ECLI:NL:RBNHO:2022:5710

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
C/15/323337 / HA ZA 21-667
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap met gesloten beurzen na echtscheiding

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van het civiel recht en het personen- en familierecht, gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen een man en een vrouw die in 2018 zijn gescheiden. De rechtbank Noord-Holland heeft op 29 juni 2022 geoordeeld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van hun gemeenschap met gesloten beurzen. De man vorderde dat de verdeling van de gemeenschap zou geschieden conform de afspraken die tijdens de echtscheidingsprocedure zijn gemaakt, waarbij hij de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] zou ontvangen en de vrouw ontslagen zou worden uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire verplichtingen. De vrouw betwistte de door de man gestelde overeenstemming en stelde dat de verdeling onder andere uitgangspunten diende te geschieden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in juni 2018 hebben afgesproken dat de verdeling met gesloten beurzen zou plaatsvinden. Dit betekent dat er geen verrekeningsvorderingen uit een over- of onderbedeling zijn en dat partijen over en weer niets van elkaar te vorderen hebben. De rechtbank heeft de vrouw bevolen om haar onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan het passeren van een notariële akte, waarbij de woning aan de man wordt geleverd. Indien de vrouw niet binnen 20 dagen na de eerste mogelijkheid meewerkt, zal dit vonnis in de plaats treden van de notariële akte.

De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/323337 / HA ZA 21-667
Vonnis van 29 juni 2022
in de zaak van
[de man],
wonende te [plaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. D. Simo te Culemborg,
tegen
[de vrouw],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.I. Vervest te Heemskerk.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De zaak in het kort

1.1.
Deze zaak gaat over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen. Partijen zijn in 2018 gescheiden. In deze procedure twisten zij over de vraag of er overeenstemming over de verdeling van hun gemeenschap is bereikt. Voor zover dit niet het geval is twisten zij verder over de omvang, de waardering en de verdeling van de diverse activa en passiva.
De rechtbank oordeelt dat overeenstemming is bereikt tussen partijen over de verdeling van hun gemeenschap. Deze houdt in dat partijen de verdeling met gesloten beurzen afwikkelen. De rechtbank wijst de vordering van de man ten aanzien van de door hem gestelde geldlening af.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 april 2022
  • de conclusie van antwoord inzake vermeerdering eis van de vrouw
  • de akte overlegging producties van de man
  • de mondelinge behandeling van 12 mei 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn op 25 juni 2013 in gemeenschap van goederen met elkaar getrouwd. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren.
3.2.
Partijen zijn in het bezit van een koopwoning aan de [adres 1] te [plaats 1] , die voor het sluiten van huwelijk al was gekocht door de man. De woning is gefinancierd met een hypotheek bij Nationale Nederlanden (BankSpaar Plus Hypotheek met leningdeel [nummer 1] en een Aflossingsvrije Hypotheek met leningdeel [nummer 2] ) van in totaal € 235.000,00. Aan deze hypotheek is gekoppeld een spaarpolis (BankSpaar Plusrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] ), waarvan de waarde op 1 januari 2017 € 15.098,33 was.
3.3.
Bij brief van 25 oktober 2017 heeft toenmalige advocaat van de vrouw, mr. J.W.J. Hijnen, voor zover hier van belang, het volgende aan de man meegedeeld:
‘Van cliënte begreep ik dat zij haar wens tot echtscheiding al met u heeft besproken en dat er in dat kader (…) afspraken zijn gemaakt over de verdeling van inboedelgoederen en de bij u en cliënte in gebruik zijnde auto’s.
Cliënte wenst ook de overige met de echtscheidingsprocedure samenhangende zaken zoveel mogelijk in onderling overleg en goede harmonie af te wikkelen, zodat de daadwerkelijke echtscheidingsprocedure niet al te lang hoeft te duren. (…)
Verdere gevolgen scheiding-verdeling
De echtscheiding zal ook op vermogensrechtelijk gebied gevolgen hebben, in die zin dat de tussen u beiden bestaande huwelijksgoederen gemeenschap zal moeten worden verdeeld. Ik begreep dat tot de gemeenschap in ieder geval behoren:
  • De koopwoning aan de [adres 1] te [plaats 1] , die vóór het huwelijk aan u in eigendom toebehoorde, maar die als gevolg van het huwelijk tot de gemeenschap is gaan behoren. Deze woning wordt thans verhuurd.
  • De aan de koopwoning gekoppelde hypothecaire geldlening en onderwaarde van ca. € 30.000 / € 40.000;
  • Het huurrecht van de woning aan de [adres 2] [plaats 2] ;
  • De door cliënte gedreven onderneming Manege [plaats 2] . Deze onderneming wordt thans twee jaar door cliënte gedreven. In opstartfase zijn de inkomsten negatief geweest. Cliënte haalt thans nog geen winst uit deze onderneming;
  • Een schuld van ca. € 30.000 aan de vorige eigenaren van de Manege voor overname van inboedel en een paardenbak;
  • Een huurachterstand van € 9.000 (stand 1 januari 2017) aan de verhuurders van de van de Manege [plaats 2] ;
  • Een schuld van € 16.000 aan de Manege [plaats 2] ter zake van openstaande posten van leveranciers;
  • Inboedelgoederen;
  • De bij cliënte in gebruik zijnde Citroen Xantia met kenteken [kenteken] met een dagwaarde van ca. € 500;
  • Bank-/spaarrekeningen;
  • Ten tijde van de huwelijkse periode opgebouwde pensioenaanspraken.
