In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, op 4 augustus 2022, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlemmermeer beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn onroerende zaak, die op 1 januari 2019 was vastgesteld op € 598.000. Eiser betoogde dat deze waarde te hoog was en dat verweerder ten onrechte geen rekening had gehouden met de ontwikkeling van het prijspeil en het risico dat de onroerende zaak niet als woning gebruikt kon worden. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht was uitgegaan van de toestand van de onroerende zaak op 1 januari 2020, maar dat hij correcties had moeten aanbrengen voor de ontwikkeling van het prijspeil en het risico van niet-bewoning. Uiteindelijk stelde de rechtbank de waarde van de onroerende zaak in goede justitie vast op € 470.000, en verklaarde het beroep van eiser gegrond. De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar en verminderde de aanslag onroerende-zaakbelastingen dienovereenkomstig. Eiser kreeg ook het betaalde griffierecht vergoed.