ECLI:NL:RBNHO:2022:6301

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
9886313 AO VERZ 22-45
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer

In deze zaak heeft Fluor B.V. verzocht om de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden wegens (ernstig) verwijtbaar handelen. Fluor stelt dat [werknemer] zich schuldig heeft gemaakt aan dagdieverij door zich op negentien werkdagen als ingelogd en aanwezig te registreren, terwijl hij in werkelijkheid afwezig was. De kantonrechter heeft op 15 juli 2022 uitspraak gedaan en de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 26 juli 2022. De kantonrechter oordeelde dat [werknemer] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door niet op de werkplek aanwezig te zijn en onwaarheden te verkondigen over zijn afwezigheid. Het verzoek van [werknemer] om een transitievergoeding en billijke vergoeding werd afgewezen, omdat de ontbinding het gevolg was van zijn eigen handelen. De proceskosten werden toegewezen aan [werknemer].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9886313 \ AO VERZ 22-45
Uitspraakdatum: 15 juli 2022
Beschikking in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Fluor B.V.,
gevestigd te Hoofddorp
verzoekende partij
verder te noemen: Fluor
gemachtigde: mr. B.R.J. Rothuizen
tegen
[werknemer],
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. L. Elbers
De zaak in het kort
Dagdieverij. In deze zaak verzoekt Fluor de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden, primair wegens (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van [werknemer] (e-grond), subsidiair wegens een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond) en meer subsidiair wegens een combinatie van omstandigheden (i-grond). De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 26 juli 2022 op de primair aangevoerde grondslag. [werknemer] heeft ernstig verwijtbaar gehandeld of nagelaten door zichzelf op negentien werkdagen te registreren in het bedrijfssysteem als ingelogd en aanwezig, terwijl hij in werkelijkheid op die werkdagen een groot deel van de dag afwezig is geweest en geen (of nauwelijks) werkzaamheden heeft verricht. Het tegenverzoek van [werknemer] tot toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding wordt afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Fluor heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [werknemer] heeft een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 28 juni 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. Voorafgaand aan de zitting heeft Fluor bij brief van 21 juni 2022 nog stukken in het geding gebracht. [werknemer] heeft bij brief van 23 juni 2022 nog stukken toegezonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter zitting naar voren hebben gebracht. Beide partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.Feiten

2.1.
Fluor is een bedrijf dat projecten uitvoert op het gebied van engineering, inkoop, constructie, onderhoud en het managen van grote projecten.
2.2.
[werknemer] , geboren [in 1983] , is op 5 maart 2013 bij Fluor in dienst getreden. De arbeidsovereenkomst gold aanvankelijk voor bepaalde tijd en met ingang van 5 februari 2014 voor onbepaalde tijd. De functie van [werknemer] is [functie] . Zijn salaris bedroeg laatstelijk € 4.569,17 bruto per vier weken, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en 8,33% dertiende maand.
2.3.
Tijdens de corona-epidemie hebben de werknemers van Fluor hun werkzaamheden in beginsel vanuit huis verricht. Bij e-mail van 21 februari 2022 heeft Fluor aan haar werknemers meegedeeld dat vanaf 18 februari (2022) van de werknemers wordt verwacht dat zij 50% van de arbeidstijd thuis werken en 50% op kantoor.
2.4.
De werknemers van Fluor betreden en verlaten het bedrijfspand via de hoofdingang. Zij klokken in bij aankomst en klokken uit bij vertrek met een persoonlijke pas. Ook binnen het pand moeten diverse deuren met de pas worden geopend. Er is ook een nooddeur (patiodeur) naar het parkeerterrein (hierna: de nooddeur). Deze heeft geen paslezer. De nooddeur moet dicht blijven, tenzij sprake is van een noodsituatie.
2.5.
In april 2022 heeft Fluor meerdere malen geconstateerd dat de nooddeur geopend was. Naar aanleiding daarvan heeft zij een onderzoek ingesteld, bestaande uit het bestuderen van toegangsactiviteiten en camerabeelden.
