ECLI:NL:RBNHO:2022:5742

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
9381734 \ CV EXPL 21-5386
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers bij schemawijziging van vlucht en de gevolgen van tijdige informatieverstrekking

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., een vordering ingesteld tegen de vervoerder Joint Stock Company (Turkije) Turistik Hava Tasimacilik Anonim Sirketi, handelend onder de naam Corendon Airlines, wegens een schemawijziging van hun geboekte vlucht. De passagiers hadden een pakketreis geboekt via Traveltroef, inclusief een retourvlucht van Amsterdam naar Antalya. Op 22 mei 2019 vertrokken zij met een andere vlucht dan oorspronkelijk geboekt, en claimden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de passagiers niet tijdig waren geïnformeerd over de wijziging van het vluchtschema.

De kantonrechter oordeelde dat de passagiers niet tijdig waren geïnformeerd over de schemawijziging, aangezien de vervoerder hen dertien dagen, tien uur en 52 minuten voor de oorspronkelijke vertrektijd op de hoogte had gesteld, wat niet voldeed aan de vereiste van ten minste twee weken. De rechter stelde vast dat de passagiers recht hadden op compensatie van € 400,00 per persoon, en dat de vervoerder ook aansprakelijk was voor de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter wees de vordering van de passagiers toe en veroordeelde de vervoerder tot betaling van in totaal € 945,20, vermeerderd met rente en proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van luchtvaartmaatschappijen om passagiers tijdig te informeren over wijzigingen in hun vluchtschema en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen. De kantonrechter bevestigde dat de passagiers recht hebben op compensatie bij een annulering of wijziging van hun vlucht, zoals vastgelegd in de Europese regelgeving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9381734 \ CV EXPL 21-5386
Uitspraakdatum: 22 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2]
beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde EUclaim B.V.
tegen
de buitenlandse vennootschap:
Joint Stock Company (Turkije) Turistik Hava Tasimacilik Anonim Sirketitevens handelend onder de naam
Corendon Airlines
statutair gevestigd te Istanboel (Turkije)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. N. Bakker

