ECLI:NL:RBNHO:2022:8224

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
9847652 CV EXPL 22-2584
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een boetebeding wegens strijd met redelijkheid en billijkheid

Op 14 september 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, een verstekvonnis uitgesproken in de zaak tussen Cyvitas B.V. en I.C. Thuiszorg B.V. De eisende partij, Cyvitas B.V., heeft de gedaagde partij, I.C. Thuiszorg B.V., gedagvaard, maar de gedaagde partij is niet verschenen. Cyvitas B.V. vorderde op basis van een boetebeding in een overeenkomst een bedrag van € 22.000,00 aan contractuele boetes, omdat de gedaagde partij in verzuim zou zijn. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de boete in strijd is met de redelijkheid en billijkheid zoals bedoeld in artikel 6:248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. De dagelijkse boete van € 400,00 was niet gemaximeerd en stond niet in verhouding tot de wanprestatie, die bestond uit het niet betalen van drie facturen ter hoogte van € 1.626,54. Hierdoor werd de gevorderde boete afgewezen.

De kantonrechter heeft de gevorderde hoofdsom van € 1.626,54 en de wettelijke rente toegewezen, omdat deze vordering niet onrechtmatig of ongegrond was. De proceskosten werden gecompenseerd, omdat de vordering van de eisende partij grotendeels werd afgewezen. De beslissing van de kantonrechter werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de overige vorderingen werden afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. I. de Greef in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9847652 CV EXPL 22-2584 /
Uitspraakdatum: 14 september 2022

Verstekvonnis in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cyvitas B.V.
te Amsterdam
de eisende partij
gemachtigde: Stichting Rechtswinkel Amsterdam
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid I.C. Thuiszorg B.V.
te Badhoevedorp
de gedaagde partij
niet verschenen

De procedure

De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

De beoordeling

In artikel 9.2 van de tussen partijen gesloten overeenkomst is het volgende vastgelegd:
‘Vanaf de eerste dag volgende op het einde van de redelijke termijn is de Partij in verzuim. Er geldt dan een direct opeisbare boete van € 400,00 per dag vanaf het moment dat hij in verzuim is. Daarnaast moet de nalatende partij de schade vergoeden die de andere partij heeft opgelopen als gevolg van de schending van deze samenwerkingsovereenkomst.’
De eisende partij vordert op grond van voornoemde bepaling dat de kantonrechter de gedaagde partij veroordeelt tot betaling van € 22.000,00 aan reeds verschuldigde contractuele boetes. Wegens het tegen de gedaagde partij verleende verstek kan de kantonrechter deze boete niet matigen, omdat matiging op grond van artikel 6:94 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) slechts op verlangen van de schuldenaar mogelijk is. Deze matigingsbevoegdheid sluit de toepassing van de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid op grond van artikel 6:248 lid 2 BW echter niet uit.
Beoordeeld moet worden of de feiten en omstandigheden in deze zaak aanleiding geven voor het oordeel dat de toepassing van het boetebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en dat het beding om die reden buiten toepassing moet blijven.
De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is. Immers, de omvang van de dagelijkse boete (€ 400,00) geldt voor iedere (geringe) tekortkoming. Het gevorderde boetebedrag van € 22.000,00 staat bovendien niet in verhouding tot de gepleegde wanprestatie (het niet-betalen van drie facturen) en de gevorderde hoofdsom van € 1.626,54. Voorts is van belang dat de boete die op grond van dit beding kan worden opgelegd, niet is gemaximeerd. De gevorderde boete wordt daarom afgewezen.
De gevorderde hoofdsom en wettelijke rente worden toegewezen, omdat deze vordering de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
Nu de vordering van de eisende partij grotendeels wordt afgewezen, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat de eisende partij de eigen proceskosten draagt. De proceskosten zullen dan ook om die reden worden gecompenseerd.

De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 1.626,54, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 december 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.