2.6.
Uit dit onderzoek heeft Fluor geconcludeerd dat [werknemer] meerdere malen via de nooddeur het pand heeft verlaten.
2.7.
Tijdens een gesprek via Teams op 21 april 2022 heeft Fluor [werknemer] met deze conclusie geconfronteerd. Na afloop van het gesprek is [werknemer] op non-actief gesteld.
2.8.
Bovengenoemd gesprek is aan [werknemer] bevestigd bij brief van 22 april 2022. In deze brief staat:
‘April 21, we invited you to a Teams meeting (…). In this meeting we confronted you with our observation that since we decided to return to the office for 50% of the time after the COVID crisis, you came in the office in the morning multiple times in the last month and seemed to follow the same procedure:
- Clocking in with your badge using the regular entrance;
- Logging in your laptop at a work place;
- Leave the building using the door to the patio door;
- Go from the patio to the parking beneath the building;
- Drive away with the car
Following this procedure, you remained in the system as logged in and as present in the badge system.
At the end of the day you came back, logged out and left the building via the normal route.
By doing the above you have not been present in the office physically, but you were present from a system point of view and also declared this in your time sheet. (…)
Your reaction to this was that we are not correct and you were in the office the whole day with the exception of one or two times when you had to visit the doctor. We specifically repeated the question and also asked whether you left the office at other ways than the regular way. You indicated this had only been done for smoking a cigarette and that you returned via the normal ways directly after the smoking break.
Your reaction and statement is not in line with our findings as described above. As such, we lost our faith in the possibility to maintain a healthy work relation with you within our company and we decided to start the process to end the employment contract with you.
(…)’
2.9.
In reactie daarop heeft [werknemer] bij e-mail van 22 april 2022 (onder meer) meegedeeld dat hij meerdere keren naar een nabijgelegen tankstation is gegaan dat niet op loopafstand ligt om sigaretten te kopen en dat hij vervolgens is teruggekeerd. Ook heeft hij bij die e-mail gevraagd of hij vanuit huis kan blijven werken.
2.10.
Op 28 april 2022 heeft Fluor een beëindigingsvoorstel gedaan dat niet door [werknemer] is geaccepteerd. Op 4 mei 2022 heeft Fluor de toegangsrapportage (met betrekking tot data in april 2022) aan [werknemer] toegestuurd. Vervolgens hebben partijen gecorrespondeerd over een beëindigingsregeling. Partijen zijn echter niet tot overeenstemming gekomen. Sinds het gesprek op 21 april 2022 is [werknemer] vrijgesteld van arbeid.

3.Het verzoek

3.1.
Fluor verzoekt de arbeidsovereenkomst met [werknemer] op de kortst mogelijke termijn te ontbinden, zonder toekenning van een transitievergoeding en met veroordeling van [werknemer] in de proceskosten.
3.2.
Aan dit verzoek legt Fluor ten grondslag – kort gezegd – dat uit het door Fluor uitgevoerde onderzoek is gebleken dat [werknemer] op negentien werkdagen (in de periode van 23 februari 2022 tot en met 20 april 2022) zichzelf heeft geregistreerd in het bedrijfssysteem als ‘ingelogd’ en ‘aanwezig’, terwijl hij feitelijk een groot deel van de werkdag niet op de bedrijfsvestiging aanwezig is geweest en geen (of nauwelijks) werkzaamheden heeft verricht. Hij heeft steeds aan het begin van de werkdag zijn auto geparkeerd op het parkeerterrein, het kantoorpand via de gebruikelijke ingang betreden, ingeklokt en vervolgens op zijn werkplek met zijn laptop ingelogd op het bedrijfssysteem. Korte tijd later heeft hij het pand zonder uit te klokken via de nooddeur of een andere deur (niet zijnde de gebruikelijke hoofdingang/uitgang) verlaten. Aan het einde van de werkdag heeft [werknemer] het pand via de nooddeur of de gebruikelijke ingang weer betreden, uitgelogd uit het bedrijfssysteem via zijn laptop, het pand verlaten via de gebruikelijke uitgang en daarbij uitgeklokt. Door dit gedrag heeft [werknemer] zich schuldig gemaakt aan dagdieverij.