Cliënte zou het liefst praktisch en in goede harmonie met de verdeling en verdere afwikkeling willen omgaan, mede uit het oogpunt van het bewaren van de rust voor de kinderen.
Zij stelt voor de woning in [plaats 1] , die voor het huwelijk al van u was, met de daarbij behorende hypothecaire geldlening en onderwaarde aan u toe te scheiden en de Manege met de daarbij behorende schulden (totaal ca. € 46.000) aan haar, zonder verdere onderlinge verrekening van posten, waarbij wordt gestreefd uit een ontslag uit de hoofdelijkheid van cliënte voor wat betreft de hypothecaire geldlening voor de woning te [plaats 1] .
Verder stelt zij voor het huurrecht van de woning te [plaats 2] aan haar toe te bedelen, zodat zij daar kan blijven wonen met de kinderen.
Ten aanzien van de bij haar in gebruik zijnde Citroen Xantia stelt cliënte voor deze aan haar toe te scheiden. U heeft, zo begreep ik, de beschikking over een auto van de zaak
.
Ten aanzien van de inboedelgoederen heeft al een verdeling plaatsgevonden. Voor wat betreft de bank-spaarrekeningen stelt cliënte voor deze ook in onderling overleg te verdelen in die zin dat ieder de bij hem haar in gebruik zijnde rekening behoudt en dat degene die eventueel overschot op zijn haar rekening ten opzichte van de rekening van de ander heeft, de helft van dit overschot aan de ander zal vergoeden. Alsdan zullen ook de saldi van de rekeningen bij helfte zijn verdeeld.
Ten aanzien van de pensioenrechten geldt als wettelijk uitgangspunt dat de ten tijde van het huwelijk (2014-2017) opgebouwde pensioenrechten worden “verevend”. Kleine pensioenen komen niet voor verevening in aanmerking. Gelet op de korte duur van het huwelijk stelt cliënte voor over-en-weer af te zien van verevening, in die zin dat u ieder op het moment van dat u de pensioengerechtigde leeftijd behaalt aanspraak heeft op uw volledige eigen pensioen.
Echtscheidingsconvenant, referteverklaring
Voor zover er overeenstemming bestaat over de in deze brief voorgestelde gang van zaken kan – naast het verplicht voorgeschreven ouderplan - een echtscheidingsconvenant worden opgesteld waarin de overeenstemming/afspraken zijn opgenomen. De uiteindelijke echtscheidingsprocedure kan dan vrij eenvoudig worden doorlopen door aan de rechter te vragen de bij het convenant opgenomen afspraken te bekrachtigen.
Bij volledige overeenstemming over alle te regelen zaken kan ook een door u getekende “referteverklaring” worden meegezonden met het echtscheidingsverzoek. Na ontvangst van een dergelijke referteverklaring, kan de rechtbank de zaak op relatief korte termijn (ca. vier tot zes weken na indiening) afdoen op de ingediende stukken, zonder dat een mondelinge behandeling nodig is. (…)’
3.4.
De vrouw heeft op 30 november 2017 een echtscheidingsverzoek bij deze rechtbank ingediend.
3.5.
Op 3 mei 2018 heeft de vrouw een schriftelijke koopovereenkomst gesloten met haar moeder, waarbij de vrouw de (door partijen tijdens het huwelijk gekochte) Manege [plaats 2] en de aan deze onderneming dienstbare goederen (waaronder de roerende goederen, de goodwill en de voorraden) heeft (terug)verkocht aan haar moeder voor een koopsom van € 55.000,00. In de koopovereenkomst staat de vrouw genoemd als ‘
verkoper’ en onder ‘
in aanmerkingen nemende’ staat dat verkoper de Manege [plaats 2] voor eigen rekening exploiteert en deze met ingang van 1 mei 2018 wenst over te dragen aan de koper (de moeder van de vrouw). In artikel 5 lid 2 van de koopovereenkomst staat onder meer het volgende:

De koper is verplicht om uiterlijk op 7 mei 2018 de koopsom te voldoen door middel van overname van crediteuren zoals opgenomen op de aangehechte en door verkoper en koper geparafeerde specificatie (bijlage 2) en overname cq kwijtschelding van de openstaande schuld bij(volgt naam van de moeder van de vrouw, toevoeging van de rechtbank).’
In genoemde bijlage 2 ‘
Overzicht overname cq kwijtschelding schulden’ staat een totale schuld van de vrouw van € 55.223,63 aan haar moeder (waaronder voor huur en een rijbak) en staan verder schulden opgenomen aan crediteuren, de belastingdienst en het personeel. De lijst sluit op een totale schuld van € 92.120,12. De koopsom minus de openstaande schuld, resteert in een bedrag van (afgerond) € 35.000,00.
3.6.
Eveneens op 3 mei 2018 heeft de vrouw een schriftelijke schuldbekentenis ondertekend, waarin zij verklaart een bedrag van € 35.000,00 verschuldigd te zijn gebleven voor huur en schuld van de manage aan haar moeder van € 35.000,00, af te lossen uiterlijk op 3 mei 2038 en tegen een jaarlijkse rente van 3% per jaar, te betalen jaarlijks in december.
3.7.
Middels een F-formulier heeft mr. Simo namens de man op 15 juni 2018 een uitstelverzoek voor het indienen van een verweerschrift gedaan in de echtscheidingsprocedure. Als toelichting staat op het formulier het volgende vermeld:
‘Uitstel voor de duur van 8 weken voor het indienen van een verweerschrift met zelfstandige verzoeken. Partijen hebben zich na afloop van de zitting voorlopige voorzieningen (…) gehouden op 20 december jl. zich tot het mediation bureau van uw rechtbank gewend om te bezien of in der minne afspraken kunnen worden gemaakt. De gesprekken met de mediator zijn eind december jl. gestart. Er is inmiddels een getekend ouderschapsplan. Partijen hebben daarna nog overleg met de mediator gehad aangaande de overige onderwerpen in de echtscheidingsprocedure. Inmiddels is er overeenstemming bereikt. Afgesproken is dat mr. Hijnen het convenant zal gaan opstellen. Mr. Hijnen, advocaat van verzoekster, stemt in met het uitstelverzoek.’
3.8.
Middels een F-formulier heeft mr. Simo op 12 juli 2018 wederom een uitstelverzoek gedaan in de echtscheidingsprocedure. Ditmaal in verband met het overleggen van een echtscheidingsconvenant.
3.9.
Bij beschikking van deze rechtbank van 3 oktober 2018 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. In deze beschikking heeft de rechtbank, op grond van een daartoe gedaan (en niet weersproken) verzoek van de vrouw, partijen voorts bevolen over te gaan tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap ten overstaan van een notaris en met benoeming van onzijdige personen.
3.10.
De echtscheidingsbeschikking is op 7 november 2018 ingeschreven in het register van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats 1] .
3.11.
Partijen hebben uiteindelijk geen echtscheidingsconvenant opgesteld en geen uitvoering gegeven aan het bevel van deze rechtbank om tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap ten overstaan van een notaris over te gaan.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
De man vordert, na eisvermeerdering, bij vonnis:
I.
te bepalen dat de verdeling van de gemeenschap van goederen waarin partijen met elkaar gehuwd waren dient te geschieden conform de punten 9 tot en met 33 van het lichaam van deze dagvaarding, zulks op straffe van een dwangsom ad € 500,00 per dag of gedeelte van een dag dat de vrouw in gebreke blijft aan het ten deze te wijzen vonnis te voldoen;
II.
aan de vrouw het bevel te doen tot het verlenen van haar onvoorwaardelijke medewerking aan het passeren van een nog door de man in te schakelen notaris, daaronder begrepen het opvolgen van de aanwijzingen van de notaris, en nog op te stellen verdelingsakte (vide punten 9 tot en met 33 van het lichaam van deze dagvaarding) waarmee de voormalige echtelijke woning aan de [adres 1] te [plaats 1] goederenrechtelijk, conform punten 11 tot en met 29 van het lichaam van deze dagvaarding, aan de man wordt toegedeeld en de vrouw zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake de ter financiering daarvan afgesloten leningen,
III.
daarbij primair,
te bepalen dat indien de vrouw niet binnen 20 dagen nadat daartoe de eerste mogelijkheid bestaat de nodige medewerking heeft verleend aan de (goederenrechtelijke) levering bij de notaris cq aan de notariële levering van de woning staande en gelegen te [plaats 1] aan de [adres 1] aan de man, het in dezen te wijze vonnis in de plaats zal treden van de voor transport van het onroerend goed vereiste notariële akte van goederenrechtelijke levering van de woning aan de man, dan wel indien de vordering ex artikel 3:300 lid 2 BW niet voor toewijzing in aanmerking komt op de voet van artikel 3:300 lid 1 in goede justitie een vertegenwoordiger aan te wijzen;
althans subsidiair,
de vrouw te veroordelen tot het verlenen van haar onvoorwaardelijke medewerking aan het hiervoor onder II. gevorderde op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor iedere dag of ieder dagdeel dat de vrouw weigert om aan deze vordering te voldoen met een maximum van € 1.00.000,-, althans op straffe van een door Uw rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom;
IV.
de vrouw te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure waaronder een
bedrag aan salaris advocaat;
V.
de vrouw te veroordelen in de nakosten, zoals door u rechtbank te begroten;
VI.
