ECLI:NL:RBNHO:2022:86

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
C/15/293539 / HA ZA 19-592
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale koopovereenkomst en betalingsgeschil tussen Griekse en Nederlandse vennootschap

In deze zaak vordert de Griekse vennootschap V. Geitonas & Co Ltd. betaling van vijf facturen van de Nederlandse vennootschap Palinghandel B.V. voor geleverde ingevroren paling. De rechtbank Noord-Holland heeft op 5 januari 2022 uitspraak gedaan in deze bodemzaak. Geitonas stelt dat de facturen, die samen een bedrag van € 117.185,70 vertegenwoordigen, niet zijn betaald door Palinghandel. Palinghandel betwist de koopovereenkomst en voert aan dat er sprake is van non-conformiteit van de geleverde producten. De rechtbank oordeelt dat er wel degelijk een koopovereenkomst tot stand is gekomen, gezien de langdurige handelsrelatie tussen partijen en de gebruikelijke handelswijze. De rechtbank wijst het verweer van non-conformiteit af, omdat Palinghandel niet heeft voldaan aan haar keurings- en klachtplicht. De rechtbank oordeelt dat de klachttermijn is overschreden en dat Palinghandel het recht heeft verloren om zich te beroepen op non-conformiteit. Geitonas heeft recht op de gevorderde handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten, die op basis van Grieks recht worden vastgesteld. De rechtbank veroordeelt Palinghandel tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met rente en kosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats [gemeente]
zaaknummer / rolnummer: C/15/293539 / HA ZA 19-592
Vonnis van 5 januari 2022
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
V. GEITONAS & CO LTD.,
gevestigd te Psathotopi (Griekenland),
eiseres,
advocaat mr. J. Keekstra te Groningen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PALINGHANDEL [gedaagde] B.V.,
gevestigd te [plaats], gemeente [gemeente],
gedaagde,
advocaat mr. F. Diepraam, voorheen mr. E.F. Seunke te [gemeente].
Partijen zullen hierna Geitonas en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 8 januari 2020
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 25 november 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

Geitonas, gevestigd in Griekenland, stelt dat zij vijf partijen ingevroren alen (paling) heeft verkocht en geleverd aan [gedaagde], gevestigd in Nederland. [gedaagde] heeft de vijf facturen van Geitonas voor deze leveringen niet betaald. Geitonas vordert daarom betaling van deze facturen, te vermeerderen met rente en kosten. [gedaagde] voert als verweer aan dat er geen koopovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen en als er wel sprake is van een overeenkomst, dat dan sprake is van non-conformiteit.

3.Feiten

3.1.
Geitonas is een in Griekenland gevestigde vennootschap die is opgericht in 1985. Geitonas produceert voor en verkoopt en levert verschillende paling- en andere visproducten aan de Griekse en Europese markt.
3.2.
[gedaagde] is een in Nederland gevestigde palinghandel, die zich bezig houdt met het inkopen, schoonmaken, zouten, vacuüm verpakken en invriezen van paling voor de verkoop aan palingrokerijen.
3.3.
Partijen hebben een lang handelsverleden. [gedaagde] is ongeveer dertig jaar klant van Geitonas. Jarenlang kocht [gedaagde] levende paling van Geitonas, welke paling na transport naar Nederland door [gedaagde] werd schoongemaakt, ingezouten, verpakt en ingevroren. Vanaf eind 2015/ begin 2016 hebben partijen nieuwe afspraken gemaakt, inhoudende dat [gedaagde] de paling door Geitonas in Griekenland liet schoonmaken, inzouten, verpakken en invriezen, waarna de paling naar [gedaagde] in Nederland werd vervoerd.
3.4.
Geitonas heeft vijf ladingen ingevroren paling aan [gedaagde] geleverd in de periode van medio november 2016 tot medio februari 2017. [gedaagde] heeft de vrachtbrieven getekend voor ontvangst.
3.5.
