In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 20 september 2022, hebben de verzoeksters, Greataf Trading Company Ltd. en Saje Shipping (Nigeria) Limited, verzet aangetekend tegen de intrekking van een 403-verklaring door Koole Holding B.V. en Koole Maritiem B.V. De 403-verklaring, afgelegd door Koole Holding in 2018, hield in dat zij hoofdelijk aansprakelijk was voor de schulden van haar dochtervennootschappen, waaronder Koole Maritiem. Op 17 mei 2022 heeft Koole Holding een intrekkingsverklaring gedeponeerd, wat aanleiding gaf tot het verzoek van Greataf c.s. om de intrekking ongedaan te maken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de intrekking van de 403-verklaring uitsluitend voorbehouden is aan Koole Holding, die deze verklaring in 2018 heeft afgelegd. Greataf c.s. zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tegen Koole Maritiem, omdat de intrekking van de 403-verklaring niet kan worden aangevochten door de schuldeisers van de dochtervennootschap. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat verzet tegen de intrekking van de 403-verklaring niet mogelijk is, omdat niet aan de voorwaarden van artikel 2:404 lid 3 BW is voldaan. Dit betekent dat de aansprakelijkheid van Koole Holding voor de schulden van Koole Maritiem blijft bestaan, ondanks de intrekking.
De rechtbank heeft Greataf c.s. als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.802,00. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. E.J. Bellaart.