Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de op 27 juni 2022 uitgebrachte dagvaarding met 13 producties
- de door Celestial c.s. als producties A en B overgelegde beslagrekesten en -verloven van 22 en 23 maart 2022
- de conclusie van antwoord in kort geding van Celestial c.s. met 3 producties (C tot en met E)
- de producties 14 tot en met 18 van VDL
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van de advocaten van VDL
- de spreekaantekeningen van de advocaat van Celestial c.s.
2.De feiten
Deeds of Guarantee and Indemnity’ (hierna: de garantstellingen). In de garantstellingen heeft Celestial c.s. zich garant gesteld voor de nakoming door AirBridge Cargo Airlines LLC (hierna: AirBridge) en Atran LLC (Atran), beide gevestigd te Moskou, Rusland, van hun verplichtingen uit huurovereenkomsten met Celestial c.s. voor door Celestial c.s. aan AirBridge en Atran verhuurde luchtvaartuigen (hierna: de luchtvaartuigen). In de garantstellingen, waarin de garantstellingen zijn aangeduid als Guarantee, VDL als Guarantor en (de rechtsvoorgangers van) Celestial c.s. als Lessor, is het volgende forumkeuzebeding opgenomen:
- een e-mail van 26 februari 2022 met als onderwerp “Relocation and grounding notice'';
- een e-mail van 27 februari 2022 met als onderwerp "Notice of default and instruction to ferry aircraft";
- een e-mail van 4 maart 2022 met als onderwerp "Termination notice - all aircraft";
- een e-mail van 7 maart 2022 met als onderwerp "Termination notice - all aircraft" - confirmation";
- een e-mail van 8 maart 2022 met als onderwerp "Instruction to provide insurance policies".
- een e-mail van 27 februari 2022 met als onderwerp "Notice of default and instruction to ferry";
- een e-mail van 4 maart 2022 met als onderwerp "Termination notice - all aircraft";
- een e-mail van 8 maart 2022 met als onderwerp "Reiteration of grounding instruction; Instruction to provide insurance policies".
Termination Notice. Atran heeft bij brief van 8 maart 2022 gereageerd op de
Termination Notice.In beide brieven staat onder meer dat de luchtvaartuigen niet langer commercieel worden ingezet, dat ze op Russische vliegvelden zijn geparkeerd en dat, om de luchtvaartuigen naar elders te verplaatsen, vereist is dat de Russische douaneautoriteit de vereiste vrijgave verleent en dat de Russische luchtvaartautoriteiten voorafgaande toestemming verlenen.
Certificates of Airworthinessvan haar luchtvaartuigen als gevolg van haar opzegging van de huurovereenkomsten hadden geschorst. Voorts heeft Celestial c.s. in deze brieven geschreven dat zij op de hoogte was van Russische decreten die de export van bepaalde goederen naar buiten Rusland zonder voorafgaande toestemming verboden.
High Court of Justice Business and Property Courts of England and Wales Commercial Court (QBD)(hierna: de Engelse
High Court). In deze procedure vordert Celestial c.s. onder meer betaling van de achterstallige en toekomstige huurpenningen voor de luchtvaartuigen (‘sums due in respect of rent’) en de vastgestelde waarde van de luchtvaartuigen bij verlies (‘Agreed Value of the aircraft’).
3.Het geschil
de Beslagen op te heffen, althans opgeheven te verklaren, althans Celestial c.s. te gebieden om de Beslagen op te heffen, en Celestial c.s. te verbieden om ten laste van VDL conservatoir beslag in Nederland te leggen, althans niet zonder voorafgaande goedkeuring van het tussen partijen overeengekomen forum, althans niet zonder voorafgaande goedkeuring van een voorzieningenrechter, steeds na horen van VDL, op straffe van een dwangsom van EUR 10.000.000 per dag of per overtreding;
High Courtop grond van artikel 431 lid 2 Rv en een tweetal verdragen, in Nederland ten uitvoer gelegd kan worden en dat van een schending van artikel 21 Rv die moet leiden tot opheffing van de Beslagen geen sprake is. Het gevraagde verbod tot het leggen van nieuwe beslagen is volgens Celestial c.s. te vergaand, waarbij van betekenis is dat een eventueel volgend verzoek zal worden getoetst door de voorzieningenrechter en Celestial c.s. de eerder verleende verloven en het in dit kort geding te wijzen vonnis aan een eventueel volgend verzoek zal moeten hechten. De vorderingen van VDL moeten daarom volgens Celestial c.s. worden afgewezen.
4.De beoordeling
Internationale bevoegdheid
bis-Verordening [1] in samenhang met artikel 705 Rv is de Nederlandse voorzieningenrechter bevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen. Onder ‘voorlopige of bewarende maatregelen’ als bedoeld in de Verordening vallen immers niet alleen beslissingen tot het geven van verlof tot het leggen van beslag, maar ook beslissingen over de opheffing van een gelegd beslag.
een procedure (…) waarin de gegrondheid en de omvang van de vordering ter verzekering van de voldoening waarvan het te leggen conservatoir beslag strekt, kunnen worden getoetst”. [2] Doel van artikel 700 lid 3 Rv is te voorkomen dat een schuldeiser een beslag louter als pressiemiddel gebruikt en na het leggen van het beslag blijft stilzitten.
High Courtbinnen die termijn heeft ingesteld.
High Courtechter geen eis in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 700 lid 3 Rv, omdat deze procedure sinds de Brexit niet tot een executoriale titel in Nederland kan leiden terwijl dat op grond van artikel 704 lid 1 Rv wel een vereiste is. Daartoe voert VDL aan dat noch het bilaterale
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland betreffende de wederkerige erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke zakenvan 17 november 1967, noch het
Haags Forumkeuzeverdrag 2005in het onderhavige geval toepassing is. Als gevolg van de Brexit bestaat er dan ook geen verordening of verdrag meer op grond waarvan de uitkomst van een Engelse procedure in Nederland moet worden erkend en ten uitvoer gelegd, aldus VDL.