[gedaagde] heeft de facturen voor de vijf leveringen voor een totaalbedrag van
€ 117.185,70 niet betaald. Het gaat om de volgende facturen:
  • factuur van 19 november 2016 van € 10.080,00
  • factuur van 16 december 2016 van € 31.920,00
  • factuur van 3 januari 2017 van € 10.731,00
  • factuur van 24 januari 2017 van € 33.021,10
  • factuur van 14 februari 2017 van € 31.433,60.

4.Het geschil

4.1.
Geitonas vordert veroordeling van [gedaagde], voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
i. tot betaling van de facturen tussen november 2016 en februari 2017 voor een totaalbedrag van € 117.185,70, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) ten bedrage van € 24.930,77 over de periode tot en met 29 augustus 2019, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf laatstgenoemde datum tot aan de dag van algehele voldoening, en voorts te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten ex artikel 6:96 lid 2 BW voor een bedrag van € 1.946,86, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag dat veertien dagen zullen zijn verstreken na het wijzen van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
in de kosten van het geding, waaronder begrepen de wettelijke rente over de proceskosten binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis.
4.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Rechtsmacht

5.1.
Omdat Geitonas in Griekenland is gevestigd, dragen de vorderingen een internationaal karakter en moet allereerst de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen.
5.2.
De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend op grond van artikel 4 van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 (Brussel I bis Vo), omdat [gedaagde] als gedaagde woonplaats heeft in Nederland.
Toepasselijk recht
5.3.
De volgende vraag die beantwoord moet worden is welk recht van toepassing is. Omdat het gaat om de verkoop van roerende zaken en verkoper Geitonas en koper [gedaagde] gevestigd zijn in verdragsluitende staten, is het Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken van toepassing (hierna: het Weens Koopverdrag).
5.4.
Vragen over onderwerpen die in het Weens Koopverdrag niet uitdrukkelijk zijn geregeld, worden beantwoord aan de hand van de algemene beginselen waarop dit verdrag berust, en bij gebreke daarvan in overeenstemming met het krachtens de regels van internationaal privaatrecht toepasselijke recht (artikel 7 lid 2 Weens Koopverdrag). In dit geval is dat Grieks recht. Het betreft namelijk een handelszaak en partijen zijn beiden gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie, zodat de Verordening (EG) Nr. 593/2008 (hierna: Rome I) geldt. Partijen hebben geen rechtskeuze gemaakt. Artikel 4 lid 1 sub a van Rome I bepaalt dat de overeenkomst voor de verkoop van roerende zaken wordt beheerst door het recht van het land waar de verkoper zijn gewone verblijfplaats heeft. Geitonas is in Griekenland gevestigd, zodat in deze zaak Grieks recht van toepassing is op onderwerpen die niet uitdrukkelijk in het Weens Koopverdrag zijn geregeld en waarvoor algemene beginselen in het verdrag ontbreken.
5.5.
De rechtbank wijst er verder op dat artikel 10:3 BW bepaalt dat op de wijze van procederen ten overstaan van de Nederlandse rechter het Nederlandse recht van toepassing is. Dit betekent dat de vordering tot betaling van proceskosten (en de rente daarover) en vragen van formeel bewijsrecht op grond van Nederlands recht beoordeeld moeten worden.
Is sprake van een koopovereenkomst?
5.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat Geitonas vijf ladingen met ingevroren paling aan [gedaagde] heeft geleverd. [gedaagde] betwist echter dat hij deze ladingen heeft besteld (gekocht). De vraag die dus beantwoord moet worden is of aan de vijf leveringen een koopovereenkomst ten grondslag ligt. Geitonas stelt dat dit het geval is en de rechtbank volgt haar daarin. Volgens artikel 9 lid 1 van het Weens Koopverdrag zijn partijen namelijk gebonden door elke gewoonte waarmee zij hebben ingestemd en door alle handelwijzen die tussen hen gebruikelijk zijn. Tussen partijen staat vast dat sprake is van een jarenlange handelsrelatie van ongeveer dertig jaar, waarbij partijen eind 2015 / begin 2016 nieuwe afspraken hebben gemaakt. Geitonas heeft onweersproken gesteld dat zowel de oude als de nieuwe afspraken over de koop en levering van paling – zoals in deze branche gebruikelijk is – mondeling, via de telefoon of in persoon, werden gemaakt. De rechtbank begrijpt de nieuwe afspraken, waarbij [gedaagde] niet langer levende paling kocht van Geitonas om deze zelf schoon te maken, te zouten, te verpakken en in te vriezen maar [gedaagde] ingevroren paling van Geitonas kocht die door Geitonas in Griekenland was schoongemaakt, gezouten, verpakt en ingevroren, aldus dat tussen partijen een raamovereenkomst van koop tot stand is gekomen. In dat kader werden, zoals ook vóór de nieuwe overeenkomst gebruikelijk was, bestellingen mondeling (telefonisch) geplaatst en daarop vonden de leveringen plaats. De rechtbank gaat er van uit dat [gedaagde] de geleverde paling ook heeft besteld. In dat verband hecht de rechtbank belang aan de omstandigheid dat [gedaagde] de betreffende vijf leveringen in ontvangst heeft genomen en de vrachtbrieven voor die leveringen heeft afgetekend. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om onmiddellijk te reageren/protesteren indien Geitonas paling leverde die [gedaagde] niet had besteld. Dit heeft [gedaagde] gedurende de periode dat de leveringen plaatsvonden (dus: tussen medio november 2016 tot medio februari 2017) niet gedaan. Verder is ook niet gesteld of gebleken dat Geitonas wat betreft deze vijf leveringen is afgeweken van de tussen partijen gebruikelijke handelswijze. Geitonas leverde immers op basis van de raamovereenkomst al enige tijd in 2016 schoongemaakte, verpakte en diepgevroren paling aan [gedaagde]. Uit het voorgaande volgt dat er naar het oordeel van de rechtbank sprake was van een (raam)overeenkomst van koop tussen partijen waaruit in de hiervoor genoemde periode elke keer mondeling een bestelling werd gedaan waarna een levering tot stand kwam. Het eerste verweer van [gedaagde] dat geen sprake is van een koopovereenkomst slaagt dus niet.
Non-conformiteit, keuringsplicht en klachttermijn
5.7.
Het tweede (subsidiaire) verweer van [gedaagde] is dat sprake is van non-conformiteit, omdat de geleverde partijen uit de verkeerde palingen bestaan (wilde paling in plaats van gekweekte paling), de palingen niet gesorteerd zijn op grootte en onvoldoende vacuüm zijn verpakt, waardoor de palingen verkleurd zijn en de smaak is veranderd. Ook zit de paling niet in de goede zakken en dozen. Hierdoor zijn de partijen paling voor [gedaagde] onverkoopbaar, aldus nog steeds [gedaagde].
5.8.
Geitonas heeft gesteld dat het verweer van [gedaagde] bij voorbaat strandt omdat [gedaagde] niet heeft voldaan aan de op haar rustende onderzoeksplicht (artikel 38 Weens Koopverdrag) en klachtplicht (artikel 39 Weens Koopverdrag). Volgens Geitonas moet de koper de zaken binnen een korte termijn na aflevering (doen) keuren; de koper dient te onderzoeken of het gekochte alle overeengekomen eigenschappen bezit. Bij ingevroren goederen mag van de koper worden verwacht dat hij deze ontdooit om steekproeven te doen. [gedaagde] heeft echter stilgezeten. Vervolgens moet de koper eventuele gebreken binnen een redelijke termijn bij de verkoper melden. [gedaagde] heeft echter pas bij Geitonas over de leveringen geklaagd op het moment dat Geitonas eind 2017 / begin 2018 (dus ruim acht maanden na de laatste levering) een bezoek bracht aan [gedaagde] in Nederland om te bespreken waarom de vijf leveringen niet werden betaald, aldus nog steeds Geitonas.
5.9.
De rechtbank volgt Geitonas in haar betoog en overweegt daartoe als volgt. Op grond van artikel 38 van het Weens Koopverdrag moet de koper de zaken binnen een, gelet op de omstandigheden zo kort mogelijke, termijn keuren of doen keuren (de keuringsplicht). Deze keuring kan worden uitgesteld tot na de aankomst van de zaken op hun bestemming, indien de overeenkomst tevens het vervoer van de zaken omvat. Kon de tekortkoming bij deze keuring worden ontdekt, dan moet binnen een redelijke termijn na de keuring worden geprotesteerd (de klachttermijn). De koper verliest op grond van artikel 39 van het Weens Koopverdrag het recht zich erop te beroepen dat geleverde zaken niet aan de overeenkomst beantwoorden, indien hij niet binnen een redelijke termijn nadat hij dit heeft ontdekt of had behoren te ontdekken de verkoper hiervan in kennis stelt. Het tijdstip en de omvang van dit onderzoek door koper zijn afhankelijk van een aantal factoren zoals het type gekochte zaak, de redelijke verwachtingen van de koper, de bederfelijkheid en eventuele snelle verslechtering of verwerking van de zaken.
5.10.
De leveringen van paling van Geitonas betroffen bederfelijke waar. Het enkele feit dat de paling bevroren is, maakt niet dat het niet (meer) als bederfelijk moet worden beschouwd. De rechtbank is daarom van oordeel dat [gedaagde] de paling meteen na ontvangst diende te keuren. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] dit heeft gedaan. De rechtbank is verder van oordeel dat [gedaagde] de gestelde tekortkomingen – zowel die met betrekking tot de kwaliteit/omschrijving als die met betrekking tot het verpakkingsmateriaal – bij een keuring had behoren te ontdekken. Met betrekking tot de klachten over de kwaliteit/omschrijving mocht immers van [gedaagde] verwacht worden dat zij een gedeelte van de paling zou ontdooien om de paling (steekproefsgewijs) aan een keuring te onderwerpen. De klachten over het verpakkingsmateriaal (zakken en dozen) hadden bij een eenvoudige controle direct opgemerkt kunnen en moeten worden. De rechtbank concludeert dan ook dat de door [gedaagde] gestelde gebreken – nog daargelaten het antwoord op de vraag of hier sprake is van non-conformiteit – bij een deugdelijke keuring aan het licht hadden moeten komen. De klachttermijn is derhalve direct na ontvangst van de paling aangevangen.
5.11.
[gedaagde] diende gelet op artikel 39 lid 1 van het Weens Koopverdrag binnen een redelijke termijn na de keuring te protesteren. Wat een redelijke klachttermijn is, hangt af van de omstandigheden van het geval, in het bijzonder van de aard van de geleverde zaken, de aard van het vermeende gebrek, de situatie van partijen bij de overeenkomst en relevante gebruiken in de branche. Bij bederfelijke waar heeft een korte klachttermijn te gelden. Namens [gedaagde] is tijdens de mondelinge behandeling dusdanig wisselend geantwoord op de vraag wanneer [gedaagde] over de leveringen heeft geklaagd bij Geitonas (respectievelijk: telefonisch na de eerste levering, telefonisch na de laatste levering, in persoon tijdens het bezoek van Geitonas in Nederland) dat de rechtbank er – zoals Geitonas stelt – van uitgaat dat [gedaagde] eerst tijdens het bezoek van Geitonas aan Nederland aan haar heeft meegedeeld dat de leveringen niet aan de overeenkomst beantwoorden. Dit is derhalve ten minste acht maanden ná de laatste (vijfde) levering. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] hiermee een redelijke klachttermijn heeft overschreden. Dit brengt met zich dat de rechtbank – zo er sprake zou zijn van non-conformiteit – van oordeel is dat [gedaagde] het recht heeft verloren zich erop te beroepen dat de leveringen van Geitonas in de periode van medio november 2016 tot medio februari 2017 niet aan de overeenkomst beantwoorden. De rechtbank komt dus niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het tweede (subsidiaire) verweer van [gedaagde].
5.12.
Aangezien de stellingen van [gedaagde] wanneer zij nu heeft geklaagd dusdanig wisselend zijn, zoals hierboven reeds overwogen, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] op dit punt niet heeft voldaan aan haar stelplicht. Bewijslevering is daarom dus niet aan de orde.
5.13.
De slotsom is dat de beide verweren van [gedaagde] niet slagen. Zij dient de facturen voor de vijf leveringen daarom te voldoen. De rechtbank zal de vordering van Geitonas tot betaling daarvan toewijzen.
Rente
5.14.
Geitonas vordert tevens betaling van handelsrente. Geitonas legt aan deze vordering (uit praktisch oogpunt) Nederlands recht ten grondslag. Geitonas houdt als betalingstermijn twee maanden na factuurdatum aan. [gedaagde] voert verweer tegen de keuze voor Nederlands recht.
5.15.
De rechtbank oordeelt als volgt. Artikel 78 van het Weens Koopverdrag bepaalt dat de wederpartij recht heeft op rente over achterstallige betalingen. Geitonas heeft dus recht op rente over de aan haar verschuldigde hoofdsom van € 117.185,70. Omdat het Weens Koopverdrag niets bepaalt over de hoogte van de verschuldigde rente en evenmin over de ingangsdatum daarvan, dient dit te worden vastgesteld naar het volgens artikel 7 van het Weens Koopverdrag toepasselijke recht, te weten, via artikel 4 van Rome I (en het uitblijven van een rechtskeuze voor Nederlands recht), Grieks recht (zie ook rov. 5.4). Geitonas heeft hierover geen stellingen naar Grieks recht betrokken. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij het bepaalde in de artikelen 2 en 3 van de richtlijn 2011/7/EU van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (hierna ook: richtlijn 2011/7/EU), omdat deze (minimum)richtlijn ook in Griekenland is geïmplementeerd. Hieraan voegt de rechtbank nog toe dat de handelsrente (dus) ten minste 8% bedraagt en dat de gestelde betalingstermijn van twee maanden (de rechtbank begrijpt: 60 kalenderdagen) overeen komt met de uiterste betaaldatum genoemd in deze richtlijn. [gedaagde] heeft bovendien geen verweer gevoerd tegen de gestelde betalingstermijn. De vordering zal dan ook worden toegewezen als in het dictum vermeld.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.16.
Geitonas heeft tot slot vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 1.946,86 gevorderd. Zij baseert (ook) deze vergoeding ten onrechte op Nederlands recht. De rechtbank is van oordeel dat Geitonas op grond van artikel 74 van het Weens Koopverdrag aanspraak kan maken op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Omdat het Weens Koopverdrag niets bepaalt over de samenstelling en de hoogte van de in aanmerking te nemen buitengerechtelijke incassokosten, moeten de voor vergoeding in aanmerking komende buitengerechtelijke incassokosten worden vastgesteld naar Grieks recht (op grond van artikel 7 van het Weens Koopverdrag en artikel 4 van Rome I, zie wederom ook rov. 5.4). Geitonas heeft over de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten naar Grieks recht geen stellingen betrokken, laat staan dat zij deze post op enige wijze heeft onderbouwd. Bij die stand van zaken zal de rechtbank het in artikel 6 lid 1 van de richtlijn 2011/7/EU genoemde bedrag van € 40,00 toewijzen. Deze richtlijn is, zoals hierboven al overwogen, ook in Griekenland geïmplementeerd. Geitonas heeft onvoldoende gesteld (laat staan onderbouwd) voor toekenning van een hoger bedrag.
Proceskosten
5.17.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Geitonas worden begroot op:
- dagvaarding € 104,54
- griffierecht 4.030,00
- salaris advocaat
3.540,00(2 punten × tarief € 1.770,00)
Totaal € 7.674,54
5.18.
De gevorderde rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Geitonas te betalen een bedrag van € 117.185,70, vermeerderd met de handelsrente zoals verschuldigd op grond van (de geïmplementeerde richtlijn 2011/7/EU in) het Griekse recht, vanaf 60 kalenderdagen na de factuur van:
  • 19 november 2016 over het bedrag van € 10.080,00
  • 16 december 2016 over het bedrag van € 31.920,00
  • 3 januari 2017 over het bedrag van € 10.731,00
  • 24 januari 2017 over het bedrag van € 33.021,10
  • 14 februari 2017 over het bedrag van € 31.433,60
tot de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de buitengerechtelijke incassokosten, aan de zijde van Geitonas begroot op € 40,00;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Geitonas tot op heden begroot op € 7.674,54, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Bellaart en in het openbaar uitgesproken op
5 januari 2022.