ECLI:NL:RBNHO:2022:5716

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
C/15/318752 / HA RK 21-149
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank Noord-Holland in verzoek tot verkoop van aandelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot het verlenen van verlof voor de verkoop van in beslag genomen aandelen van Trent Petroleum Finance B.V. in de vennootschap Trent Petroleum Holding B.V. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij onbevoegd is om van het verzoek kennis te nemen, omdat de vennootschap statutair is gevestigd in Amsterdam. Dit is in overeenstemming met artikel 474g, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat de rechtbank van de plaats van vestiging van de vennootschap bevoegd is. De rechtbank heeft de zaak vervolgens op grond van artikel 270 Rv doorverwezen naar de rechtbank Amsterdam.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 26 juli 2021 door de rechtbank is ontvangen. Gedurende de procedure zijn er verschillende correspondenties geweest tussen de advocaat van de verzoeker en de rechtbank, waarin om aanhouding van de behandeling werd verzocht. Uiteindelijk heeft de advocaat van de verzoeker besloten niet te verschijnen op de geplande zitting, zich refererend aan het oordeel van de rechtbank over de bevoegdheid. De belanghebbenden, Trent Petroleum Holding B.V. en Trent Petroleum Finance B.V., zijn niet verschenen op de zitting.

De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat de plaats van vestiging van de vennootschap bepalend is voor de bevoegdheid. Aangezien Trent Petroleum Holding statutair in Amsterdam is gevestigd, is de rechtbank Noord-Holland niet bevoegd om het verzoek te behandelen. De rechtbank heeft daarom de zaak in de stand waarin deze zich bevindt, doorverwezen naar de rechtbank Amsterdam, waar de bevoegdheid wel ligt.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rekestnummer: C/15/318752 / HA RK 21-149
Beschikking van 30 juni 2022
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [plaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. J. Meuleman te Amsterdam,
en
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRENT PETROLEUM HOLDING B.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRENT PETROLEUM FINANCE B.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
belanghebbenden,
niet verschenen.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ontvangen op de rechtbank op 26 juli 2021,
  • de brief van 5 november 2021 van de (voormalige) advocaat van verzoeker aan de rechtbank, waarin de advocaat om aanhouding van de geplande mondelinge behandeling op 9 november 2021 heeft verzocht,
  • de brief van 14 januari 2022 van de (huidige) advocaat van verzoeker aan de rechtbank, waarin hij meedeelt dat partijen inmiddels een regeling hebben getroffen en daarom verzoekt om de zaak aan te houden,
  • de e-mail van 21 maart 2022 van de advocaat van verzoeker aan de rechtbank, waarin hij nogmaals om aanhouding van de zaak verzoekt,
  • de e-mail van 24 mei 2022 van de advocaat van verzoeker aan de rechtbank, waarin hij verzoekt een datum voor een mondelinge behandeling te bepalen.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot het verlenen van verlof aan verzoeker tot het verkopen van de in beslag genomen aandelen van Trent Petroleum Finance B.V. (belanghebbende onder 2, hierna: Trent Petroleum Finance) in de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Trent Petroleum Holding B.V. (belanghebbende onder 1, hierna: Trent Petroleum Holding) onder vermelding van de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de verkoop zal dienen plaats te vinden en met veroordeling van Trent Petroleum Finance in de kosten van het verzoek.
2.2.
Vóór de geplande mondelinge behandeling van het verzoek op 28 juni 2022 is gebleken dat de belanghebbenden abusievelijk niet correct zijn opgeroepen. Tevens bleek (mogelijk) bevoegdheidsproblematiek te spelen.
2.3.
De griffier heeft vervolgens hierover telefonisch contact opgenomen met de advocaat van verzoeker. De advocaat van verzoeker heeft (na overleg met verzoeker) daarop meegedeeld dat hij niet zou verschijnen ter zitting en dat hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de bevoegdheid. Namens Trent Petroleum Holding en Trent Petroleum Finance is niemand verschenen op de geplande mondelinge behandeling (die dus ook niet heeft plaatsgevonden).

