen als [opposante] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is een gegeven, nu het hier gaat om een verzetzaak in kort geding.
1.4.
De kantonrechter begrijpt dat [opposante] in verzet vernietiging vordert van het verstekvonnis. De dagvaarding die aan het verstekvonnis ten grondslag ligt, is niet overgelegd. De kantonrechter begrijpt uit het verstekvonnis en hetgeen partijen ter zitting hebben verklaard dat [geopposeerde] stelt dat sprake is van een huurachterstand van € 5.627,39 en dat dit meer dan drie maanden betreft. [opposante] heeft de huurachterstand betwist en heeft gesteld dat zij alle huurpenningen heeft betaald. Als bewijs heeft [opposante] alleen overgelegd een afschrift van contante opnames bij Geldmaat over de periode 14 maart 2022 tot 22 april 2022. Zij stelt dat zij de opgenomen bedragen contant aan de tussenpersoon van [geopposeerde] ( [naam] ) heeft voldaan. [geopposeerde] heeft dat betwist. [opposante] heeft haar stelling verder niet nader onderbouwd. Zij heeft wel aangeboden bewijs te leveren door middel van het overleggen van smsjes maar daar gaat de kantonrechter aan voorbij. Deze bewijzen had [opposante] al eerder kunnen overleggen. Bovendien geldt dat in kort geding voor onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen in beginsel geen plaats is.
1.5.
Dat betekent dat de huurachterstand voldoende aannemelijk is zodat de vordering tot betaling toewijsbaar is. De huurachterstand is groter dan drie maanden zodat de gevorderde ontruiming eveneens toewijsbaar is. De kantonrechter ziet in een belangenafweging geen reden voor een ander oordeel. [opposante] heeft zelf verklaard niet meer in de woning te willen terugkeren. De door [geopposeerde] gevorderde boete van € 25,00 per dag vanaf 22 maart 2022 tot aan de dag van ontruiming is niet betwist en dus eveneens toewijsbaar. De buitengerechtelijke incassokosten zijn wel betwist. Doordat de dagvaarding van de verstekzaak niet is overgelegd en het bezwaar hiertegen niet voldoende is onderbouwd, terwijl in het verstekvonnis de buitengerechtelijke incassokosten zonder meer zijn toegewezen, ziet de kantonrechter geen grond om deze alsnog af te wijzen.
1.6.
De conclusie is dat het verzet ongegrond is en dat het verstekvonnis zal worden bevestigd.
1.7.
[opposante] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld van zowel het verzoek op grond van artikel 223 Rv als van het verzet. De kosten van het verzoek op grond van artikel 223 Rv begroot de kantonrechter op nihil en de proceskosten van het verzet worden begroot op € 498,00.

2.De beslissing

De kantonrechter:
2.1.
verklaart [opposante] niet-ontvankelijk in haar verzoek op grond van artikel 223 Rv;
2.2.
veroordeelt [opposante] tot betaling van de proceskosten in het verzoek op grond van artikel 223 Rv, die tot en met vandaag voor [geopposeerde] worden vastgesteld op nihil;
2.3.
verklaart het verzet ongegrond en bevestigt het verstekvonnis van 3 juni 2022;
2.4.
veroordeelt [opposante] tot betaling van de proceskosten in het verzet, die tot en met vandaag voor [geopposeerde] worden vastgesteld op een bedrag van € 498,00 aan salaris van de gemachtigde van [geopposeerde] ;
2.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier mr. M.L. van der Meij.
De griffier De kantonrechter