Uitspraak
Rechtbank noord-holland
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juni 2022 in de zaak tussen
[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
vóór 21 juli 2020.”
vóór 21 juli 2020.
U hebt hieraan nog niet voldaan.
vóór 2 september 2020. Mocht ik binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief geen reactie hebben ontvangen, dan ga ik uitspraak doen met de tot nu toe bekende gegevens.”
Ik heb u in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen vóór 21 juli 2020 (artikel 6:6 AWB) daar heeft u op gereageerd dat u voor 7 augustus 2020 de gronden zou opsturen. Op 19 augustus 2020 heb ik u opnieuw in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen vóór 20 september 2020. U hebt hieraan niet voldaan.
[…]
Op basis van de door u genoemde argumenten heb ik geen aanleiding gevonden de naheffingsaanslag te herzien.”
[…] de omstandigheid dat bij het instellen van bezwaar namens de belanghebbende een gemachtigde optreedt die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, [kan] op zichzelf beschouwd niet de gevolgtrekking dragen dat de belanghebbende ook zonder nadrukkelijke waarschuwing van de kant van de heffingsambtenaar op de hoogte was van de mogelijke gevolgen van het niet (tijdig) herstellen van het verzuim de gronden van het bezwaar kenbaar te maken.”
op € 402.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor wat betreft de opgelegde verzuimboete;
- vermindert de boete tot € 402 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit.