ECLI:NL:RBNHO:2022:9820

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
C/15/331657 / HA ZA 22-557
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal bevoegdheidsincident in koopovereenkomst tussen Nederlandse jachtwerf en Duitse consumenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 november 2022 uitspraak gedaan in een incident betreffende de internationale bevoegdheid. De eiseres, Conyplex B.V., een Nederlandse jachtwerf, had een koopovereenkomst gesloten met Duitse consumenten voor de aankoop van een motorschip. Na de levering van het schip hebben de consumenten gebreken geconstateerd en de koopovereenkomst ontbonden. Conyplex vorderde in de hoofdzaak een verklaring voor recht dat de ontbinding geen doel had getroffen en dat de koopovereenkomst in stand was gebleven. De consumenten vorderden in het incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om van de vorderingen van Conyplex kennis te nemen.

De rechtbank heeft de bevoegdheid beoordeeld aan de hand van de Verordening (EG) nr. 1215/2012. De hoofdregel is dat de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd is, in dit geval de Duitse rechter. Conyplex stelde dat de consumenten bij het aangaan van de koopovereenkomst hun woonplaats hadden gekozen op het adres van Conyplex in Medemblik, maar de rechtbank oordeelde dat de consumenten de koopovereenkomst in hoedanigheid van consumenten hadden gesloten, waardoor de consumentenbeschermende bepalingen van de Verordening van toepassing waren.

De rechtbank concludeerde dat de koopovereenkomst onder de commerciële activiteiten van Conyplex viel, die zich ook op de Duitse markt richtte. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om van de vordering kennis te nemen en veroordeelde Conyplex in de proceskosten van de gedaagden. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 9 november 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/331657 / HA ZA 22-557
Vonnis in incident van 9 november 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CONYPLEX B.V.,
gevestigd te Medemblik,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. J.C. Klompé te Loosdrecht,
tegen

1.[gedaagde 1] tevens gaande onder de naam [naam 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. E. Eshuis te Groningen.
Partijen worden hierna Conyplex en [gedaagden/eisers] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 juni 2022, met 25 producties
  • het bewijs van betekening van de dagvaarding en de vertaling van de dagvaarding in het Duits, toegezonden bij brief van 15 september 2022
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Feiten en omstandigheden in het incident

2.1.
Conyplex drijft een scheepswerf waar zij pleziervaartuigen bouwt van het merk Contest. Zij heeft in 2020 een bij haar ingeruild motorschip, te weten een Contest 52MC502 uit het jaar 2013 (verder: het motorschip), via de aan haar gelieerde jachtenmakelaar Contest Brokerage B.V. te koop aangeboden.
2.2.
Op 5 oktober 2020 is tussen Conyplex en [gedaagden/eisers] een schriftelijke koopovereenkomst tot stand gekomen, waarbij [gedaagden/eisers] het motorschip hebben gekocht tegen betaling van een bedrag van € 571.000,- plus inruil van hun zeiljacht van het merk Hallberg Rassy uit het jaar 1995 (verder: het zeiljacht).
2.3.
In de koopovereenkomst is opgenomen, voor zover in het incident van belang:

