In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 10 augustus 2022 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Intrum Nederland B.V. en Vattenfall Sales Nederland N.V. (voorheen Nuon Sales Nederland N.V.). De eisende partij, Intrum Nederland B.V., heeft de gedaagde partij gedagvaard, maar deze is niet verschenen. De eisende partij stelde dat de gedaagde partij een overeenkomst had gesloten met Vattenfall voor de levering van elektriciteit en gas, maar de gedaagde had de betalingstermijn van een factuur laten verstrijken. Vattenfall had haar vordering op de gedaagde gecedeerd aan Intrum Nederland B.V.
De kantonrechter heeft de vordering van de eisende partij afgewezen op basis van stelplicht en de eisen van het consumentenrecht. De eisende partij had niet voldoende bewijs geleverd dat de gedaagde partij op de hoogte was van de essentiële informatie tijdens het sluiten van de overeenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij in strijd had gehandeld met artikel 21 Rv, dat vereist dat partijen alle relevante feiten volledig en waarheidsgetrouw aanvoeren. De kantonrechter concludeerde dat de vordering op de primaire grondslag niet kon worden toegewezen en dat de eisende partij in de proceskosten werd veroordeeld.
Ten overvloede overwoog de kantonrechter dat zelfs als de bestelknop bij NUON gelijk zou zijn aan die van Vattenfall, de vordering nog steeds zou worden afgewezen. De woorden op de bestelknop gaven geen duidelijke mededeling dat de consument een betalingsverplichting aanging, waardoor de overeenkomst vernietigbaar was. De subsidiaire grondslagen van ongerechtvaardigde verrijking en onverschuldigde betaling werden eveneens afgewezen, omdat er vaststond dat er een overeenkomst tot stand was gekomen.