ECLI:NL:RBNHO:2022:6850

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
9867820
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling op basis van consumentenrecht en ongerechtvaardigde verrijking

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 10 augustus 2022 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Intrum Nederland B.V. en Vattenfall Sales Nederland N.V. (voorheen Nuon Sales Nederland N.V.). De eisende partij, Intrum Nederland B.V., heeft de gedaagde partij gedagvaard, maar deze is niet verschenen. De eisende partij stelde dat de gedaagde partij een overeenkomst had gesloten met Vattenfall voor de levering van elektriciteit en gas, maar de gedaagde had de betalingstermijn van een factuur laten verstrijken. Vattenfall had haar vordering op de gedaagde gecedeerd aan Intrum Nederland B.V.

De kantonrechter heeft de vordering van de eisende partij afgewezen op basis van stelplicht en de eisen van het consumentenrecht. De eisende partij had niet voldoende bewijs geleverd dat de gedaagde partij op de hoogte was van de essentiële informatie tijdens het sluiten van de overeenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij in strijd had gehandeld met artikel 21 Rv, dat vereist dat partijen alle relevante feiten volledig en waarheidsgetrouw aanvoeren. De kantonrechter concludeerde dat de vordering op de primaire grondslag niet kon worden toegewezen en dat de eisende partij in de proceskosten werd veroordeeld.

Ten overvloede overwoog de kantonrechter dat zelfs als de bestelknop bij NUON gelijk zou zijn aan die van Vattenfall, de vordering nog steeds zou worden afgewezen. De woorden op de bestelknop gaven geen duidelijke mededeling dat de consument een betalingsverplichting aanging, waardoor de overeenkomst vernietigbaar was. De subsidiaire grondslagen van ongerechtvaardigde verrijking en onverschuldigde betaling werden eveneens afgewezen, omdat er vaststond dat er een overeenkomst tot stand was gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9867820 \ CV EXPL 22-2293
Uitspraakdatum: 10 augustus 2022
Verstekvonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap
Intrum Nederland B.V., rechtsopvolgster van
Intrum Justitia Nederland B.V., rechtsopvolgster van
Vattenfall Sales Nederland N.V.,voorheen genaamd
Nuon Sales Nederland N.V.
gevestigd te Amsterdam
de eisende partij
gemachtigde: J.J. Sikkema
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij stelt in de dagvaarding dat de gedaagde partij online een overeenkomst heeft gesloten met Vattenfall Sales Nederland N.V. voorheen Nuon Sales Nederland N.V. (hierna te noemen: Vattenfall) ten aanzien van de levering van elektriciteit en gas aan het opgegeven leveringsadres van de gedaagde partij. De gedaagde partij heeft de betalingstermijn van minstens één factuur laten verstrijken. Vattenfall heeft de gedaagde partij meerdere malen aangeschreven. Vattenfall heeft haar vordering op de gedaagde partij gecedeerd aan de eisende partij, aldus de eisende partij. De eisende partij stelt verder dat is voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 6:230m lid 1 en artikel 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.2.
De eisende partij heeft bij haar toelichting op het bestelproces gebruik gemaakt van schermafdrukken van www.vattenfall.nl. De overeenkomst is echter gesloten met NUON op 21 december 2017, voordat NUON haar bedrijfsactiviteiten in Nederland voortzette onder de handelsnaam Vattenfall. Schermafdrukken van een klaarblijkelijk ander bestelproces dan het onderhavige kunnen niet dienen ter onderbouwing van de stelling dat de eisende partij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst heeft voldaan aan de in artikel 6:230m lid 1 BW genoemde vereisten.
2.3.
Voor zover de eisende partij heeft bedoeld te stellen dat het bestelproces in de jaren tussen het sluiten van de overeenkomst met NUON en het afdrukken van de overgelegde schermafdrukken van Vattenfall onveranderd is gebleven, geldt dat het voor de kantonrechter niet te verifiëren is dat NUON daadwerkelijk een gelijk bestelproces hanteert als Vattenfall. Zodoende is niet na te gaan of de eisende partij de gedaagde partij op alle essentiële informatie heeft gewezen tijdens het sluiten van de overeenkomst.
2.4.
Hiermee heeft de eisende partij in strijd gehandeld met artikel 21 Rv, waarin is bepaald dat partijen verplicht zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Indien deze verplichting niet wordt nageleefd, kan de kantonrechter hieraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht. De kantonrechter acht in dit geval afwijzing van de vordering op de primaire grondslag een passende sanctie.
2.5.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog het volgende. Als de bestelknop in het bestelproces bij NUON gelijk zou luiden aan de bestelknop bij Vattenfall, zou de vordering ook worden afgewezen. Immers, om te beoordelen of de handelaar aan de verplichting van artikel 6:230v lid 3 BW heeft voldaan, moet alleen rekening worden gehouden met de woorden
opde bestelknop waarmee de consument het bestelproces afrondt. Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 7 april 2022 (ECLI:EU:C:2022:269). Op de bestelknop staan de woorden “Aanvraag versturen”. Daarmee is geen duidelijke mededeling gedaan dat de consument met het aanklikken van die knop een betalingsverplichting aangaat. Er is dan ook niet voldaan aan de verplichting van artikel 6:230v lid 3 BW. Als gevolg daarvan is de overeenkomst vernietigbaar, en wel voor wat betreft de betalingsverplichting van de gedaagde partij.
2.6
Subsidiair vordert de eisende partij toewijzing van de vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking als bedoeld in artikel 6:212 BW. Volgens de eisende partij is de gedaagde partij ongerechtvaardigd verrijkt doordat de gedaagde partij willens en wetens energie heeft gebruikt die de eisende partij heeft geleverd, terwijl daar geen rechtvaardigingsgrond voor was zoals een wettelijke regeling of rechtshandeling. Dit betoog gaat niet op. Vast staat namelijk dat tussen partijen een overeenkomst tot de levering van energie tot stand is gekomen die de verrijking aan de zijde van de gedaagde partij rechtvaardigt.
2.7.
De eisende partij voert meer subsidiair aan dat in het geval het bestaan van een overeenkomst tussen partijen niet wordt aangenomen, sprake is van onverschuldigde betaling en dat de vordering op die grond kan worden toegewezen. Het bestaan van een overeenkomst tussen partijen staat echter vast, zodat de voorwaarde voor deze stelling niet vervuld is en bovendien geen sprake kan zijn van onverschuldigde betaling. Ook deze grondslag kan daarom niet leiden tot toewijzing van de vordering.
2.8.
De eisende partij wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vaststelt op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter