ECLI:NL:RBNHO:2022:918
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Inburgeringsplicht en afwijzing vrijstelling op basis van de Wet inburgering
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de inburgeringsplicht van de eiser. De eiser, die in 1989 vanuit Marokko naar Nederland kwam, had verzocht om vrijstelling van zijn inburgeringsplicht, maar zijn aanvraag werd door de minister afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had besloten dat de eiser inburgeringsplichtig was op basis van de Wet inburgering, aangezien hij na de inwerkingtreding van deze wet een verblijfsvergunning had gekregen. De rechtbank verwierp de argumenten van de eiser dat hij niet inburgeringsplichtig zou zijn omdat hij al lange tijd in Nederland woonde en werkte, en dat de inburgeringsplicht met terugwerkende kracht was opgelegd. De rechtbank stelde vast dat de eiser geen psychische of lichamelijke belemmeringen had die hem verhinderden om het inburgeringsexamen te behalen en dat hij geen diploma's of certificaten had die hem vrijstelden van de inburgeringsplicht. De rechtbank concludeerde dat de minister de aanvraag om vrijstelling terecht had afgewezen en verklaarde het beroep van de eiser ongegrond.