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 474g, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de rechtbank van de plaats van vestiging van de vennootschap bevoegd om van het onderhavige verzoek kennis te nemen. De rechtbank oordeelt dat met de plaats van vestiging wordt bedoeld de plaats waar de vennootschap
statutairis gevestigd. De rechtbank verwijst in dat verband naar de kamerstukken van de Tweede Kamer waarin het volgende is opgenomen:
Vergaderjaar 2003-2005, 28 863, nr. 5, pagina 11:
“Tenslotte hebben de leden (…) een vraag gesteld over artikel 474g, eerste lid, Rv. Is niet beter om de rechtbank van de vestigingsplaats of het kantoor van de vennootschap waar het beslagexploot is gedaan, bevoegd te maken, zo vragen de leden. Artikel 474g, eerste lid, Rv voorziet thans in een verplichting voor de beslaglegger om bij de rechtbank van het arrondissement waarin hij bij het beslagexploit woonplaats heeft gekozen, een verzoek in te dienen om te bepalen binnen welke termijn tot verkoop en overdracht van de beslagen aandelen kan worden overgegaan. Tot inwerkingtreding van de Gerechtsdeurwaarderswet op 15 juli 2001 was dit tevens het arrondissement waarin het kantoor van de vennootschap waar het beslagexploot was gedaan, was gelegen. Met name bij meer beslagleggers en verschillende belanghebbende aandeelhouders kan overzichtelijk zijn om de verzoeken ex artikel 474g, eerste lid, Rv te concentreren bij de rechtbank in het arrondissement waarin de vennootschap haar vestigingsplaats heeft. Uit oogpunt van ordelijkheid en continuïteit bevat (…) de nota van wijziging daartoe een aanpassing van artikel 474g, eerste lid, Rv, in deze zin.”
Vergaderjaar 2003-2005, 28 863, nr. 6 pagina 7:
“Artikel 474g, eerste lid, Rv regelt bepaalde aspecten van een executoriaal beslag op aandelen op naam. Het bepaalt thans dat een verzoek tot bepaling van een termijn voor verkoop en overdracht moet worden ingediend bij de rechtbank in het arrondissement waarin de beslaglegger bij het beslagexploit woonplaats heeft gekozen. Voor de inwerkingtreding van de Gerechtsdeurwaarderswet op 15 juli 2001 was dit ook het arrondissement waarbinnen het kantoor van de vennootschap waaraan het exploot was gedaan, was gelegen. Een deurwaarder kon toen immers uitsluitend in zijn eigen arrondissement beslag leggen. Met de invoering van de Gerechtsdeurwaarderswet is deze automatische band komen te vervallen. De bepaling van de bevoegde rechtbank is in zoverre van belang dat deze alvorens te beslissen de beslaglegger, de geëxecuteerde, de vennootschap en zonodig ook andere belanghebbenden oproept. Bij dit laatste zal het met name gaan om medeaandeelhouders van de aandeelhouder ten laste van wie het beslag is gelegd. Vooral als sprake is van meer dan een beslaglegger en verschillende belanghebbenden is overzichtelijk om slechts een rechtbank bevoegd te maken. De rechtbank van de plaats van vestiging van de vennootschap ligt dan het meest voor de hand. Uit oogpunt van ordelijkheid en continuïteit bevat onderdeel EEb een aanpassing van artikel 474g, eerste lid, Rv in deze zin.”
3.2.
Nu Trent Petroleum Holding statutair is gevestigd in Amsterdam, is de rechtbank Noord-Holland onbevoegd om van het onderhavige verzoek kennis te nemen. De bevoegde rechtbank is de rechtbank Amsterdam. De rechtbank Noord-Holland zal op de voet van artikel 270 Rv de zaak in de stand waarin deze zich bevindt verwijzen naar de rechtbank Amsterdam.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het verzoek,
4.2.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rechtbank Amsterdam.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J. Bellaart en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 936