3.3.
Daarnaast heeft [werknemer] onwaarheden verkondigd over zijn afwezigheid. Tijdens het gesprek op 21 april 2022 beweerde hij namelijk dat hij op de bewuste dagen de hele dag aanwezig was geweest, met uitzondering van een of twee momenten waarop hij een bezoek aan de dokter zou hebben gebracht. De nooddeur zou hij alleen hebben gebruikt om buiten een sigaret te roken. Ook in de e-mail van 22 april 2022 heeft [werknemer] onwaarheden verkondigd door te stellen dat hij meerdere malen naar een nabijgelegen tankstation is gereden om sigaretten te kopen en weer is teruggekeerd. Al deze beweringen zijn aantoonbaar onjuist, omdat uit de onderzoeksgegevens blijkt dat [werknemer] alleen aan het begin en het eind van de werkdag aanwezig is geweest op de bedrijfsvestiging.
3.4.
Daarbij komt dat [werknemer] zijn urenstaat foutief heeft ingevuld. [werknemer] heeft op die staat op de betreffende dagen de afkorting ‘REGH’ gehanteerd, die staat voor ‘regular hours worked in the office’.
3.5.
Primairmoet de arbeidsovereenkomst worden ontbonden wegens (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van [werknemer] (artikel 7:669 lid 3 onderdeel e van het Burgerlijk Wetboek (BW)). Het frauduleus in- en uitklokken, het verkondigen van meerdere onwaarheden over afwezigheid, het bewust foutief invullen van de urenstaat en het niet verrichten van werkzaamheden tijdens werktijd kwalificeert immers ieder voor zich, maar ook in onderlinge samenhang bezien, als ernstig verwijtbaar handelen.
3.6.
Subsidiairmoet de arbeidsovereenkomst worden ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding (artikel 7:699 lid 3 sub g BW). Doordat [werknemer] meerdere malen laakbaar heeft gehandeld en vervolgens - na confrontatie door Fluor tijdens het hoor- en wederhoorgesprek - heeft gelogen over zijn afwezigheid en gedragingen is de arbeidsrelatie tussen partijen ernstig en duurzaam verstoord geraakt.
3.7.
Meer subsidiairmoet de arbeidsovereenkomst worden ontbonden wegens een combinatie van omstandigheden die zijn aangedragen ter onderbouwing van de stellingen dat sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten en een verstoorde arbeidsverhouding.
3.8.
Omdat het gedrag en de houding van [werknemer] ernstig verwijtbaar zijn, is voor het toekennen van een transitievergoeding (ex artikel 7:673 BW) of cumulatievergoeding (ex artikel 7:671b lid 8 BW) geen plaats en moet bij het bepalen van de einddatum van de arbeidsovereenkomst geen rekening worden gehouden met de toepasselijke opzegtermijn.
3.9.