het te wijzen vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren;
Voorts vordert de man, na vermeerdering van eis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in aanvulling op de dagvaarding:
V. primair:
indien en voor zover uw rechtbank oordeelt dat als peildatum voor de verdeling van de echtelijke woning aan de [adres 1] te [plaats 1] zal gelden de datum van feitelijke verdeling en/of u oordeelt dat een taxatie ter zake de echtelijke woning aan de [adres 1] te [plaats 1] moet worden verricht, - verzoekt de man uw rechtbank te bepalen dat bij het vaststellen van de te verdelen overwaarde van de echtelijke woning aan de [adres 1] te [plaats 1] aan de man en/of derde een waardestijging vanaf 1 januari 2020 aan de man toekomt en het restant bij helfte tussen partijen wordt gedeeld dan wel te bepalen dat aan de man in ieder geval toekomt ter zake de verdeling van de woning een bedrag van € 125.000,- en te verhogen (na betaling € 125.000,- aan de man en aftrek van de kosten) met de helft van het restantbedrag;
- verzoekt de man uw rechtbank te bepalen dat door de man in te schakelen makelaar de opdracht zal worden verstrekt de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] zal taxeren op datum 1 januari2020 (voor de verbouwingen) en op de datum van de feitelijke taxatie;
subsidiair,
te bepalen dat de man een vergoedingsrecht toekomt van € 25.000,- en te bepalen dat de vrouw dit bedrag aan de man is verschuldigd, en uiterlijk dient te voldoen op de datum van overdracht van de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] aan de man/ derde.
VI. te bepalen dat als de man de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] nog niet kan financieren de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] onverdeeld blijft voor een periode gelijk aan het moment waarop de man de woning kan overnemen, subsidiair maximaal 5 jaar, althans voor de duur van een termijn die uw rechtbank juist zal achten.
VII. de vrouw te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 7.233,75 te voldoen aan de man binnen 3 dagen na betekening van de ten deze te wijze vonnis ter zake de vordering die ziet op verstrekte leningen.
4.2.
De man legt aan zijn vorderingen – samengevat- ten grondslag dat partijen gedurende de echtscheidingsprocedure overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Die overeenstemming hield volgens de man in dat aan hem zou worden toegedeeld de goederen en schulden op zijn naam en aan de vrouw de goederen en schulden op haar naam, zonder nadere verrekening en met gesloten beurzen. De man vordert nakoming van de tussen partijen gemaakte afspraken.
4.3.
De vrouw voert verweer. Samengevat stelt zij zich op het standpunt dat partijen de verplichting hebben om tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap over te gaan, maar zij betwist de door de man gestelde overeenstemming en afspraken en stelt dat de verdeling dient te geschieden onder andere uitgangspunten dan door de man aan zijn vordering ten grondslag is gelegd.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
4.5.
De vrouw vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I.
Dat de verdeling van de gemeenschap van goederen waarin partijen met elkaar gehuwd waren, geschiedt onder de volgende uitgangspunten:
a.
Als peildatum voor de omvang van de gemeenschap geldt 30 november 2017, zijnde de datum waarop het echtscheidingsverzoek is ingediend;
b.
Voor wat betreft de waardering van de tot de gemeenschap behorende goederen geldt de datum van feitelijke verdeling, met uitzondering van de saldi van bankrekeningen op naam van partijen, waarvoor als datum van waardering geldt de datum van ontbinding van de huwelijkse goederengemeenschap zijnde 30 november 2017
II.
Dat de woning gelegen aan de [adres 1] te [plaats 1] wordt toebedeeld aan de man onder de volgende voorwaarden:
a.
De man doet de vrouw ontslaan uit hoofdelijke aansprakelijkheid voor de aan de woning verbonden hypotheek c.q. hypotheken;
b.
Toedeling aan de man geschiedt tegen een door partijen in onderling overleg aan te wijzen lokale makelaar opgemaakte taxatiewaarde in onbewoonde staat;
c.
Indien partijen het niet binnen twee weken na het vonnis in deze zaak eens kunnen worden over de aan te wijzen makelaar, zij elk voor zich een makelaar kunnen aanstellen die de woning taxeert waarbij de man gehouden is de door de vrouw aan te wijzen makelaar toegang te geven tot de woning. Partijen zijn gehouden elkaar inzicht in deze taxaties te verschaffen. Vervolgens wordt in de verdeling betrokken de gemiddelde waarde die uit beide taxaties volgt. Indien een van beide partijen geen makelaar aanwijst, of niet binnen vier weken een taxatie overlegt, wordt de waarde van de woning gesteld op het bedrag uit de taxatie van de makelaar die door de ander is aangewezen;
d.
Zodra aldus de in de verdeling te betrekken waarde is vastgesteld, geven partijen opdracht aan een door de man aan te wijzen notaris voor het opstellen van de akte van verdeling;
III.
Dat de in de spaarverzekering verbonden aan de hypotheek opgebouwde waarde per datum van het ten deze te wijzen vonnis, mag worden verminderd met de door de man sinds 1 december 2017 betaalde premie, waarna de resterende waarde gelijkelijk tussen partijen dient te worden verdeeld;
IV.
Dat de schuld verband houdende met de inmiddels verkochte manage ter hoogte van € 35.000 (dan wel € 37.120,12) aan de vrouw wordt toebedeeld onder verschuldigd zijn door de man aan de vrouw van de helft van dit bedrag, zijnde € 17.500 (dan wel € 18.560,06);
V.
