In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 november 2022 uitspraak gedaan in een incident betreffende de internationale bevoegdheid. De eiseres, Conyplex B.V., een Nederlandse jachtwerf, had een koopovereenkomst gesloten met Duitse consumenten voor de aankoop van een motorschip. Na de levering van het schip hebben de consumenten gebreken geconstateerd en de koopovereenkomst ontbonden. Conyplex vorderde in de hoofdzaak een verklaring voor recht dat de ontbinding geen doel had getroffen en dat de koopovereenkomst in stand was gebleven. De consumenten vorderden in het incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om van de vorderingen van Conyplex kennis te nemen.
De rechtbank heeft de bevoegdheid beoordeeld aan de hand van de Verordening (EG) nr. 1215/2012. De hoofdregel is dat de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd is, in dit geval de Duitse rechter. Conyplex stelde dat de consumenten bij het aangaan van de koopovereenkomst hun woonplaats hadden gekozen op het adres van Conyplex in Medemblik, maar de rechtbank oordeelde dat de consumenten de koopovereenkomst in hoedanigheid van consumenten hadden gesloten, waardoor de consumentenbeschermende bepalingen van de Verordening van toepassing waren.
De rechtbank concludeerde dat de koopovereenkomst onder de commerciële activiteiten van Conyplex viel, die zich ook op de Duitse markt richtte. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om van de vordering kennis te nemen en veroordeelde Conyplex in de proceskosten van de gedaagden. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 9 november 2022.