Als er zich al herplaatsingsmogelijkheden zouden voordoen (wat niet het geval is) ligt herplaatsing niet in de rede, gelet op het verwijtbaar handelen en de verstoorde arbeidsverhouding. Voor de cumulatiegrond geldt hetzelfde.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
[werknemer] verzoekt de kantonrechter:
primair:
a. het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wijzen;
subsidiair:
b. als de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op grond van (ernstig) verwijtbaar handelen of een verstoorde arbeidsverhouding: bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de opzegtermijn zonder aftrek van de procedureduur en Fluor te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 16.963,36 en een billijke vergoeding van € 250.000,-;
meer subsidiair:
c. als de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op grond van de cumulatiegrond: bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de opzegtermijn zonder aftrek van de procedureduur en Fluor te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 16.963,36 en een vergoeding zoals bedoeld in artikel 7:671b lid 8 BW;
primair, subsidiair en meer subsidiair:
d. Fluor te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de verzochte vergoedingen;
e. Fluor te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
[werknemer] voert hiertoe aan – samengevat – dat er geen grond is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het is niet juist dat [werknemer] op de betreffende dagen heeft doen voorkomen dat hij fysiek aanwezig is geweest op de bedrijfsvestiging terwijl dat in werkelijkheid niet het geval was. Op die dagen heeft hij zijn auto geparkeerd in de parkeergarage, het bedrijfspand via de hoofdingang betreden en zich geïnstalleerd op de vierde verdieping. Als hij een sigaret wilde roken daalde hij via het trappenhuis af naar de parkeergarage. Hij maakte daarbij, net als andere collega’s, gebruik van de nooddeur. Omdat voor die deur geen toegangspas nodig is, verschijnt het tussentijds roken niet als activiteit in de toegangsrapportage van Fluor. Omdat [werknemer] meerdere malen per dag rookt, moest hij soms (met de auto) nieuwe sigaretten halen bij het tankstation aan de overkant. Ook dan verliet hij het pand via de nooddeur. Als hij enkele momenten later terugkeerde met de auto en deze weer wilde parkeren, klokte hij opnieuw in met zijn toegangspas. Ook heeft hij het bedrijfspand wel eens verlaten omdat zijn vrouw de auto nodig had en om een uitgeprint document te brengen naar een vriendin. Alle keren is hij enkele momenten later weer teruggekeerd in het kantoorpand. Als Fluor niet wil dat gebruik wordt gemaakt van de nooddeur, had zij dat kenbaar moeten maken aan haar werknemers.
4.3.
De toegangsrapportage kan niet als bewijs dienen en camerabeelden zijn pas op het laatste moment vrijgegeven. Bovendien blijkt uit de door [werknemer] overgelegde e-mails en verklaringen van collega’s dat hij gedurende de tijdskaders waarvan Fluor stelt dat hij afwezig was wel degelijk aan het werk was.
4.4.
[werknemer] wordt ten onrechte verweten dat hij verschillende verklaringen heeft afgelegd over zijn afwezigheid. Zijn aanvankelijke reactie op 21 april 2022 was gebaseerd op onvolledige gegevens en een vertekende weergave van de feiten. Zo was hem niet duidelijk op welke dagen Fluor doelde en welke exacte gedragingen hem werden aangerekend. Dat [werknemer] na ontvangst van de brief van 22 april 2022 een aanvullende verklaring heeft verstrekt is dan ook niet vreemd. Verder mocht van Fluor meer vertrouwen in [werknemer] worden verwacht, temeer omdat [werknemer] altijd goed heeft gefunctioneerd.
4.5.
Wat betreft het onjuist invullen van de urenstaten was [werknemer] zich van geen kwaad bewust. Het belang van correcte toepassing van de tijdcodes is sinds de coronacrisis afgenomen. Als Fluor desondanks wenst vast te houden aan correcte toepassing van de codes had zij [werknemer] daar eerder op moeten aanspreken. In plaats daarvan heeft zij alle urenstaten goedgekeurd.
4.6.
Gelet op het voorgaande is van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van [werknemer] geen sprake.
4.7.
Voor zover de arbeidsverhouding verstoord is geraakt, is dat niet aan [werknemer] te wijten, maar ligt dat in de risicosfeer van Fluor. Fluor heeft [werknemer] niet de kans gegund zich adequaat te verweren en hem zonder nadere interactie vrijgesteld van werkzaamheden. Hoewel het indertijd nog niet te laat was de arbeidsrelatie te herstellen, heeft Fluor hiertoe geen enkele poging gedaan.
4.8.
De arbeidsovereenkomst kan evenmin op de i-grond worden ontbonden, omdat [werknemer] de daartoe aangevoerde gedragingen ieder afzonderlijk heeft betwist.
4.9.
Bovendien heeft Fluor gesteld noch aangetoond dat zij herplaatsingsinspanningen heeft verricht.
4.10.
