ECLI:NL:RBNHO:2022:905

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
8092503 CV EXPL 19-15126
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van de gemachtigde in proceskosten in luchtvaartzaak

In deze zaak, die betrekking heeft op luchtvaartcompensatie, heeft de kantonrechter op 2 februari 2022 een vonnis gewezen waarin mr. D.E. Lof, de gemachtigde van de passagiers, is veroordeeld in de proceskosten op grond van artikel 245 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De zaak is gestart door de passagiers, die via Airhelp compensatie zochten voor de vertraging van vlucht AY 122 op 24 april 2019. De kantonrechter heeft in eerdere tussenvonnissen overwogen dat de gemachtigde zonder deugdelijke machtiging en mogelijk buiten medeweten van de passagiers heeft geprocedeerd. Dit leidde tot de conclusie dat het onredelijk zou zijn om de passagiers in de proceskosten te veroordelen, terwijl de vervoerder, Finnair OYj, om een integrale proceskostenveroordeling had verzocht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gemachtigde niet tijdig de benodigde volmachten en identiteitsbewijzen van de passagiers heeft overgelegd, wat essentieel was voor de procedure. Ondanks dat de gemachtigde heeft geprobeerd te betogen dat hij niet op de hoogte was van de vereisten, heeft de kantonrechter geoordeeld dat het aan de gemachtigde zelf lag om deze documenten tijdig te verstrekken. De kantonrechter heeft de gemachtigde het voordeel van de twijfel gegeven dat de passagiers inmiddels een volmacht hebben verstrekt, maar heeft geconcludeerd dat dit te laat was in het proces.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter mr. D.E. Lof veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 1.500,00 aan salaris voor de gemachtigde van de vervoerder. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8092503 CV EXPL 19-15126
Uitspraakdatum: 2 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
3.
[passagier sub 3]
4.
[passagier sub 4]
allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna te noemen: de passagiers
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse vennootschap
Finnair OYj
gevestigd te Helsinki, Finland
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde mr. T. Teke

1.Het procesverloop

1.1.
Op 28 april 2021 is in deze zaak (nogmaals een) tussenvonnis gewezen (hierna: het tussenvonnis). Voor het verloop van de procedure tot dan toe verwijst de kantonrechter naar wat daarover in het tussenvonnis is overwogen. De kantonrechter neemt hetgeen in het tussenvonnis is overwogen en beslist over.
1.2.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om te reageren op het voornemen van de kantonrechter om de gemachtigde op de voet van artikel 245 Rv in de proceskosten te veroordelen.
1.3.
Op de rol van 26 mei 2021 heeft de gemachtigde een akte genomen.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter overwogen dat, nu er door de gemachtigde kennelijk zonder deugdelijke machtiging en wellicht zelfs buiten medeweten van de passagiers is geprocedeerd het naar het oordeel van de kantonrechter onredelijk is om de passagiers in de proceskosten te veroordelen, te meer nu de vervoerder om een integrale proceskostenveroordeling heeft verzocht. De kantonrechter heeft daarom het voornemen geuit om niet de passagiers, maar de gemachtigde op de voet van artikel 245 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in de proceskosten te veroordelen.
2.2.
De kantonrechter begrijpt dat de gemachtigde zich op het standpunt stelt dat hem niet bekend was dat hij ook een kopie van de identiteitsbewijzen van de passagiers diende over te leggen. Indien hierom was verzocht had de gemachtigde deze eerder overgelegd. De kantonrechter begrijpt deze stelling niet. De gemachtigde is verzocht om een toereikende volmacht van de passagiers te overleggen. Om de handtekening op de volmacht te kunnen controleren zijn kopieën van de identiteitsbewijzen noodzakelijk. Ook mede gelet op het primair en meest vertrekkende verweer van de vervoerder had het op de weg van de gemachtigde gelegen om, al in een eerder stadium, de kopieën van de identiteitsbewijzen te overleggen. Hetgeen dit type zaken (luchtvaart compensatieclaims) over het algemeen bij dagvaarding al gebeurt. Ten aanzien van passagier sub 3 geldt overigens nog steeds dat de handtekening niet kan worden gecontroleerd, omdat het tweede blad van de volmacht dusdanig onduidelijk is, waarschijnlijk vanwege de wijze van kopiëren. De handtekening van passagier sub 2 komt wederom niet overeen.
2.3.
Uit bijlage 1 bij akte volgt dat de gemachtigde op 14 januari 2021 een e-mail heeft gestuurd naar één van de passagiers waarin onder andere staat;
“(…) Airhelp heeft mij uw zaak tegen Finnair toebedeeld teneinde compensatie te verkrijgen voor de vertraging van vlucht AY 122 op 24 april 2019. De zaak ligt inmiddels bij de rechtbank. De rechter heeft mij in een tussenvonnis verzocht een procesvolmacht te overleggen van u en uw medereizigers. Zie bijlage. Ik verzoek u daarom vriendelijk (alle vier met eigen handtekening) bijgevoegde volmachten te (laten) ondertekenen en retour te sturen naar mij (of Airhelp). (…)”Hieruit begrijpt de kantonrechter dat de passagiers tot 14 januari 2021, en dus na het wijzen van het eerste tussenvonnis, er niet mee bekend waren dat namens hen werd geprocedeerd. De gemachtigde heeft zich immers pas op 14 januari 2021 bij de passagiers gemeld. Daarmee waren de passagiers er hoogstwaarschijnlijk evenmin van op de hoogte dat zij volgens de gemachtigde (en Airhelp) zouden procederen op grond van een lastgevingsovereenkomst.
2.4.
De kantonrechter wil de gemachtigde, ook gelet op het e-mailverkeer, het voordeel van de twijfel geven dat alle passagiers inmiddels een volmacht hebben verstrekt. Deze kunnen ook gedurende de procedure worden verstrekt. De gemachtigde is hier echter in dit stadium van de procedure te laat mee. De gemachtigde mocht immers alleen nog reageren op het voornemen om hem in de proceskosten te veroordelen.
2.5.
De gemachtigde heeft aanleiding gezien om allerlei verwijten te maken aan de kantonrechter maar ziet blijkbaar nog steeds niet in dat het aan zijn eigen wijze van procederen ligt dat hij telkens in een dergelijke situatie als onderhavige terecht komt. Zo stelt de gemachtigde zich op het standpunt dat het de kantonrechter is die de mening is toegedaan dat de passagiers niet meer over het vorderingsrecht beschikken, aangezien de kantonrechter heeft geoordeeld dat het ‘assignment form’ van Airhelp gekwalificeerd dient te worden als een cessie formulier. De gemachtigde vergeet hierbij dat het juist Airhelp is geweest die (tegenover het verweer van de vervoerder) in eerdere procedures (waarbij Airhelp als eisende partij procedeerde) het standpunt heeft ingenomen dat met het ‘assignment formulier’ cessie is beoogd. Dit zodat Airhelp (in de eerdere procedures) juist ontvankelijk was in haar vordering. De verschillende kantonrechters van de Rechtbank Noord-Holland hebben Airhelp hierin gelijk gegeven, ook al voor 9 augustus 2019 (zie bijvoorbeeld het vonnis van 17 april 2019; ECLI:NL:RBNHO:2019:3088) Het ‘assigment form’ is vervolgens hetzelfde gebleven, maar zou volgens de gemachtigde geen cessie (meer) beogen.
2.6.
Daarbij is het toch echt de gemachtigde geweest die, zoals reeds is overwogen, geen kopieën van de identiteitsbewijzen van de passagiers heeft overgelegd. Gelet op de stellingname van de vervoerder in deze zaak maar ook een aantal vergelijkbare zaken had de gemachtigde kunnen weten dat de vervoerder gemotiveerd zou weerspreken dat de handtekeningen van de passagiers zijn.
2.7.
Gelet op hetgeen in de tussenvonnissen van 6 januari 2021 en 28 april 2021 en in dit vonnis is overwogen zal de kantonrechter dan ook mr. D.E. Lof, op grond van artikel 245 Rv veroordelen in de proceskosten. De kantonrechter ziet geen aanleiding om nog aanvullende proceskosten toe te wijzen vanwege de antwoordakte van de vervoerder.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt mr. D.E. Lof in de proceskosten, die aan de kant van de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 1.500,00 (exclusief) aan salaris gemachtigde, en verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter