5.1.2.toepasselijk recht
vernietiging erkenning
Eerst komt de vraag aan de orde welk recht van toepassing is op het verzoek tot vernietiging van de erkenning. De beantwoording van deze vraag dient te geschieden aan de hand van het bepaalde in artikel 10:96 juncto 10:95 Burgerlijk Wetboek (BW).
Uit de overgelegde geboorteaktes blijkt dat bij de erkenning het Nederlandse recht is toegepast, zodat dit recht ook van toepassing op de vernietiging van de erkenning.
De man heeft, gelet op de limitatieve opsomming in artikel 1:205 lid 1 BW, geen zelfstandige rechtsingang een verzoek in te dienen tot vernietiging van de erkenning, gedaan door een ander.
Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat voor de beantwoording van de vraag of de verwekker de door een niet-verwekker met toestemming van de moeder verrichte erkenning toch ongedaan kan maken, van groot belang is dat aan de verwekker in artikel 1:204 lid 3 BW de bevoegdheid is toegekend om de minderjarige met vervangende toestemming van de rechter te erkennen.
Indien de verwekker van zijn mogelijkheid de minderjarige te erkennen geen gebruik heeft gemaakt, is er geen reden de verwekker achteraf alsnog de gelegenheid te geven om de erkenning door een andere man te vernietigen, tenzij de moeder toestemming tot erkenning door een niet-verwekker heeft gegeven met slechts het oogmerk de belangen van de verwekker te schaden. In dat geval kan door het handelen van de moeder sprake zijn van misbruik van bevoegdheid ("de strikte maatstaf", zie Hoge Raad 12 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7386 en in het voetspoor daarvan Hoge Raad 6 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3244). Indien de verwekker niet of niet tijdig vervangende toestemming heeft kunnen vragen, geldt volgens vaste jurisprudentie "de minder strikte maatstaf", te weten of de moeder, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen de belangen van de verwekker bij erkenning en de daartegenover staande belangen van de moeder - telkens in verband met de belangen van de kinderen - niet in redelijkheid tot het verlenen van toestemming aan de andere man heeft kunnen komen.
vervangende toestemming tot erkenning
Vervolgens komt de vraag aan de orde welk recht van toepassing is op het verzoek tot vervangende toestemming erkenning
.
De beantwoording van deze vraag dient te geschieden aan de hand van het bepaalde in artikel 10:95 BW.
bevoegdheid van de man
Of de erkenning door een persoon familierechtelijke betrekkingen doet ontstaan tussen hem en een kind, wordt, wat betreft de bevoegdheid van die persoon en de voorwaarden voor erkenning, bepaald door het recht van de staat waarvan die persoon de nationaliteit bezit.
Nu de man de Ghanese nationaliteit bezit (van de door hem gestelde Liberiaanse nationaliteit heeft de rechtbank geen bewijsstukken gezien), is in beginsel het Ghanese recht van toepassing.
Uit de jurisprudentie (ECLI:NL:GHDHA:2021:510) volgt dat het Ghanese recht een vorm van ‘erkenning’ kent die te begrijpen is als een rechtsfiguur op grond waarvan een familierechtelijke betrekking kan ontstaan tussen een kind en een vader. Erkenning vindt plaats als: a. a) uit de geboorteakte duidelijk blijkt dat de man die als vader vermeld is, dat ook als zodanig ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand heeft verklaard of
b) een krachtens gewoonterecht afgelegde verklaring dat hij de vader van het kind is.
De grondwet van Ghana erkent in artikel 11, leden 2 en 3, het Afrikaanse gewoonterecht als een aanvullende bron van het Ghanese recht. Erkenning van een kind dat buiten huwelijk van de moeder en de vader wordt geboren is naar Ghanees gewoonterecht rechtens mogelijk. De acknowledgement of paternity (‘erkenning’) naar gewoonterecht is niet aan enige vorm gebonden en kan volgen uit mondelinge of schriftelijke verklaring, of gedragingen waaruit erkenning blijkt. Naar Ghanees recht brengt de acknowledgement of paternity mee dat tussen de erkenner en het desbetreffende kind een afstammingsrelatie ontstaat. Het kind wordt als een wettig kind van de erkenner aangemerkt en de erkenner wordt geacht vanaf dat moment voor het kind ook onderhoud te betalen.
De verklaring van de man over de erkenning en de verklaring van de moeder over het vaderschap zijn tezamen in het bijzonder van belang voor het vaststellen van acknowledgement of paternity. De naam van de man als vader op de geboorteakte alleen is niet voldoende om te kunnen spreken over acknowledgement of paternity. De naamgevingsprocedure en het verzorgen en het onderhouden van het kind lijken aanvullende omstandigheden te zijn (aanwijzingen) die moeten worden meegenomen, maar zijn ook niet constitutief.