Indien de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbindt, dient aan [werknemer] een transitievergoeding van € 16.963,36 bruto te worden toegekend. Ook komt [werknemer] een billijke vergoeding toe van € 250.000,-. Fluor heeft namelijk ernstig verwijtbaar gehandeld of nagelaten. Fluor is overgegaan tot non-actiefstelling nog voordat zij enig onderzoek had verricht en [werknemer] is niet in de gelegenheid gesteld zich adequaat te verweren. Bovendien is het onderzoek niet transparant en onafhankelijk uitgevoerd. Ook heeft Fluor geen rekening gehouden met de onberispelijke staat van dienst van [werknemer] en zijn persoonlijke situatie (werkzaam in een land waarvan hij de taal niet spreekt, gezin en kinderen).
4.11.
Fluor heeft verweer gevoerd tegen het tegenverzoek, strekkende tot afwijzing van dat verzoek.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. De kantonrechter stelt vast dat in deze zaak geen sprake is van een opzegverbod dat aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg staat (artikel 7:671b lid 2 BW). Uit artikel 7:671b lid 2 BW in verbinding met 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [werknemer] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Naar het oordeel van de kantonrechter is er een redelijke grond voor ontbinding. Daarover overweegt de kantonrechter het volgende.
Afwezigheid/niet gewerkt tijdens werktijd?
5.2.
Beoordeeld moet (allereerst) worden of voldoende is komen vast te staan dat [werknemer] op de betreffende werkdagen gedurende een groot deel van de dag niet de op de bedrijfsvestiging aanwezig is geweest en niet (of nauwelijks) heeft gewerkt zoals door Fluor is gesteld (en niet slechts gedurende aan aantal kortdurende momenten zoals door [werknemer] is aangevoerd).
5.3.
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Fluor een toegangsrapportage overgelegd over de werkdagen in kwestie (23 en 28 februari 2022, 1, 15, 16, 21, 22, 24, 29, 30 en 31 maart 2022 en 4, 5, 6, 11, 12, 13, 19 en 20 april 2022). In deze rapportage is tot op de minuut (en zelfs seconde) nauwkeurig aangegeven wanneer [werknemer] met zijn pas het bedrijfspand heeft betreden en verlaten en wanneer hij zijn pas heeft gebruikt om zich binnen het pand te bewegen. Met betrekking tot de data 11, 12 en 19 april 2022 zijn ook (screenshots van) camerabeelden overgelegd met betrekking tot het parkeerterrein, de nooddeur en de hoofdingang.
5.4.
Het verweer van [werknemer] dat de toegangsrapportage niet als bewijs kan dienen slaagt niet. De kantonrechter ziet geen aanleiding aan deze gedetailleerde rapportage te twijfelen. [werknemer] heeft niet onderbouwd waarom het onderzoek niet transparant en onafhankelijk zou zijn uitgevoerd. De camerabeelden (en de volledige toegangsrapportage met betrekking tot alle data in kwestie) zijn weliswaar pas op 21 juni 2022 overgelegd, maar [werknemer] heeft voldoende tijd gehad om daarop te reageren. De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding om de toegangsrapportage en de camerabeelden buiten beschouwing te laten.
5.5.
Uit de overgelegde toegangsrapportage blijkt – samengevat – dat [werknemer] aan het begin van de betreffende werkdagen met zijn pas heeft ingeklokt (meestal eerst op het parkeerterrein en vervolgens) in het bedrijfspand en dat hij zich vervolgens binnen het pand heeft bewogen door het openen van deuren met zijn pas. Daarna hebben er gedurende aanzienlijke periodes
geen pas-bewegingenplaatsgevonden, namelijk:
- op 23 februari 2022 van 10.31 tot 17.55 uur;
- op 28 februari 2022 van 9.50 tot 12.35 uur;
- op 1 maart 2022 van 11.58 tot 14.09 uur;
- op 15 maart 2022 van 10.23 tot 17.22 uur;
- op 16 maart 2022 van 10.05 tot 17.31 uur;
- op 21 maart 2022 van 11.07 tot 17.55 uur;
- op 22 maart 2022 van 10.10 tot 17.48 uur;
- op 24 maart 2022 van 11.32 tot 13.27 uur;
- op 29 maart 2022 van 8.58 tot 18.05 uur;
- op 30 maart 2022 van 7.03 tot 17.04 uur;
- op 31 maart 2022 van 7.07 tot 16.07 uur;
- op 4 april 2022 van 7.33 tot 16.16 uur;
- op 5 april 2022 van 6.59 tot 12.33 uur;
- op 6 april 2022 van 7.35 tot 15.48 uur;
- op 11 april 2022 van 7.27 tot 16.17 uur;
- op 12 april 2022 van 7.18 tot 15.49 uur;
- op 13 april 2022 van 7.18 tot 13.48 uur;
- op 19 april 2022 van 7.23 tot 16.02 uur;
- op 20 april 2022 van 6.50 tot 15.40 uur.
Na laatstgenoemde tijdstippen heeft [werknemer] (meestal eerst het parkeerterrein en vervolgens) het bedrijfspand weer betreden met zijn pas, is enige tijd in het pand verbleven en heeft vervolgens weer uitgeklokt met zijn pas.
5.6.
Uit de overgelegde screenshots van camerabeelden blijken – samengevat – de volgende bewegingen van [werknemer] :
-
11 april 2022: 7.26 uur: aankomst met auto, 7.28 uur: pand verlaten via patio, 7.28/7.29 uur: rijdt met auto weg, 16.17 uur: aankomst met andere auto, 16.19 uur: komt bedrijfspand binnen via trappenhuis;
-
12 april 2022: 7.16-7.17 uur: aankomst met auto, 7.18 uur: vertrekt via de nooddeur, 7.19 uur: stapt in auto, 7.20 uur: rijdt met auto weg, 15.48 uur: rijdt met scooter parkeerterrein op, 15.49 uur: komt bedrijfspand binnen via trappenhuis;
-
19 april 2022: 7.20 uur: aankomst met auto, 7.29 uur: verlaat bedrijfspand via nooduitgang,
7.3
uur: vertrekt met auto, 16.01 uur: komt te voet weer aan.
5.7.
De kantonrechter vindt dat voldoende vaststaat dat [werknemer] gedurende de onder 5.5. genoemde (meestal langdurige) tijdsintervallen niet in het bedrijfspand aanwezig is geweest. Weliswaar heeft [werknemer] aangevoerd dat voor de nooddeur geen toegangspas is vereist waardoor kortdurende activiteiten zoals roken niet in de toegangsrapportage verschijnen, maar dat pleit [werknemer] niet vrij. Opvallend is namelijk dat gedurende de genoemde tijdsintervallen (in tegenstelling tot de overige momenten van de dag) geen enkele pas-activiteit in het pand is geregistreerd, terwijl onvoldoende weersproken is dat zich overal in het pand deuren bevinden die alleen met pasjes kunnen worden geopend. [werknemer] heeft weliswaar ter zitting aangevoerd dat zich op de vierde verdieping, waar hij aan het werk was, geen deuren met een paslezer bevinden, maar dat is door Fluor gemotiveerd betwist. Fluor heeft daarbij (terecht) verwezen naar de toegangsrapportage, waarin diverse pasbewegingen op de vierde verdieping zijn vermeld (zie bijvoorbeeld op 13 april 2022: 13.52 uur:
4.02, 14.39 uur:
4.02 en 14.50 uur:
4.01). [werknemer] heeft daarop ook erkend dat sommige deuren op de vierde verdieping alleen met een pas kunnen worden geopend. Het betreffende verweer van [werknemer] slaagt daarom niet.
5.8.
Ook uit de overgelegde camerabeelden zoals hiervoor beschreven onder 5.6. (in combinatie met de toegangsrapportage) blijkt naar het oordeel van de kantonrechter voldoende dat [werknemer] op de betreffende dagen (11, 12 en 19 april 2022) langdurig is weggeweest. Weliswaar heeft [werknemer] (in zijn productie 15) een verklaring gegeven voor zijn afwezigheid op die dagen, kort gezegd er op neerkomend dat hij de auto naar zijn vrouw moest brengen, dat een vriendin hem kwam brengen/ophalen, dat hij een print moest afgeven aan deze vriendin en dat hij telkens na korte tijd weer in het bedrijfspand is teruggekeerd, maar de juistheid van deze verklaring is door Fluor gemotiveerd betwist. Daarbij heeft Fluor er op gewezen dat zij ook de camerabeelden met betrekking tot de tussenliggende perioden (11 april 2022 van 7.29 tot 16.17 uur, 12 april 2022 van 7.20 tot 15.48 uur en 19 april van 7.30 tot 16.01 uur) heeft bekeken en dat [werknemer] in die perioden niet op de camerabeelden te zien is. Deze beelden heeft Fluor naar zij heeft gesteld niet in het geding gebracht omdat dit gezien de omvang daarvan praktisch onuitvoerbaar is. Aan [werknemer] kan worden toegegeven dat de kantonrechter geen rekening kan houden met beelden die niet in het geding zijn gebracht. De kantonrechter gaat echter toch aan de verklaring van [werknemer] voorbij, omdat deze (door Fluor betwiste) verklaring niet met getuigenverklaringen van de vrouw of vriendin van [werknemer] of met andere bewijzen is onderbouwd.
5.9.
De doktersbezoeken hebben overigens (naar ter zitting - onweersproken - door Fluor is gesteld) niet plaatsgevonden op de in dit geding aan de orde zijnde werkdagen, maar op dagen waarop [werknemer] thuis heeft gewerkt.
5.10.
De kantonrechter vindt dat voldoende is komen vast te staan dat [werknemer] in de onder 5.5. genoemde periodes van afwezigheid niet (of in ieder geval nauwelijks) heeft gewerkt. Weliswaar heeft [werknemer] als productie 11 enkele van hem afkomstige e-mails van 5, 6, 11, 12 en 19 april 2022 overgelegd, maar deze zijn bijna allemaal slechts kort, dragen niet allemaal een zakelijk karakter (zoals de e-mail van 6 april 2022 9.45 AM betreffende problemen met zijn werktelefoon) en zijn deels verzonden op tijdstippen waarop [werknemer] ook volgens de toegangsrapportage van Fluor wel op kantoor aanwezig is geweest (de e-mails van 5 april 2022 4:04 PM en 4:13 PM). De overgelegde e-mails zijn dus onvoldoende om aan te nemen dat [werknemer] daadwerkelijk productief is geweest. De door [werknemer] als productie 12 overgelegde verklaringen van collega’s die bevestigen dat hij aanwezig is geweest bij een [afdeling] meeting op 5 april 2022 tussen 13.00 en 14.00 uur kunnen [werknemer] ook niet baten. Op dat tijdstip was [werknemer] immers ook volgens de toegangsrapportage van Fluor juist wel op kantoor aanwezig.
5.11.
Op grond van het bovenstaande staat voldoende vast dat [werknemer] zich schuldig heeft gemaakt aan dagdieverij zoals door Fluor gesteld. Het verweer van [werknemer] dat hij niet de kans heeft gekregen zich adequaat tegen deze beschuldiging te verweren wordt verworpen. Uit het gestelde in de brief van Fluor van 22 april 2022 blijkt namelijk dat Fluor voorafgaand aan het Teams-gesprek op 21 april 2022 wel degelijk onderzoek had gedaan en dat zij [werknemer] in dat gesprek met haar (voorlopige) onderzoeksbevindingen heeft geconfronteerd. Tijdens dat gesprek heeft Fluor [werknemer] de gelegenheid geboden zijn visie daarop te geven. Na overlegging van de gedeeltelijke toegangsrapportage (betreffende data in april 2022) op 4 mei 2022 en de volledige toegangsrapportage (betreffende alle data in kwestie) en camerabeelden op 21 juni 2022 heeft [werknemer] (voor en tijdens deze procedure) ook de kans gekregen de verweten gedragingen te weerleggen. Hij is hierin echter niet geslaagd.