Dat de schuld van beide partijen aan de ouders van de vrouw ter hoogte van € 29.800 wordt toebedeeld aan de vrouw onder verschuldigd zijn door de man aan de vrouw van de helft van dit bedrag, zijnde € 14.900;
VI.
Dat partijen de saldi van de op hun naam staande bankrekeningen per 30 november 2017 bij helfte met elkaar dienen te verdelen;
VII.
Dat de man opgave moet doen van alle voertuigen die op 30 november 2017 op zijn naam stonden en thans nog staan, waarna de waarde volgens de Bovag adviesprijs lijst per datum vonnis dient te worden verdeeld;
VIII.
Dat indien de man gehouden is hetgeen hij uit hoofde van het onder punt III tot en met VII aan de vrouw verschuldigd is, te voldoen uiterlijk op de datum van overdracht van de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] aan hem dan wel aan derden;
IX.
Dat indien de man niet binnen zes maanden na het ten deze te wijzen vonnis in staat is gebleken de overdracht van de woning aan hem te realiseren, hij alle medewerking dient te verlenen aan een zo spoedig mogelijke verkoop en levering van de woning aan de [adres 1] te [postcode] [plaats 1] aan een derde.
Hierbij geldt dat de man gehouden is akkoord te gaan met de vraagprijs die wordt vastgesteld door een door de vrouw aan te wijzen makelaar alsmede met het door deze makelaar gegeven advies ter zake van de prijs tegen welke de woning wordt verkocht.
Tevens heeft te gelden dat wanneer de man weigert om aan de, in dit af te geven vonnis, medewerking tot verkoop en levering van de woning gevolg te geven, de beschikking in plaats treedt van een voor de verkoop en levering benodigde toestemming van de man en dat de man, op straffe van een dwangsom van € 250 per dag waarin hij in gebreke is deze medewerking te verlenen, de makelaar toegang tot de woning dient te geven ter bepaling van de vraagprijs, de aanwijzingen van de makelaar tot eventueel klein onderhoud en schoonmaken van de woning dient op te volgen, hij dient te gedogen dat bezichtigingen plaatsvinden (buiten zijn aanwezigheid in de woning) en heeft te gedogen dat een verkoopbord in de tuin wordt geplaatst en/of een verkoopbiljet wordt aangeplakt tot een maximum van € 25.000.
X.
Dat wanneer de man zijn medewerking niet verleent, en de maximale dwangsom is verbeurd, aan de vrouw vervangende toestemming wordt verleend voor verkoop en levering van de woning aan een derde.
4.6.
De vrouw legt aan haar vorderingen - samengevat – ten grondslag hetgeen zij als verweer in conventie heeft aangevoerd, namelijk dat partijen nog geen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en dat deze moet plaatsvinden conform de door haar aangegeven uitgangspunten.
4.7.
De man voert verweer, met als conclusie dat de vorderingen van de vrouw moeten worden afgewezen.
4.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie en in reconventie

5.1.
Vanwege de onderlinge samenhang zullen de vorderingen in conventie en in reconventie hierna verder gezamenlijk worden behandeld.
5.2.
De eerste vraag die partijen verdeeld houdt, is of zij onderling al dan niet overeenstemming hebben bereikt over de omvang en de verdeling van hun gemeenschap. De man stelt zich op het standpunt dat partijen, hoewel deze afspraken uiteindelijk niet zijn vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst, gedurende de echtscheidingsprocedure overeenstemming hebben bereikt over de verdeling. Volgens hem is afgesproken dat aan de man zou worden toegedeeld de goederen en schulden op zijn naam en aan de vrouw de goederen en schulden op haar naam, zonder nadere verrekening en met gesloten beurzen. De woning stond destijds onder water. Doordat de voormalig advocaat van de vrouw weigerde de werkzaamheden onder het bereik van een toevoeging te verrichten en de man de hiervoor te maken advocaatkosten niet kon dragen, zijn deze afspraken niet vastgelegd in een echtscheidingsconvenant. Daarom hebben partijen zich ook niet tot de notaris gewend. De afspraken zijn echter wel gemaakt, aldus de man, waarbij hij verwijst naar het F-formulier dat destijds aan de rechtbank (familiekamer) is toegezonden. Volgens de man zijn de afspraken ook uitgevoerd door partijen. De woning was voor het huwelijk door de man op eigen naam gekocht. Pas eind 2020/begin 2021 bleek de toestemming van de vrouw nodig voor het wijzigen van de hypotheekvorm, die zij niet gaf, waarna het de man duidelijk werd dat de woning formeel nog aan hem moest worden toebedeeld via de notaris, hetgeen voor hem de aanleiding voor deze procedure vormde.
5.3.
De vrouw betwist dat partijen overeenstemming hebben bereikt. Zij kon zich deels vinden in het idee van de man over de verdeling maar er was geen overeenstemming over de uitwerking hiervan, met name niet over het financiële deel. Er is daarom ook geen getekende schriftelijke overeenkomst en dat is wel een vereiste, aldus de vrouw. Volgens de vrouw moet de verdeling nog plaatsvinden en moet (onder andere) de overwaarde die inmiddels op de woning rust daarbij worden betrokken.
