In deze zaak heeft eiser, een consument, een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap [bedrijf] B.V. wegens wanprestatie met betrekking tot twee koopovereenkomsten voor een wasmachine en een koelkast. Eiser vordert betaling van € 1.465,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering ten aanzien van de koelkast verjaard is, omdat eiser niet tijdig heeft geklaagd over de gebreken. De klacht over de koelkast dateert van 7 november 2018, en de vordering is op 24 november 2020 verjaard. De ingebrekestelling van 14 juni 2021 was te laat en maakt de verjaring niet ongedaan.
Ten aanzien van de wasmachine heeft eiser op 24 mei 2021 geklaagd over een defect. Na een ingebrekestelling op 7 juni 2021 heeft eiser de overeenkomst op 8 juni 2021 buitengerechtelijk ontbonden. De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake was van verzuim op het moment van ontbinding, omdat de termijn voor nakoming nog niet was verstreken. Hierdoor was de ontbinding niet rechtsgeldig en blijft de overeenkomst in stand.
De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 187,00, vermeerderd met wettelijke rente. Nakosten worden ook voor rekening van eiser gesteld, voor zover deze daadwerkelijk door [bedrijf] worden gemaakt. Het vonnis is uitgesproken door mr. M.M. Kruithof op 19 oktober 2022.