ECLI:NL:RBNHO:2022:6226

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
HAA 22/2247
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake niet-tijdig beslissen op verzoek herbeoordeling kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 19 juli 2022, wordt het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat hij van mening was dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig had beslist op zijn verzoek tot herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag, ingediend op 24 februari 2021. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn op 24 oktober 2021 verstreken was, en dat de Belastingdienst de termijn had verdaagd tot 24 februari 2022. Eiser heeft echter geen bewijs van verzending van de ingebrekestelling kunnen overleggen, waardoor de rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling niet geldig is. De rechtbank wijst erop dat de rappelbrief van 25 april 2022 niet voldoende duidelijk was om als geldige ingebrekestelling te gelden, omdat deze niet specifiek verwees naar de aanvraag voor kinderopvangtoeslag. De rechtbank concludeert dat de regels omtrent ingebrekestellingen strikt moeten worden nageleefd om de goede gang van zaken te waarborgen. Eiser kan eventueel een afzonderlijke beroepsprocedure aanhangig maken, maar het beroep in deze zaak wordt niet-ontvankelijk verklaard. Er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/2247

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. A. van Deuzen),
en

Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek herbeoordeling kinderopvangtoeslag van 24 februari 2021.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft bij brief van 28 juni 2022 een nader stuk ingediend.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Ingevolge artikel 4:13, eerste lid, van de Awb dient een beschikking te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag. Ingevolge het tweede lid is de in het eerste lid bedoelde termijn in ieder geval verstreken wanneer het bestuursorgaan binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking heeft gegeven, noch een mededeling als bedoeld in artikel 4:14, derde lid, van de Awb heeft gedaan.
Eiser heeft op 24 februari 2021 een verzoek herbeoordeling ingediend. Gelet op het voorgaande had verweerder uiterlijk 24 oktober 2021 op het verzoek moeten beslissen. Op 21 augustus 2021 heeft verweerder de beslistermijn verdaagd tot en met 24 februari 2022. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is verstreken.
1.
De brief van 25 maart 2022
De rechtbank stelt voorts vast dat eiser stelt verweerder bij brief van 25 maart 2022 te hebben meegedeeld dat hij in gebreke is en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
In het verweerschrift stelt verweerder dat de brief van 25 maart 2022 niet door hem is ontvangen en dat dat de brief die eiser op 25 april 2022 aan verweerder heeft gestuurd niet voldoet aan eisen die aan een ingebrekestelling worden gesteld.
Eiser voert bij brief van 28 juni 2022 aan dat hij geen bewijs van verzending heeft van de ingebrekestelling aan verweerder. Eiser stelt verder dat de ontkenning van ontvangst door verweerder in dit geval geaccepteerd moet worden.
Hiermee is tussen partijen niet langer in geschil dat de brief van 25 maart 2022 niet als geldige ingebrekestelling kan gelden.
2.
De brief van 25 april 2022
Op 25 april 2022 heeft eiser een rappel aan verweerder gestuurd. De ontvangst van deze brief wordt niet door verweerder ontkend. Eiser stelt dat verweerder eerder (vóór het verweerschrift) had moeten aangeven dat hij de brief van 25 maart 2022 niet heeft ontvangen. De sommatie en de verschuldigdheid van de dwangsom moet volgens eiser dan ook geacht worden in ieder geval vanaf 9 mei 2022.
De rechtbank overweegt als volgt. Vaststaat dat verweerder niet tijdig heeft beslist op het verzoek van eiser. Ingevolge artikel 6:12, eerste en tweede lid, van de Awb, kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend, zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is. Een ingebrekestelling moet voldoende duidelijk maken op welke aanvraag deze betrekking heeft, dat de belanghebbende stelt dat niet tijdig is beslist en dat hij erop aandringt om alsnog te beslissen.
De rappelbrief van 25 april bevat geen bijlage. Op de brief staat wel het kopje “proc. wegens niet-tijdig beslissen”, maar op welke specifieke aanvraag deze brief betrekking heeft staat daar niet bij, er staat ook niet bij dat het om kinderopvangtoeslag gaat. Dat vindt de rechtbank onvoldoende duidelijk om als ingebrekestelling te kunnen gelden. Van een professioneel handelend gemachtigde moet worden verwacht dat hij wel in staat was om een geldige ingebrekestelling te sturen.
Er is met de brief van 25 april 2022 dus niet voldaan aan het vereiste om een geldige ingesbrekestelling aan verweerder te sturen.
3.
De brief van 4 juni 2022
Zekerheidshalve heeft eiser verweerder bij brief van 4 juni 2022 opnieuw in gebreke gesteld. Deze brief heeft eiser in de onderhavige zaak ook nog ingestuurd.
Omdat dit beroep toen reeds was ingesteld, kan die latere ingebrekestelling echter ook niet leiden tot een beroepsingang in deze zaak. Een beroep kan immers pas worden ingesteld nadat de termijn van de ingebrekestelling is verstreken.
Eiser kan daarover wel een afzonderlijke beroepsprocedure aanhangig maken. Dit mag misschien formalistisch overkomen, maar deze regels zijn ook nodig om de goede gang van zaken bij de rechtbank te kunnen waarborgen. Van een professionele gemachtigde mag ook worden verlangd dat hij zich hiervan bewust is.
4.
Slotsom
Het vorenoverwogene betekent dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek van 24 februari 2021 niet-ontvankelijk is.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Ferrier, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.