5.4.
Voor de beoordeling van de vraag of een huwelijksgemeenschap is verdeeld moet worden beoordeeld of partijen overeenstemming over de verdeling hebben bereikt zoals bedoeld in artikel 3:182 BW. Uit rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de enkele omstandigheid dat partijen met wederzijdse toestemming de tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behorende goederen hebben verdeeld, nog niet zonder meer impliceert dat partijen het over de financiële consequenties van de verdeling (het ontstaan van vorderingen uit over- en onderbedeling) eens zijn geworden. Dit is wel noodzakelijk om in onderling overleg de verdeling tot stand te brengen. Als partijen aanvankelijk met wederzijdse instemming de goederen hebben verdeeld en protest in verband met de financiële consequenties daarvan uitblijft, kan het zijn dat partijen onder omstandigheden op de voet van artikel 3:35 BW over en weer erop mogen vertrouwen dat de wederpartij ook rechtens met de verdeling instemt (zie Hoge Raad 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4279).
5.5.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de onder de feiten geschetste gang van zaken dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de feitelijke verdeling en de financiële consequenties daarvan. Dat geen sprake is van een door partijen getekende schriftelijke overeenkomst doet daar niet aan af. Daartoe is het volgende redengevend. Bij brief van 25 oktober 2017 heeft de toenmalige advocaat van de vrouw, mr. Hijnen, een voorstel gedaan aan de man, samengevat inhoudende dat partijen met gesloten beurzen afrekenen. In deze brief somt mr. Hijnen de verschillende bestanddelen op die in ieder geval tot de gemeenschap behoren en koppelt hier specifieke bedragen aan, waarbij is uitgegaan dat de woning onder water stond (met een onderwaarde van circa € 30.000,00 a
€ 40.000,00) en dat de manage (die door de vrouw werd geleid) geen winst genereerde en daaraan bovendien meerdere schulden verbonden waren (waarbij de vrouw uitgaat van een onderwaarde van € 35.000,00). Partijen hebben tijdens de onderhandelingen op harmonieuze wijze met elkaar gecorrespondeerd, zo blijkt onder meer uit de WhatsApp-berichten tussen partijen, uit welke correspondentie ook lijkt te volgen dat de advocaat van de vrouw de gemaakte afspraken op papier zou zetten (zie productie 3 bij de dagvaarding).
Vervolgens is in de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank (die ook de verdeling omvat) in juni 2018 aan de rechtbank bericht dat partijen overeenstemming over de verdeling hebben bereikt en dat mr. Hijnen een echtscheidingsconvenant zou opstellen, waarna in juli 2018 nog een keer uitstel is gevraagd voor het overleggen van dit convenant. De vrouw heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat de afspraken wegens geldgebrek niet op papier zijn gezet door de advocaat van de vrouw. De bereikte overeenstemming over een gesloten beurzen afspraak blijkt uit de brief van haar advocaat van 25 oktober 2017, de Whatsappberichten van partijen en met name de F-formulieren van de advocaat van de man, waarmee de advocaat van de vrouw akkoord was.
5.6.
Voorts heeft de man ter gelegenheid van de mondelinge behandeling onweersproken gesteld dat het verlaten van de uitgangspunten zoals benoemd in de brief van mr. Hijnen voor de door de vrouw gewenste uitgangspunten voor hem in feite neer zou komen op “achteruit onderhandelen”, hetgeen in de gegeven omstandigheden niet geloofwaardig is. De vrouw heeft ook geen omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat zij haar opstelling ten aanzien van de verdeling heeft gewijzigd. De vrouw stelt dat terzake sprake was van een voorstel op basis van globale informatie, maar dat blijkt nu juist niet uit genoemde brief. Er worden specifieke bedragen genoemd die gekoppeld zijn aan de verschillende bestanddelen en die bedragen leken passend gelet op de waarde van de financiële bestanddelen van de gemeenschap (nagenoeg alleen schulden). De ter gelegenheid van de mondelinge behandeling ingenomen stelling van de vrouw dat de door mr. Hijnen in zijn brief van 25 oktober 2017 genoemde bedragen ten aanzien van de manege achteraf niet juist blijken te zijn, acht de rechtbank niet geloofwaardig, nu zij (als enige) beschikte over de administratie van de manege en aangenomen mag worden dat mr. Hijnen deze cijfers via de vrouw heeft gekregen.
5.7.
De vrouw heeft bovendien niet uitgelegd waarom (en op welk moment) de overeenstemming die was bereikt over een verdeling met gesloten beurzen en in juni 2018 aan de rechtbank was medegedeeld, toch alsnog is opengebroken. Dat die bereikte overeenstemming nadien toch nog zou zijn verlaten, blijkt in elk geval niet afdoende uit het enkele feit dat de echtscheidingsbeschikking van 3 oktober 2018 vermeldt dat – zoals door de vrouw in de echtscheidingsprocedure was verzocht – de verdeling ten overstaan van de notaris zal plaatsvinden. Dat sluit immers niet uit dat er al overeenstemming was.
5.8.
Van belang is verder dat partijen hebben gehandeld naar een verdeling met gesloten beurzen, waarbij de koopwoning werd toebedeeld aan de man en de huurwoning en de manage aan de vrouw. Zo is de vrouw blijven wonen in de huurwoning die tijdens het huwelijk door beide partijen werd bewoond en is de man in april 2020 de echtelijke woning gaan bewonen, nadat de huurders uit die woning waren vertrokken. De man betaalde (in elk geval) vanaf december 2017 alle hypothecaire en overige zakelijke lasten van de verhuurde woning in [plaats 1] en behield de huurinkomsten hiervan zelf. De vrouw heeft begin mei 2018, ruim voordat de echtscheiding formeel was uitgesproken, zelfstandig (dus buiten de man om) en op eigen naam de manege terugverkocht (waaronder de goodwill) aan haar moeder onder kwijtschelding c.q. verrekening met de koopprijs van de schulden van de manege, waaronder de door de vrouw gestelde huwelijkse schulden aan haar moeder en onder het aangaan van een nieuwe schuld van € 35.000,00 op eigen naam bij haar moeder. Daarna is het minimaal twee jaar stil gebleven aan de zijde van de vrouw, totdat de man haar medewerking vroeg aan het wijzigen van de hypotheekvorm en de woning inmiddels een overwaarde had. Ook heeft de man de woning op enig moment naar eigen inzicht en op eigen kosten verbouwd zonder de vrouw hierbij te betrekken. Door de vrouw is ook niet voldoende weersproken dat zij zich eerst op het moment dat de man in 2020 aan de vrouw kenbaar maakte dat hij de hypotheek wenste over te sluiten/te vernieuwen beriep op de stelling dat de woning nog gewaardeerd en verdeeld moest worden.
Partijen gedroegen zich dus vanaf 2017/2018 conform een verdeling met gesloten beurzen, van welk uitgangspunt ook de toenmalige advocaat van de vrouw uitging, gelet op de inhoud van zijn brief van 25 oktober 2017. De vrouw stelt dat partijen voor en ook na de echtscheiding in bepaalde periodes weer in een relatie zaten, maar dat doet aan het voorgaande niets af. Dat partijen daarbij kennelijk over het hoofd hebben gezien dat een gang naar de notaris nodig was, om de toedeling van de woning aan de man te formaliseren, is te verklaren uit het feit dat de man de woning voorafgaand aan het huwelijk op eigen naam had gekocht.
5.9.
Uit de in alinea 5.5 tot en met 5.8 genoemde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de man het gerechtvaardigde vertrouwen had dat conform afspraak sprake was van een verdeling met gesloten beurzen. Dat leidt tot de conclusie dat partijen in juni 2018 hebben afgesproken dat de verdeling met gesloten beurzen zou geschieden. Het door de man gevorderde (sub I, II en III) zal daarom (deels) worden toegewezen als hierna te melden. Het door de man bij eisvermeerdering gevorderde (sub V, VI en VII) behoeft geen verdere bespreking, aangezien de man deze vorderingen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling nader heeft geduid als voorwaardelijke vorderingen voor het geval de rechtbank niet mee gaat in de stelling dat de verdeling afgewikkeld dient te worden met gesloten beurzen. De door de vrouw ingestelde vorderingen worden afgewezen, omdat die er ten onrechte van uitgaan dat er nog moet worden verdeeld en/of verrekend.
Inhoud verdelingsafspraak
5.10.
Partijen hebben de volgende bestanddelen opgevoerd die in de gemeenschap vielen en die tussen hen met gesloten beurzen (en dus zonder verdere verrekening) onderling als volgt zijn verdeeld:
De koopwoning aan de [adres 1] te [plaats 1] en de daaraan verbonden hypothecaire geldlening en spaarpolis, zijn toebedeeld aan de man, onder ontslag van hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw voor de hypothecaire geldlening (en verder conform het hierna in alinea’s 5.11 tot en met 5.13 bepaalde);
Het huurrecht van de woning aan de Van [adres 2] [plaats 2] , is toebedeeld aan de vrouw;
De Manege [plaats 2] en de hieraan verbonden schulden zijn toebedeeld aan de vrouw, waarbij geldt dat de manage in mei 2018 is verkocht door de vrouw en de schuld die de vrouw na deze verkoop is aangegaan, niet in de huwelijksgoederengemeenschap valt;
De Citroen Xantia met kenteken [kenteken] is toebedeeld aan de vrouw en is inmiddels gesloopt;
De inboedel is al feitelijk tussen partijen verdeeld;
De bank-/spaarrekeningen zijn feitelijk al tussen partijen verdeeld: hetgeen op ieders bank- en/of spaarrekening stond, behoort aan diegene toe op wiens naam de rekening stond.
Voor zover nodig, stelt de rechtbank de verdeling conform de door partijen gemaakte afspraak vast. Voor wat betreft de koopwoning en het onder d tot en met f genoemde, geldt verder nog het volgende.
Ad. a.: Uitvoering afspraken koopwoning – notaris / bank
5.11.
De woning aan de [adres 1] te [plaats 1] is met de daaraan gekoppelde spaarpolis toegedeeld aan de man, en de man draagt de hypothecaire last zonder verdere onderlinge verrekening van posten. Voor deze toedeling is notariële tussenkomst vereist en in dat kader bepaalt de rechtbank het volgende.
5.12.
De vrouw zal worden bevolen om haar onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan het passeren, door een door de man in te schakelen notaris, van een notariële akte, daaronder begrepen het opvolgen van de aanwijzingen van de notaris, waarbij de woning aan de man wordt geleverd, onder de opschortende voorwaarde dat de vrouw zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op de woning rustende hypothecaire verplichtingen en onder bepaling dat de man alle kosten van toedeling en financiering van de woning draagt,
5.13.
De rechtbank zal tevens bepalen dat, als de vrouw niet binnen 20 dagen nadat daartoe de eerste mogelijkheid bestaat, meewerkt een de (goederenrechtelijke) levering bij de notaris cq aan de notariële levering van de woning staande en gelegen te [plaats 1] aan de [adres 1] aan de man, dit vonnis in de plaats zal treden als bedoeld in artikel 3:300 BW van de notariële akte of een deel daarvan met betrekking tot de levering van de woning. Omdat dit deel van het gevorderde wordt toegewezen, komt de rechtbank niet toe aan de subsidiair gevorderde dwangsom.
Ad d t/m f: de auto, inboedel en bankrekeningen
5.14.
In omgekeerde volgorde geldt ten aanzien hiervan het volgende. Wat de bankrekeningen betreft, is onvoldoende gebleken dat deze niet meelopen in de gesloten beurzenafspraak, terwijl geen van partijen de op hun naam gestelde bankafschriften heeft overgelegd en op de mondelinge behandeling is verklaard dat hier geen substantiële bedragen op stonden. Voor zover voor de aan de vrouw toebedeelde auto zou gelden dat hiervoor een bedrag van € 500,00 door de vrouw aan de man zou moeten worden betaald, gaat de rechtbank daarin niet mee. De man heeft namelijk niet aangegeven hoe een dergelijke betalingsverplichting zich verhoudt tot de door hem bepleite (en door de rechtbank gevolgde) verdelingsafspraak met gesloten beurzen, terwijl hij bovendien niet eerder dan in deze procedure aanspraak tot betaling van het bedrag heeft gemaakt. De rechtbank stelt verder vast dat de inboedel kennelijk al feitelijk door partijen is verdeeld, waarbij de man gelet op de gesloten beurzen afspraak onvoldoende heeft onderbouwd waarom hij ter zake van die verdeling nog een bedrag te vorderen zou kunnen hebben van de vrouw.
Vordering van de man tot betaling door de vrouw van € 7.233,75
5.15.
De man stelt ter onderbouwing van deze vordering dat hij een bedrag van in totaal € 7.233,75 heeft geleend aan de vrouw en dat zij dit bedrag nooit heeft terugbetaald. De vrouw betwist deze vordering van de man. De rechtbank stelt de vrouw in het gelijk dat deze vordering moet worden afgewezen. De vordering is namelijk onvoldoende onderbouwd door de man: het enkel overleggen van een aantal overschrijvingen met als omschrijving ‘lening’ is niet voldoende, omdat de vrouw heeft aangetoond dat die omschrijving niets zegt, aangezien dit veelal de wijze was waarop de man aan zijn alimentatieverplichtingen voldeed. De man had dus moeten aantonen met welke overschrijvingen hij zijn alimentatieverplichtingen nakwam en welke dan nog zouden resteren ten titel van lening. Dit heeft hij echter niet gedaan. Voor zover het wel daadwerkelijke leningen betrof en de vrouw dit ook heeft erkend, heeft de vrouw voldoende aangetoond dat zij deze bedragen heeft terugbetaald.
Proceskosten
5.16.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. In het door partijen aangevoerde, ziet de rechtbank geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
6.1.
verstaat dat de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap met gesloten beurzen is overeengekomen als weergegeven in alinea 5.10 van dit vonnis, in die zin dat er geen sprake is van verrekeningsvorderingen uit een over- of onderbedeling en dat partijen uit hoofde van de vermogensrechtelijke afwikkeling van de echtscheiding over en weer niets van elkaar te vorderen hebben, en stelt deze verdeling (voor zover nodig) aldus vast,
6.2.
beveelt de vrouw om haar onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan het passeren, door een door de man in te schakelen notaris, van een notariële akte, daaronder begrepen het opvolgen van de aanwijzingen van de notaris, waarbij de woning aan de man wordt geleverd, onder de opschortende voorwaarde dat de vrouw zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op de woning rustende hypothecaire verplichtingen en onder bepaling dat de man alle kosten van toedeling en financiering van de woning draagt,
6.3.
bepaalt dat, als de vrouw niet binnen 20 dagen nadat daartoe de eerste mogelijkheid bestaat, meewerkt aan het onder 6.2 bepaalde, dit vonnis in de plaats zal treden als bedoeld in artikel 3:300 BW van een notariële akte of een deel daarvan met betrekking tot de levering van de woning,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. A.K. Korteweg en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 299