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 11 mei 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben bij Traveltroef een pakketreis geboekt. Onderdeel van deze pakketreis was een retourvlucht Amsterdam-Antalya. In de boekingsbevestiging van Traveltroef is opgenomen dat de passagiers met vlucht CAI 020 op 22 mei 2019 om 02:45 uur zouden vertrekken vanuit Amsterdam-Schiphol Airport om vervolgens om 08:20 uur aan te komen in Antalya.
2.2.
De passagiers zijn bij e-mail van Traveltroef van 8 mei 2019 te 15:53:50 geïnformeerd dat het vluchtschema van de vlucht is gewijzigd.
2.3.
De passagiers zijn op 22 mei 2019 met vlucht HV 713 om 16:33 uur vanuit Amsterdam-Schiphol Airport vertrokken en zijn om 22 mei 2019 om 21:02 uur aangekomen in Antalya.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met een schemawijziging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 mei 2019, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 145,20 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 30 juli 2019 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering/schemawijziging/omboeking van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 5 in samenhang met artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder betoogt primair dat de passagiers in strijd met de waarheidsplicht en de bewijsaandraagplicht hebben gehandeld en dat de dagvaarding derhalve nietig is, althans dat de passagiers niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard en/of hun vordering dient te worden afgewezen.
4.3.
De waarheidsplicht van artikel 21 Rv strekt ertoe de rechter in staat te stellen op het door partijen ter beoordeling voorgelegde geschil te beslissen, maar dient er ook toe om de wederpartij in staat te stellen zich adequaat en ter zake dienend te verdedigen. Aan deze plicht wordt ook nog inhoud gegeven door de vereisten van artikel 111 lid 3 Rv. Daarin is bepaald dat de eiser in de dagvaarding mede de bekende verweren van de wederpartij en de daarvoor aangevoerde gronden moet aangeven (een substantiëringsplicht), alsmede de bewijsmiddelen en getuigen waarover eiser ter staving van zijn eis kan beschikken (een bewijsaandraagplicht). Beide artikelen bevorderen dat de essentiële gegevens zo snel mogelijk in de procedure worden gebracht, zodat het geschil in een zo vroeg mogelijk stadium van de procedure 'uit de verf komt'.
4.4.
De kantonrechter overweegt dat op geen enkele wijze is gebleken dat de passagiers niet hebben voldaan aan bovenstaande. Dat de vervoerder anders denkt over de invulling van het feitencomplex maakt niet dat de passagiers belangrijke feiten hebben verzwegen dan wel essentiële informatie hebben weggelaten. Voorts volgt uit de dagvaarding dat de passagiers aan de substantieringsplicht hebben voldaan en heeft de vervoerder niet onderbouwd op welke wijze de passagiers in strijd met de bewijsaandraagplicht zouden hebben gehandeld. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan dit verweer.
4.5.
De vervoerder voert voorts aan dat pas op 7 mei 2019 - 15 dagen voor vertrek - de vluchttijden definitief zijn vastgesteld. Het betreft dan ook geen vluchtwijziging, maar een eerste en enige definitieve vaststelling van de vluchttijden. Bovendien volgt uit de (volledige) boekingsbevestiging van de passagiers dat de vluchttijden op de boeking indicatief zijn. Aan de bij de boeking opgegeven vluchttijden kunnen dan ook geen rechten worden ontleend, aldus de vervoerder.
4.6.
Anders dan de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat het enkele feit dat de vluchttijden in de boekingsbevestiging van de passagiers onder voorbehoud van wijzigingen zijn en derhalve nog kunnen worden gewijzigd niet maakt dat pas van een bevestigde boeking kan worden gesproken op het moment dat de vluchttijden definitief (door de vervoerder) worden vastgesteld. De bevestigde boeking van Traveltroef dient dan ook, anders dan in eerdere vonnissen is overwogen, te worden aangemerkt als een bevestigde boeking in de zin van de Verordening. Indien de vluchttijden na het boeken van de vluchten veranderen betreft dit dan ook een wijziging ten aanzien van deze boeking.
4.7.
De kantonrechter overweegt verder dat het Hof op 21 december 2021 in het arrest in de zaak C-263/20 (ECLI:EU:C:2021:1039) heeft geoordeeld dat passagiers die een vlucht hebben geboekt via een tussenpersoon, worden geacht niet te zijn geïnformeerd over een schemawijziging wanneer de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert de informatie over deze schemawijziging weliswaar ten minste twee weken vóór de geplande vertrektijd heeft medegedeeld aan deze tussenpersoon, door wiens tussenkomst de luchtvervoerovereenkomst met de passagiers is gesloten, maar de betrokken tussenpersoon de passagiers niet tijdig in kennis heeft gesteld van deze schemawijziging en de passagiers deze tussenpersoon niet uitdrukkelijk toestemming hebben gegeven om informatie van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert te ontvangen.
4.8.
Uit bovengenoemde arrest en het arrest van het Hof van 21 december 2021 (C-395/20) kan bovendien de conclusie worden getrokken dat een vlucht als geannuleerd dient te worden beschouwd indien deze met meer dan één uur is vervroegd. Van een annulering is geen sprake indien de vlucht met minder dan drie uur is uitgesteld, zonder de vlucht anderszins te wijzigen. Tussen partijen is niet in geschil dat het verschil tussen de aankomsttijd op de boekingsbevestiging van Traveltroef en de daadwerkelijke aankomsttijd meer dan drie uur bedraagt en dat sprake is van een andere vluchtnummer en ook een andere luchtvaartmaatschappij, zodat de vlucht ‘anderszins is gewijzigd’. Dit betekent dat de vervoerder, gelet op artikel 5 lid 1 sub c onder i van de Verordening, gehouden is tot betaling van compensatie over te gaan als de passagiers niet ten minste twee weken vóór de geplande vertrektijd (door de tussenpersoon) op de hoogte zijn gesteld van de wijziging.
4.9.
Tussen partijen is in geschil wanneer de schemawijziging, voor het eerst, aan de passagiers is medegedeeld. De bewijslast ten aanzien van het moment van mededeling van de schemawijziging aan de passagiers rust naar het oordeel van de kantonrechter op de vervoerder. De vervoerder heeft een uitdraai uit zijn systeem overgelegd waaruit zou volgen dat de tickets op 7 mei 2021 (de kantonrechter begrijpt 7 mei 2019) naar de passagiers zijn verzonden. Tegenover de betwisting van de passagiers heeft de vervoerder echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat op 7 mei 2019 een bericht naar de passagiers is verzonden en door hen is ontvangen. De vervoerder heeft verder een e-mailbericht overgelegd van Traveltroef van 8 mei 2019. De passagiers beroepen zich eveneens op dit bericht. Volgens de vervoerder volgt hieruit dat de passagiers tijdig zijn geïnformeerd, te weten 14 dagen voorafgaand aan het vertrek. De passagiers stellen zich, op basis van dit e-mailbericht, op het standpunt dat zij dertien dagen, tien uur en 52 minuten voor de oorspronkelijke geplande vertrektijd zijn geïnformeerd, derhalve minder dan twee weken van te voren.
4.10.
De vervoerder beroept zich op een vonnis van deze rechtbank (ECLI:NL:RBNHO:2019:2481) waarin is geoordeeld dat een vluchtwijziging die 6 dagen, 15 uren en 17 minuten voorafgaande aan de vlucht is doorgegeven heeft te gelden als een vluchtwijziging die zeven dagen van te voren is medegedeeld. De kantonrechter is van oordeel dat deze beslissing inmiddels is achterhaald nu het Hof in het arrest van C-263/20 (ECLI:EU:C:2021:1039) expliciet heeft overwogen dat niet de dag maar het tijdstip waarop de mededeling aan de passagiers heeft plaatsgevonden van belang is.
‘(…) In dit verband moet worden benadrukt dat artikel 5 van deze verordening voorziet in een aanvullende voorwaarde voor de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Volgens lid 4 van dit artikel draagt de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert de bewijslast inzake het al of niet melden van de annulering van de vlucht aan de passagier en het tijdstip waarop dat is geschied. Door deze bewijslast te leggen bij de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, kan een hoog niveau van bescherming van de passagiers zoals bedoeld in overweging 1 van verordening nr. 261/2004 worden gewaarborgd. (…)”
Aan de hand hiervan gaat de kantonrechter ervan uit dat met ‘de annulering hun tenminste twee weken voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld’ wordt bedoeld; de tijdsruimte twee weken, te weten 14 dagen, te weten 14 x 24 uur, hetgeen tot de conclusie leidt dat de passagiers niet tijdig op de hoogte zijn gesteld van de schemawijziging en zij aanspraak maken op compensatie.
4.11.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.12.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Het primair gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief (en subsidiair gevorderde), te weten € 145,20 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen.
4.13.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 945,20, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 800,00 vanaf 22 mei 2019 en over € 145,20 vanaf 11 mei 2021 tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,83;
griffierecht € 240,00;
salaris gemachtigde € 248,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter