ECLI:NL:RBNHO:2022:6443

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
C/15/324071 / HA ZA 22-33
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van gedaagden in verzet tegen verstekvonnis wegens te late indiening

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.R. van der Boom, had een koopovereenkomst met de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], die in Oostenrijk wonen. Eiseres vorderde ontbinding van de koopovereenkomst en betaling van een contractuele boete. De rechtbank had eerder op 27 december 2017 een verstekvonnis uitgesproken, waarbij de vorderingen van eiseres waren toegewezen, met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten.

Gedaagden hebben op 25 november 2021 verzet aangetekend tegen het verstekvonnis, maar de rechtbank oordeelde dat zij te laat waren. De rechtbank concludeerde dat gedaagden op 23 april 2018 kennis hadden genomen van het verstekvonnis, waardoor de termijn voor verzet was verstreken. Gedaagden stelden dat zij pas op 30 september 2021 van het verstekvonnis op de hoogte waren, maar de rechtbank verwierp deze stelling op basis van bewijsstukken en verklaringen van de deurwaarder.

De rechtbank verklaarde gedaagden niet-ontvankelijk in hun verzet en veroordeelde hen in de proceskosten. De kosten aan de zijde van eiseres werden begroot op € 721,00 voor salaris advocaat, met de mogelijkheid van nakosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/324071 / HA ZA 22-33
Vonnis in verzet van 13 juli 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats 1],
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. S.R. van der Boom te Alkmaar,
tegen

1.[gedaagde 1],

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [plaats 2], Oostenrijk,
gedaagden,
eisers in het verzet,
advocaat mr. F.W. Huizinga te Haarlem.
Eiseres zal hierna [eiseres] worden genoemd. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk [gedaagde 1] c.s. genoemd worden en afzonderlijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 2 maart 2022 en de daarin genoemde stukken
  • het B8-formulier van [eiseres] van 8 juni 2022 met aanvullende producties 4 t/m 12
  • het B8-formulier van [gedaagde 1] c.s. van 22 juni 2022 met productie 1
  • de mondelinge behandeling van 24 juni 2022, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden
  • de spreekaantekening van mr. Van der Boom voornoemd
  • de pleitaantekeningen van mr. Huizinga voornoemd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vordering en het verweer

2.1.
[eiseres] heeft bij inleidende dagvaarding gevorderd dat de tussen partijen gesloten koopovereenkomst van 5 januari 2017 wordt ontbonden op grond van de tekortkoming in de nakoming door [gedaagde 1] c.s. van hun verplichtingen uit die overeenkomst. Ook heeft [eiseres] betaling gevorderd van de contractuele boete van € 28.500,00 (10% van de koopsom), te vermeerderen met wettelijke rente, en van de buitengerechtelijke kosten.
2.2.
Bij verstekvonnis van 27 december 2017 met rolnummer C/15/267208/HA ZA 17-833 heeft de rechtbank de vorderingen van [eiseres], met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke kosten, toegewezen (hierna: het verstekvonnis).
2.3.
Op 25 november 2021 hebben [gedaagde 1] c.s. de verzetdagvaarding betekend aan [eiseres] en op 26 november 2021 hebben zij een herstelexploot uitgebracht. [gedaagde 1] c.s. vorderen dat zij worden ontheven van de veroordeling en dat [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering wordt verklaard althans dat deze haar wordt ontzegd. [gedaagde 1] c.s. stellen dat van een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de koopovereenkomst geen sprake is. [gedaagde 1] c.s. zijn dus niets verschuldigd aan [eiseres].

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank moet eerst de vraag beantwoorden of [gedaagde 1] c.s. tijdig in verzet zijn gekomen. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde 1] c.s. te laat in verzet zijn gekomen. Dit betekent dat zij niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in hun verzet. De rechtbank komt dus niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak. De rechtbank licht dit hieronder toe.
3.2.
[gedaagde 1] c.s. waren (en zijn nog steeds) woonachtig in Oostenrijk. Op grond van artikel 143 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet het verzet worden gedaan bij exploot van dagvaarding binnen acht weken na de betekening van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon, of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is.
3.3.
[gedaagde 1] c.s. stellen dat zij op 30 september 2021 kennis hebben genomen van de inhoud van het verstekvonnis (en dus op tijd in verzet zijn gekomen). [eiseres] heeft dit gemotiveerd betwist. Zij heeft met stukken onderbouwd gesteld dat zij het verstekvonnis bij exploot van 23 maart 2018 heeft laten betekenen in Oostenrijk, waar op 23 april 2018 uitreiking in persoon aan [gedaagde 1] c.s. heeft plaatsgevonden. [gedaagde 1] c.s. hebben tijdens de mondelinge behandeling in reactie hierop meegedeeld dat zij toen niet het verstekvonnis hebben ontvangen. Desgevraagd hebben zij echter niet duidelijk gemaakt of anderszins (met stukken) onderbouwd wat zij dan wél in persoon uitgereikt hebben gekregen op 23 april 2018. De rechtbank gaat hier dan ook aan voorbij en gaat er van uit dat [gedaagde 1] c.s. op laatstgenoemde datum bekend zijn geworden met de inhoud van het verstekvonnis, waarna de termijn van acht weken is gaan lopen. Daarnaast blijkt uit de e-mail van de deurwaarder van 20 juni 2018 dat [gedaagde 2] na de betekening met de deurwaarder heeft gebeld en onder andere heeft meegedeeld dat [eiseres] geen schade heeft geleden, omdat [gedaagde 1] c.s. de koopovereenkomst tijdig hebben ontbonden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde 2] erkend dat zij inderdaad heeft gebeld met de deurwaarder. Uit de (inhoudelijke) mededelingen van [gedaagde 2] aan de deurwaarder blijkt naar het oordeel van de rechtbank ook dat [gedaagde 1] c.s. kennis hebben genomen van de inhoud van het verstekvonnis. Gelet hierop, heeft [eiseres] terecht betwist dat [gedaagde 1] c.s. pas op 30 september 2021 kennis zouden hebben genomen van de inhoud van het verstekvonnis.
3.4.
De rechtbank hecht eraan verder nog het volgende op te merken. Uit de stukken die [eiseres] heeft overgelegd blijkt dat zij – omdat betaling uitbleef – executiemaatregelen in Oostenrijk heeft genomen. Uiteindelijk heeft [eiseres] in mei 2021 executoriaal loonbeslag weten te leggen onder de werkgever van [gedaagde 1] c.s. in Oostenrijk. Blijkens overgelegde stukken van het Bezirksgericht Sankt Johann Im Pongau van juni 2021 (hierna: het Bezirksgericht) hebben [gedaagde 1] c.s. zich verweerd tegen de executie van het verstekvonnis en hebben zij verzocht om staking dan wel uitstel van de executiemaatregelen. Het Bezirksgericht heeft het verweer van [gedaagde 1] c.s. niet gevolgd, waarop de executie op 19 juli 2021 is voortgezet althans aangevangen. In dit kader hebben [gedaagde 1] c.s. zich ook gewend tot de rechtbank. Bij e-mail van 17 juni 2021 hebben zij de rechtbank verzocht om toezending van alle documenten met betrekking tot rolnummer C/15/267208/HA ZA 17-833. De rechtbank heeft [gedaagde 1] c.s. diezelfde dag de dagvaarding en het verstekvonnis per e-mail toegestuurd. De volgende dag heeft de heer H. Zijlstra als gemachtigde van [gedaagde 1] c.s. bij (fax)brief aan de rechtbank getracht verzet in te stellen namens [gedaagde 1] c.s. tegen het verstekvonnis. Op de mondelinge behandeling hebben [gedaagde 1] c.s. geen verklaring kunnen geven hoe dit een en ander zich verhoudt tot hun stelling dat zij pas op 30 september 2021 kennis hebben genomen van het verstekvonnis. De rechtbank acht het kwalijk dat [gedaagde 1] c.s. – tegen beter weten in – blijven volhouden dat zij pas op 30 september 2021 hebben kennis genomen van het verstekvonnis en deze kansloze zaak op basis van een toevoeging voeren (met alle kosten van dien).
3.5.
[gedaagde 1] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de kosten van de verzetprocedure, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op € 721,00 voor salaris advocaat
(1 punt x tarief III).
3.6.
Ook de gevorderde nakosten zijn toewijsbaar, te vermeerderen met wettelijke rente.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart [gedaagde 1] c.s. niet-ontvankelijk in hun verzet,
4.2.
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. tot betaling van de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 721,00, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten van [eiseres], begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen - onder de voorwaarde dat [gedaagde 1] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden - met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis,
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Bellaart en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2022. [1]

Voetnoten

1.type: