ECLI:NL:RBNHO:2022:6373

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
9285187 \ CV EXPL 21-4107
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van luchtvaartvertraging en de geldigheid van cessie

In deze bodemzaak heeft AirHelp GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, vertegenwoordigd door mr. E.A. Pluijm, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is ingesteld op 3 juni 2021, naar aanleiding van een vertraging van vlucht LH993 op 12 juni 2019, waardoor passagiers hun aansluitende vlucht naar Beijing hebben gemist. AirHelp vordert een schadevergoeding van € 3.000,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.

De vervoerder betwist de vordering en stelt dat de passagiers hun vermeende vorderingsrecht niet hebben overgedragen aan AirHelp, omdat de overgelegde akten van cessie onleesbaar zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en heeft de vraag beantwoord of de passagiers hun aanspraak op compensatie hebben overgedragen aan AirHelp. De kantonrechter concludeert dat de akten van cessie niet voldoen aan de vereisten van artikel 3:94 van het Burgerlijk Wetboek, omdat deze onvoldoende bepaaldheid bieden over de over te dragen vordering.

Daarom verklaart de kantonrechter AirHelp niet-ontvankelijk in zijn vordering en legt de proceskosten op aan AirHelp. De proceskosten worden vastgesteld op € 436,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder, met een toevoeging van € 109,00 aan nakosten. De kantonrechter verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de proceskosten direct moeten worden betaald, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9285187 \ CV EXPL 21-4107
Uitspraakdatum: 20 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp GmbH
gevestigd te Berlijn
eiser
hierna te noemen AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 3 juni 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Passagiers [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] (hierna: de passagiers) hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Frankfurt (Duitsland) met vluchtnummer LH993 en aansluitend van Frankfurt naar Beijing (China) op 12 juni 2019.
2.2.
Vlucht LH993 is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht naar Beijing gemist en zijn omgeboekt naar een vervangende vlucht op 13 juni 2019 en zijn met een vertraging van 24 uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 3.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag van betaling;
- de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 3.000,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De vervoerder betwist primair dat de passagiers hun vermeende vorderingsrecht hebben overgedragen aan AirHelp. Er is geen sprake van een akte van cessie die voldoende duidelijk is met betrekking tot de precieze vordering die wordt overgedragen, nu de producties die AirHelp in dit verband heeft overgelegd onleesbaar zijn.
5.3.
De vraag die voorligt is of de passagiers hun vermeende aanspraak op compensatie hebben overgedragen aan AirHelp door middel van cessie als bedoeld in artikel 3:94 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Naar het oordeel van de kantonrechter moet deze vraag ontkennend beantwoord worden. Artikel 3:94 van het BW vereist voldoende bepaaldheid: uit vaste rechtspraak vloeit voort dat de over te dragen vordering in voldoende mate door de akte moet worden bepaald. Voldoende is dat de akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vordering het gaat. AirHelp heeft bij de dagvaarding geen aktes van cessie in het geding gebracht waaruit kan blijken dat hij de vermeende vorderingen van de passagiers heeft overgenomen, nu deze stukken die AirHelp in dit verband heeft overgelegd onleesbaar zijn. De bij de conclusie van repliek overgelegde stukken zijn opnieuw onleesbaar. Concluderend is de kantonrechter van oordeel dat niet kan worden aangenomen dat AirHelp rechthebbende is geworden op de gestelde vorderingen. AirHelp zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. De overige verweren van de vervoerder behoeven dan ook geen bespreking meer.
5.4.
De proceskosten komen voor rekening van AirHelp, omdat hij niet-ontvankelijk wordt verklaard. Ook de nakosten komen voor rekening van AirHelp, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De verzochte rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart AirHelp niet-ontvankelijk in zijn vordering;
6.2.
veroordeelt AirHelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 436,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt AirHelp tot betaling van € 109,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de gehele betaling;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter