ECLI:NL:RBNHO:2022:5699

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
9573484
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke vernietiging van overeenkomst wegens niet voldoen aan contractuele informatieplicht in consumentenrecht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Zalando Payments GmbH en Zalando SE als eisende partijen en een gedaagde partij die niet is verschenen. De zaak betreft een ambtshalve toetsing van het consumentenrecht, waarbij de kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij niet heeft voldaan aan de contractuele informatieplicht zoals vastgelegd in artikel 6:230v lid 7 van het Burgerlijk Wetboek. De eisende partij kon geen specifieke bestelbevestiging overleggen die aan de gedaagde partij was verzonden, maar slechts een algemene bevestiging. De kantonrechter oordeelde dat dit onvoldoende was om te voldoen aan de wettelijke eisen. Hierdoor werd de overeenkomst gedeeltelijk vernietigd, waarbij 25% van het verschuldigde bedrag werd toegewezen aan de eisende partij. Daarnaast werden de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente toegewezen. De gedaagde partij werd grotendeels in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9573484 \ CV EXPL 21-8199
Uitspraakdatum: 22 juni 2022
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Zalando Payments GmbHrechtsopvolgster van de vennootschap naar buitenlands recht
Zalando SE
te Berlijn, Duitsland
de eisende partij
gemachtigde: R. Slagman (Slagman Gerechtsdeurwaarders)
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 16 februari 2022 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld haar vordering nader toe te lichten, hetgeen zij bij akte van 13 april 2022 heeft gedaan.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist. Er bestaat geen aanleiding om daarop terug te komen.
2.2.
De eisende partij vindt dat zij heeft voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW). Zij kan geen bestelbevestiging overleggen van de bestellingen van de gedaagde partij, maar zij heeft een algemene bestelbevestiging overgelegd en toegelicht dat elke bestelling altijd op die manier wordt bevestigd aan de klant.
2.3.
De kantonrechter vindt dat niet voldoende. Om te kunnen vaststellen dat is voldaan aan artikel 6:230v lid 7 onder a BW moet een aan de gedaagde partij verzonden bestelbevestiging van de webshop van de eisende partij worden overgelegd die voldoet aan de eisen van dat artikel. Dat wil zeggen een concrete, daadwerkelijk aan de gedaagde partij verzonden bestelbevestiging. Die ontbreekt in dit geval. De kantonrechter blijft daarom bij haar oordeel dat niet aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW is voldaan en zal daarvoor een sanctie toepassen.
2.4.
Zoals in het tussenvonnis is overwogen zal de overeenkomst gedeeltelijk worden vernietigd, te weten voor 25% van het door de gedaagde partij verschuldigde (restant)bedrag. Een bedrag van € 56,99 (€ 75,99 x 0,75) aan hoofdsom zal worden toegewezen.
2.5.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen, omdat deze vordering de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen zoals onder de beslissing is opgenomen.
2.6.
De gedaagde partij wordt (grotendeels) in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 96,99, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 56,99 vanaf 1 december 2021 tot aan de dag van de gehele betaling, met een maximum tot een totaalbedrag van € 25.000,00;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 102,15 wegens dagvaardingskosten,
€ 126,00 wegens griffierecht en
€ 37,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter