ECLI:NL:RBNHO:2022:5460
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een rijksmonument in Haarlem
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde waarde van een woning voor de Wet waardering onroerende zaken (WOZ). Eiseres, eigenaar van een rijksmonumentale tussenwoning in Haarlem, was het niet eens met de door de heffingsambtenaar vastgestelde WOZ-waarde van € 392.000 voor het kalenderjaar 2020. Eiseres stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 77.000, onderbouwd door taxatierapporten. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een zitting op 9 juni 2022, waar eiseres werd bijgestaan door haar zoon en de verweerder vertegenwoordigd was door een gemachtigde.
De rechtbank overwoog dat de bewijslast voor de vastgestelde waarde bij de verweerder ligt. Verweerder had ter onderbouwing van de WOZ-waarde een matrix overgelegd met verkoopprijzen van vergelijkbare woningen in de buurt. Eiseres betwistte de vergelijkbaarheid van deze woningen en stelde dat de verkoopprijzen te hoog waren door de overspannen woningmarkt. De rechtbank oordeelde dat de door verweerder gepresenteerde vergelijkingsobjecten wel degelijk bruikbaar waren, omdat ze qua type, bouwjaar en ligging vergelijkbaar waren met de woning van eiseres.
De rechtbank concludeerde dat de door eiseres overgelegde taxatierapporten onvoldoende gewicht hadden, omdat ze niet voldeden aan de eisen van de Wet WOZ. De taxatiedatum van de rapporten lag te ver van de waardepeildatum en de gehanteerde waarderingsmethoden waren niet in lijn met de wet. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de vastgestelde WOZ-waarde van € 392.000 niet te hoog was en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres kreeg geen gelijk en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.