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten
5.12.
De kantonrechter is van oordeel dat alleen al de dagdieverij als (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten moet worden aangemerkt, zodanig dat van Fluor in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. [werknemer] is immers op de betreffende dagen een groot deel van de dag niet aan het werk geweest, terwijl hij wel loon heeft ontvangen. De [werknemer] door Fluor gemaakte verwijten dat hij verschillende verklaringen heeft afgelegd en zijn urenstaten niet juist heeft ingevuld kunnen daarom onbesproken blijven.
5.13.
Omdat sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van [werknemer] , ligt herplaatsing niet in de rede (artikel 7:669 lid 1 BW). De conclusie is dat de kantonrechter het ontbindingsverzoek van Fluor zal toewijzen op de daartoe primair aangevoerde grondslag.
5.14.
De door [werknemer] aangevoerde persoonlijke omstandigheden (zijn langdurig goede functioneren, het als buitenlander wonen in een land waarvan hij de taal niet spreekt en zijn gezinssituatie) staan aan die toewijzing niet in de weg. Persoonlijke omstandigheden zijn slechts van belang voor zover deze van invloed zijn op de (ernstige) verwijtbaarheid van het handelen of nalaten van de werknemer dat tot het ontslag heeft geleid (Woondroomzorg-arrest, ECLI:NL:HR:2019:203). Dat is hier niet het geval.
5.15.
Omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [werknemer] , zou de kantonrechter de arbeidsovereenkomst (met toepassing van artikel 7:671b lid 9 onderdeel b BW) dadelijk kunnen ontbinden. Wegens de vakantie van de kantonrechter is de beschikking in deze zaak op een eerdere datum bepaald dan gebruikelijk (namelijk op 15 juli 2022 in plaats van 26 juli 2022). [werknemer] mag hiervan niet de dupe zijn. Daarom zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbinden met ingang van 26 juli 2022, de datum waarop de beslissing zou zijn afgegeven zonder de vakantie van de kantonrechter.
Geen transitievergoeding
5.16.
Het verzoek van [werknemer] tot toekenning van een transitievergoeding zal worden afgewezen. Het eindigen van de arbeidsovereenkomst is immers het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van [werknemer] , zodat Fluor hem geen transitievergoeding verschuldigd is (artikel 7:673 lid 7 aanhef en onderdeel c BW). De kantonrechter ziet geen omstandigheden op grond waarvan aan [werknemer] met toepassing van artikel 7:673 lid 8 BW toch een (gedeeltelijke) transitievergoeding zou moeten worden toegekend.
Geen billijke vergoeding
5.17.
De kantonrechter ziet ook geen aanleiding om aan [werknemer] een billijke vergoeding toe te kennen zoals door hem is verzocht. Een billijke vergoeding kan worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (artikel 7:671b lid 9 onderdeel c BW). Dat zal zich alleen voordoen in uitzonderlijke gevallen en als een werkgever de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst in ernstige mate schendt (
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Zoals hiervoor door de kantonrechter is geoordeeld, is de ontbinding het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van [werknemer] . Van ernstig verwijtbaar handelen van Fluor is niet gebleken, gelet op wat hiervoor is overwogen. Omdat aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen billijke vergoeding wordt verbonden, hoeft Fluor geen gelegenheid te krijgen het verzoek in te trekken.
Proceskosten
5.18.
De proceskosten inzake het ontbindingsverzoek van Fluor komen voor rekening van [werknemer] , omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [werknemer] . De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten inzake het tegenverzoek van [werknemer] te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 26 juli 2022;
6.2.
veroordeelt [werknemer] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Fluor tot en met vandaag vaststelt op:
griffierecht € 128,00;
salaris gemachtigde € 747,00 ;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
6.4.
wijst het anders verzochte af;
het tegenverzoek
6.5.
wijst het verzoek af;
6.6.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en op 15 juli 2022 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter