In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Deutsche Lufthansa AG, wegens compensatie na de annulering van een vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Warschau naar Amsterdam, die op 27 juli 2020 geannuleerd werd. De passagier vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat zij de passagier tijdig had geïnformeerd over de annulering, meer dan veertien dagen voor de geplande vertrekdatum. De kantonrechter oordeelde echter dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de passagier tijdig was geïnformeerd. De kantonrechter benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de vervoerder is om ervoor te zorgen dat de passagier op de hoogte is van annuleringen, ongeacht of de boeking via een reisagent is gedaan. De vordering van de passagier werd toegewezen, inclusief de wettelijke rente, terwijl de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, en de vervoerder werd veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen.