In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], een vordering ingesteld tegen De Staat der Nederlanden (Ministerie van Verkeer en Waterstaat) wegens schadevergoeding na de vernietiging van zijn woonark. Eiser heeft op 26 mei 2015 een afstandsverklaring ondertekend, maar stelt dat dit onder druk en met misleidende informatie is gebeurd. Hij vordert een schadevergoeding van € 25.000,00, stellende dat de afstandsverklaring vernietigbaar is op grond van dwaling, bedrog, bedreiging en misbruik van omstandigheden. De Staat betwist de vordering en voert aan dat deze is verjaard. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verjaringstermijn op 26 mei 2015 is ingegaan en dat eiser niet tijdig heeft gereageerd om de verjaring te stuiten. De rechtbank oordeelt dat de vordering tot vernietiging van de afstandsverklaring is verjaard en wijst de vordering tot schadevergoeding af. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.