WAHL DER ANSCHRIFT
Artikel 6
Die Parteien wählen für die Erfüllung dieses Vertrags und seine Folgen ausdrücklich als Anschrift das CONTEST BROKERAGE B.V., Overleek 5, Medemblik – Holland.
STREITIGKEITEN
Artikel 7.1.
Alle Streitigkeiten aus diesem Vertrag werden ausschließlich vom zuständigen Gericht im Land- bzw. Amtgerichtsbezirk entschieden, in dem der Anwalt des Maklers zugelassen ist.
Artikel 7.2.
Für diesen Vertrag gilt ausschließlich niederländisches Recht.”.
2.4.
Conyplex heeft het motorschip op 4 november 2020 aan [gedaagden/eisers] geleverd. [gedaagden/eisers] zijn dezelfde dag met het motorschip naar Wilhelmshaven (Duitsland) gevaren.
2.5.
[gedaagden/eisers] hebben zich kort nadien tot Conyplex gewend in verband met door hen geconstateerde gebreken aan het motorschip. Hierop is discussie tussen partijen ontstaan over herstel van de gebreken en over het al dan niet ontbreken van een geldige CE-certificering. [gedaagden/eisers] hebben de koopovereenkomst bij brief van 21 januari 2021 ontbonden dan wel vernietigd.
2.6.
Bij beschikking van 7 maart 2022 heeft deze rechtbank op verzoek van Conyplex een deskundige benoemd voor beantwoording van de vraag of het motorschip bij verkoop aan [gedaagden/eisers] voorzien was van geldige CE-certificering. De deskundige heeft op 13 mei 2022 een concept-rapport uitgebracht.
2.7.
Conyplex vordert in de hoofdzaak – kort weergegeven – een verklaring voor recht dat de door [gedaagden/eisers] ingeroepen ontbinding geen doel heeft getroffen en dat de tussen partijen gesloten koopovereenkomst in stand is gebleven en voorts dat [gedaagden/eisers] worden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 7.513,13 (inclusief rente en kosten) in verband met door Conyplex gemaakte kosten voor herstel van gebreken aan het door [gedaagden/eisers] ingeruilde zeiljacht.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
[gedaagden/eisers] vorderen in het incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Conyplex voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
3.2.
De vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen van Conyplex kennis te nemen moet worden beoordeeld aan de hand van de Verordening (EG) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), hierna te noemen de Verordening. Conyplex beroept zich op de bepalingen van EG-verordening 44/2001, maar die is vervallen. De verwijzingen van Conyplex naar de bepalingen van de ingetrokken verordening zal de rechtbank lezen als verwijzingen naar de Verordening 1215/2012.
3.3.
Ingevolge de hoofdregel van artikel 4 van de Verordening is de rechter van de woon-/vestigingsplaats van de gedaagde partij bevoegd, in dit geval dus de Duitse rechter. De vraag is of er grond is waarom dat in deze zaak anders zou zijn. Volgens Conyplex is dat het geval, kort gezegd, omdat [gedaagden/eisers] bij het aangaan van de koopovereenkomst overeenkomstig artikel 1:15 Burgerlijk Wetboek woonplaats hebben gekozen op het adres van Conyplex in Medemblik.
3.4.
De stelling van Conyplex is onjuist. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
3.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagden/eisers] de koopovereenkomst met Conyplex in hoedanigheid van consumenten zijn aangegaan, zodat de consumenten-beschermende bepalingen van afdeling 4 (de artikelen 17 tot en met 19) van de Verordening op het onderhavige geschil van toepassing zijn.
3.6.
In artikel 17 van de Verordening staat: “
Voor overeenkomsten gesloten door een persoon, de consument, wordt de bevoegdheid geregeld door deze afdeling (…) wanneer:
a.
a) het gaat om koop en verkoop op afbetaling van roerende lichamelijke zaken;
b) het gaat om leningen op afbetaling of andere krediettransacties ter financiering van de verkoop van zulke zaken, of
c) in alle andere gevallen, de overeenkomst is gesloten met een persoon die commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in de lidstaat waar de consument woonplaats heeft, of dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op die lidstaat, of op meerdere staten met inbegrip van die lidstaat, en de overeenkomst onder die activiteiten valt.”.
3.7.
De tussen partijen gesloten koopovereenkomst is naar het oordeel van de rechtbank een overeenkomst als bedoeld in artikel 17 lid 1 onder c.
3.8.
Daartoe overweegt de rechtbank dat Duitsland één van de lidstaten is waarop Conyplex haar commerciële activiteiten voor de verkoop van haar schepen van haar merk Contest richt. Dit blijkt onder meer uit de website van Conyplex waarop zij (ook) met Duitstalige artikelen haar activiteiten promoot en het feit dat Conyplex – naar zij heeft erkend – jaarlijks een stand heeft op een in Duitsland georganiseerde watersportbeurs (met uitzondering van de jaren 2020 en 2021 in verband de corona-pandemie). Het betoog van Conyplex dat zij zich voor de verkoop van de schepen richt op de wereldmarkt (dus niet specifiek op Duitsland of enig ander EU land) en dat het bepaalde van artikel 17 hierin zijn begrenzing vindt, volgt de rechtbank niet. Voor de vraag of [gedaagden/eisers] een beroep toekomt op de consumentenbescherming van de Verordening is naar het oordeel van de rechtbank niet relevant op hoeveel lidstaten Conyplex haar activiteiten richt of dat zij internationaal/intercontinentaal handelt.
3.9.
Het onderscheid dat Conyplex maakt tussen haar activiteiten die gericht zijn op de verkoop van nieuwe schepen en de verkoop van de tweedehands (ingeruilde) schepen volgt de rechtbank evenmin. Volgens Conyplex zelf gaat het bij de verkoop van de ingeruilde schepen voornamelijk om schepen van haar merk Contest, welk merk zij in Duitsland promoot (zoals hiervoor is overwogen). De ingeruilde schepen verkoopt Conyplex bovendien mede door middel van betaalde advertenties op het platform www.yachtfocus.com/de.
Conyplex stelt nog dat zij uitsluitend nieuwe schepen verkoopt. Volgens Conyplex biedt zij de ingeruilde schepen niet zelf te koop aan, maar laat zij dat verlopen via jachtenmakelaar Contest Brokerage B.V. Ook die stelling snijdt geen hout omdat Conyplex kennelijk zelf als verkopende partij de koopovereenkomsten sluit. Bovendien is de makelaar een aan Conyplex gelieerde vennootschap die met haar kan worden vereenzelvigd. Hierbij komt nog dat tussen een medewerker van Conyplex, te weten [naam 2] (verder: [naam 2] ), en [gedaagden/eisers] in de periode september/oktober 2020 rechtstreeks is gecommuniceerd over onder meer bezichtiging van het motorschip en de koopovereenkomst. Uit de e-mails tussen partijen blijkt dat [naam 2] op vrijdag 2 oktober 2020 [gedaagden/eisers] heeft bezocht in Friedeburg (Duitsland) en dat hij toen de koopovereenkomst met hen heeft besproken. Op 5 oktober 2020 heeft [naam 2] de koopovereenkomst ter ondertekening naar [gedaagden/eisers] toegestuurd.
3.10.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het sluiten van de onderhavige koopovereenkomst onder de commerciële activiteiten van Conyplex valt, die kennelijk mede bestaan uit het doorverkopen van de bij haar ingeruilde schepen.
3.11.
Conyplex heeft nog gesteld dat de werking van artikel 17 van de Verordening moet worden beperkt tot die situaties waarin EU-consumenten min of meer onbedoeld zaken doen met een onderneming in een ander EU-land. Volgens Conyplex maken [gedaagden/eisers] feitelijk misbruik van de consumentenbescherming van de Verordening. Conyplex voert daartoe aan dat [gedaagden/eisers] ermee bekend waren dat zij een koopovereenkomst sloten met een in Nederland gevestigd bedrijf (zij kenden Conyplex al van een eerdere transactie, hebben Conyplex zelf benaderd en hebben het motorschip in Medemblik bezichtigd) en zich willens en wetens hebben onderworpen aan de beoordeling van de koopovereenkomst door de Nederlandse rechter door het tekenen voor de daarin opgenomen rechts- en forumkeuzebepaling. Ook dat betoog faalt. Het gaat niet aan om aan consumenten zoals [gedaagden/eisers] misbruik van recht te verwijten, terwijl Conyplex zich bewust (mede) op de Duitse markt richt en daarom bedacht moet zijn op de bevoegdheid van een buitenlandse rechter op grond van de Verordening. Dat geldt ook in het geval van de koopovereenkomst die zij met [gedaagden/eisers] heeft gesloten.
3.12.
Dit leidt tot de conclusie dat ook op grond van artikel 18 lid 2 van de Verordening Conyplex haar vordering dient voor te leggen aan de rechter van de woonplaats van [gedaagden/eisers] .
3.13.
Voor zover Conyplex nog een beroep doet op een forumkeuzebeding van artikel 7.1. van de koopovereenkomst, staat het bepaalde in artikel 19 van de Verordening daaraan in de weg, omdat dit beding in de koopovereenkomst is overeengekomen en niet na het ontstaan van het geschil.
3.14.
Dan de stelling van Conyplex dat sprake is van een parallelle procedure bij de rechtbank Noord-Holland (het verzoek om een voorlopig deskundigenbericht) en dat de Nederlandse rechter om die reden bevoegd zou zijn op grond van afdeling 9 (de artikelen 29 tot en met 34) van de Verordening. Ook die stelling faalt. De situatie dat parallelle procedures tussen partijen voor gerechten van verschillende lidstaten aanhangig zijn (met het risico op tegenstrijdige uitspraken) doet zich in deze zaak niet voor. Immers, de verzoekschriftprocedure die bij deze rechtbank is gevoerd tot het gelasten van een voorlopig deskundigenonderzoek is beëindigd door de beschikking van deze rechtbank van 7 maart 2022 en de toezending van het rapport van de benoemde deskundige aan de rechtbank. De rechtbank heeft de zaak op 9 september 2020 gesloten. De vorderingen van Conyplex in de hoofdzaak leggen het materiële geschil tussen partijen voor het eerst aan deze rechtbank voor en daarover is nog geen uitspraak gedaan.
3.15.
Tot slot overweegt de rechtbank dat de door Conyplex ingestelde vordering uit hoofde van schadevergoeding wegens gebreken aan het door [gedaagden/eisers] ingeruilde zeiljacht onderdeel is van de tussen partijen op 5 oktober 2020 gesloten koopovereenkomst. Anders dan Conyplex aanvoert, is er in deze zaak dus geen sprake van een tweede, afzonderlijke, koopovereenkomst (waarbij [gedaagden/eisers] als verkoper optreden en Conyplex als koper) waarop de consumentenbeschermende bepalingen van afdeling 4 van de Verordening niet van toepassing zouden zijn.
3.16.
De slotsom is dat de incidentele vordering moet worden toegewezen. De rechtbank zal zich aldus onbevoegd verklaren om van het geschil kennis te nemen.
3.17.
Conyplex wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagden/eisers] tot heden worden begroot op € 563,- voor salaris advocaat.
3.18.
[gedaagden/eisers] vorderen daarnaast veroordeling van Conyplex in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.”

4.De beslissing

De rechtbank:
in het incident
4.1.
verklaart zich onbevoegd om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen;
4.2.
veroordeelt Conyplex c.s. in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagden/eisers] tot heden begroot op € 563,00;
4.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2022. [1]

Voetnoten

1.type: NB