High Courtuitspraak heeft gedaan nog geen nieuw executieverdrag met het Verenigd Koninkrijk is gesloten en in werking is getreden), is tenuitvoerlegging van een door de Engelse
High Courtgegeven materiële beslissing over de gegrondheid en de omvang van de vordering ter verzekering van de voldoening waarvan de Beslagen zijn gelegd in Nederland immers mogelijk via de weg van artikel 431 lid 2 Rv. Inderdaad gebeurt dat in dat geval via een nieuwe procedure bij de Nederlandse rechter en is de ten uitvoer te leggen titel uiteindelijk formeel niet de Engelse beslissing, maar een nieuw Nederlands vonnis. Inhoudelijk en materieelrechtelijk komt een dergelijke ‘verkapte exequaturprocedure’ evenwel neer op tenuitvoerlegging van een beslissing over de gegrondheid en de omvang van de vorderingen van Celestial c.s. gegeven door de Engelse
High Court. Indien aan de in de jurisprudentie ontwikkelde erkenningsvoorwaarden is voldaan en als de vordering op grond van artikel 431 lid 2 Rv strekt tot veroordeling tot hetgeen waartoe de wederpartij in de buitenlandse beslissing is veroordeeld, dient de rechter de gebondenheid van partijen aan de beslissing van de buitenlandse rechter immers tot uitgangspunt te nemen en is de beslissing in beginsel, zonder inhoudelijke toetsing, toewijsbaar. Vgl. Hoge Raad 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2838 (
Gazprom), in welk arrest ook de erkenningsvoorwaarden zijn opgesomd:
High Courtniet zal voldoen aan de in de jurisprudentie ontwikkelde erkenningsvoorwaarden.
High Courtaanhangig gemaakte procedure kan worden aangemerkt als een eis in de hoofdzaak in de zin van artikel 700 lid 3 Rv, die tijdig aanhangig is gemaakt, zodat de Beslagen niet zijn vervallen.
iedereschending van de waarheidsplicht in beginsel leidt tot opheffing van een beslag in kort geding. Opheffing van het beslag zal alleen aan de orde zijn indien de vordering tot zekerheid waarvan het beslag is gelegd na een belangenafweging onvoldoende deugdelijk wordt geacht. Schending van de waarheidsplicht is hierbij een van de mee te wegen aspecten, maar niet per se een grond voor opheffing.
"waaronder mede begrepen eerder ingediende beslagrekesten bij dezelfde of een andere rechtbank", maar de voorzieningenrechter begrijpt die verplichting aldus, dat het wel om procedures en beslagrekesten tussen
dezelfde partijendient te gaan. Dat is voor de onderhavige beslagrekesten niet het geval. De beslagrekesten zijn door verschillende verzoekende partijen ingediend en hebben betrekking op verschillende overeenkomsten en vorderingen. Zoals de advocaat van Celestial c.s. terecht heeft aangevoerd, zijn de geschillen die onderwerp zijn van beide beslagrekesten weliswaar
vergelijkbaar, maar niet
gelijk. Dat de verzoeksters van beide beslagrekesten door dezelfde advocaat worden bijgestaan, doet daaraan niet af. Dat Celestial c.s. in het tweede beslagrekest geen melding heeft gemaakt van het eerste levert dan ook geen schending van artikel 21 Rv op.
Gezien de Russische invasie en de sanctiemaatregelen heeft Verzoekster/hebben Verzoekers goede gronden te vrezen dat de aandeelhouders en bestuurders van Verweerster doende zijn om vermogensbestanddelen aan verhaal te onttrekken onder meer door het leeghalen van de in Nederland gehouden rekeningen. Hierbij is van betekenis dat het onzeker is of Verzoekster de luchtvaartuigen (…) zonder schade kan terughalen" een aanname ter onderbouwing van haar vrees voor verduistering, en niet als een feit. Het verderop in het beslagrekest gestelde
“dat Verweerster, gezien de situatie in Rusland en Oekraïne, kennelijk doende is vermogensbestanddelen aan verhaal te onttrekken”, welke stelling verder niet nader is toegelicht, leest de voorzieningenrechter in de context van de beslagrekesten als geheel ook niet als een feit en dat is door het gebruik van het woord “kennelijk” ook niet als feit door VDL bedoeld. Van een schending van de waarheidsplicht is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook geen sprake.
High Courtnaar het oordeel van de voorzieningenrechter te gelden als een eis in de hoofdzaak, en is die hoofdzaak dus tijdig door Celestial c.s. aanhangig gemaakt.
High Courtom te bepalen, maar vooralsnog is niet gebleken dat de vorderingen waarvoor Celestial c.s. de beslagen heeft gelegd summierlijk ondeugdelijk zijn. Dat geldt temeer nu de op grond van de huurovereenkomst verschuldigde huurpenningen al sinds maart van dit jaar niet betaald zijn. Bij die stand van zaken moet het belang van Celestial c.s. bij het (kunnen) zekerstellen van haar vordering prevaleren boven het belang van VDL bij opheffing van de Beslagen. Het gegeven dat Celestial c.s. in haar beslagrekesten expliciet heeft gesteld dat AirBridge en Atran niet hebben gereageerd op de onder 2.4 aangehaalde e-mails maakt een en ander
– mede gelet op de aard en ernst van deze onjuiste mededeling in de context van de beslagrekesten – niet anders.
1.016,00