Indien echter een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap plaatsvindt met behulp van een DNA-test, dan is de uitslag van deze test doorslaggevend en niet de bovenvermelde omstandigheden.
toestemming van de moeder
Ongeacht het ingevolge artikel 10:95 lid 1 BW toepasselijke recht, is op de toestemming van de moeder tot de erkenning toepasselijk het recht van de staat waarvan de moeder de nationaliteit bezit. Het op de toestemming toepasselijke recht bepaalt tevens of bij gebreke van toestemming deze kan worden vervangen door een rechterlijke beslissing.
Nu de moeder eveneens de Ghanese nationaliteit bezit, is het Ghanese recht van de toepassing. Volgens Bergmann/Ferid/Henrich, Internationales Ehe- und Kindschaftsrecht
mit Staatsangehörigkeitsrecht kan de moeder volgens sommige gebruikelijke rechtsstelsels bezwaar maken tegen erkenning door de vader.
Zowel naar Ghanees (althans volgens sommige gebruikelijke rechtsstelsels) als naar Nederlands recht bestaat voor de moeder aldus de mogelijkheid om zich te verzetten tegen erkenning. Het is echter niet bekend op welke wijze de moeder naar Ghanees recht bezwaar kan maken tegen de erkenning.
In het Nederlandse rechtstelsel is deze waarborg voor de moeder vooraf ingebouwd in het materiële recht, nu de man alleen met vervangende toestemming van de rechter een kind kan erkennen als de moeder zich tegen erkenning verzet. In het Nederlands rechtssysteem heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand geen mogelijkheid om de moeder ná de erkenning een termijn te stellen om bezwaar te maken.
Naar het oordeel van de rechtbank mag de moeder niet de mogelijkheid worden ontnomen om zich te verzetten tegen de erkenning, hetgeen ook niet in overeenstemming is met het Ghanese recht (althans sommige gebruikelijke rechtsstelsels) en haar beschermde rechten zoals neergelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de toestemming van de moeder, naar analogie van de mogelijkheid om naar Ghanees recht (althans sommige gebruikelijke rechtsstelsels) bezwaar te maken tegen erkenning, noodzakelijk is. De toestemming van de moeder kan worden vervangen door de toestemming van de rechtbank. Nu niet bekend is aan welke criteria naar Ghanees recht wordt getoetst als de moeder bezwaar maakt tegen erkenning, zal de rechtbank toetsen of erkenning in het belang van de minderjarigen wordt geacht.
5.1.5.DNA-onderzoek
De rechtbank is met de bijzonder curator van oordeel dat het belang van de kinderen vergt dat objectief komt vast te staan of de man hun verwekker is. Daarom is een rechtsgeldig DNA-onderzoek nodig. Verilabs voert rechtsgeldig DNA-onderzoek uit, in die zin dat de identificatie van de testpersonen wordt uitgevoerd door gekwalificeerde medewerkers die werken onder de ISO 17025 accreditatie conform de aanbevelingen van de ISFG. De rechtbank zal daarom, ook gelet op de voortgang van de procedure, een rechtsgeldig DNA-onderzoek tussen de man en de kinderen bij Verilabs gelasten. Omdat [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] een tweeling zijn, zal de rechtbank -om zo niet-noodzakelijke kosten te besparen- bepalen dat slechts een van hen bij het onderzoek betrokken hoeft te worden. De rechtbank begroot de kosten van na te melden DNA-onderzoek op € 960 (incl. 2 bezoeken en 1 rapport).
De kosten van een dergelijk onderzoek komen voor rekening van partijen en het voorschot van deze kosten dient voorafgaand aan voormeld DNA-onderzoek aan de rechtbank betaald te worden.
Nu de beide partijen echter procederen op basis van gefinancierde rechtshulp zal de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 195 Rv bepalen dat deze kosten, in afwachting van de uitkomst van voormeld DNA-onderzoek en in afwachting van de eindbeslissing in deze procedure, voor beide partijen door de Staat zullen worden voorgeschoten.
De rechtbank zal bij de eindbeslissing bepalen voor wiens rekening de kosten van het DNA-onderzoek zullen komen.
In verband met het te verrichten DNA-onderzoek zal de zaak pro forma worden aangehouden tot de hierna vermelde datum.
De rechtbank wijst er op dat indien één der partijen niet meewerkt aan het onderzoek, de rechtbank daaraan de consequenties kan verbinden die zij geraden acht.