ECLI:NL:RBNHO:2023:10681

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
C/15/340240 / HA ZA 23-317
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwalificatie van de overeenkomst tussen Arcas Trading B.V. en Strukton Infratechnieken B.V. als aanneemovereenkomst of koopovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Arcas Trading B.V. en Strukton Infratechnieken B.V. over de kwalificatie van een overeenkomst. Arcas vorderde betaling van een bedrag van € 81.718,68, vermeerderd met btw en wettelijke rente, als schadevergoeding wegens een eenzijdige en onrechtmatige opzegging van de overeenkomst door Strukton. De rechtbank moest beoordelen of er sprake was van een koopovereenkomst of een aanneemovereenkomst. Arcas stelde dat de overeenkomst kwalificeerde als een koopovereenkomst, terwijl Strukton betoogde dat het een aanneemovereenkomst betrof. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een aanneemovereenkomst, omdat de aard van de prestatie en de specifieke eisen van het project wezenlijk waren voor de overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat Strukton bevoegd was om de overeenkomst op te zeggen, maar dat zij op grond van artikel 7:764 lid 2 BW een vergoeding verschuldigd was aan Arcas. De rechtbank wees een bedrag van € 17.299,38 toe aan Arcas, vermeerderd met btw en wettelijke rente, en matigde de buitengerechtelijke incassokosten tot € 947,99. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/340240 / HA ZA 23-317
Vonnis van 18 oktober 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARCAS TRADING B.V.,
gevestigd te Overveen,
eiseres,
advocaat mr. S. Schuurman te Arnhem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STRUKTON INFRATECHNIEKEN B.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. F.J.J. Cornelissen te Arnhem.
Partijen zullen hierna Arcas en Strukton genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 23 augustus 2023 waarbij een mondelinge behandeling is gelast, en de daarin genoemde stukken;
  • de door Arcas in het geding gebrachte productie 22;
  • de mondelinge behandeling van 12 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden en waarbij aan de zijde van Arcas spreekaantekeningen zijn overgelegd.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Strukton is door de hoofdaannemer Gelders Staalstraal- en Schildersbedrijf B.V. (hierna: GSB) ingeschakeld als onderaannemer voor het project ‘Brug Horn’ (hierna: het project). Voor dit project moeten 21 brugopleggingen worden vervangen van de brug tussen Horn en Roermond. Rijkswaterstaat is de hoofdopdrachtgever van het project.
2.2.
Strukton heeft op haar beurt Arcas ingeschakeld voor het ontwerpen en produceren van de brugopleggingen.
2.3.
De leverancier van Arcas voor brugopleggingen is Schreiber Brücken Dehntechnik GmbH (hierna: SBD).
2.4.
Op 18 september 2020 heeft Arcas aan Strukton een offerte uitgebracht ter hoogte van € 124.473,- excl. btw voor de levering van 21 brugopleggingen voor het project. Op de offerte staat onder meer:
“• Het maken van ontwerp- en revisietekeningen is in de prijs inbegrepen.
• Eventuele afname van de SBD opleggingen door de bouwheer vindt plaats in Mainhardt (D).
Levertijd: ca. tien weken na goedkeuring van tekeningen en berekeningen”
2.5.
Op 30 september 2020 bevestigt Strukton per e-mail aan Arcas de overeenkomst zoals door Arcas aangeboden op 18 september 2020. Strukton schrijft in deze e-mail:
“Hierbij bevestig ik de mondelingen opdracht voor de levering van de 21 opleggingen t.b.v. brug Horn e.e.a. zoals door u aangeboden op 18 september.
Opdracht is onder voorbehoud van acceptatie door RWS”
2.6.
In maart en april 2021 corresponderen Strukton en Arcas per e-mail over de vormgeving van de brugopleggingen. Arcas deelt verschillende ontwerptekeningen en berekeningen met Strukton, uitgaande van verschillende belastingen en vervormingen van de brugopleggingen.
2.7.
Op 4 mei 2021 stuurt Strukton aan Arcas een e-mail met bijlage en schrijft:
“Hierbij de gegevens voor het ontwerp van de opleggingen van de brug Horn
Als er vragen zijn neem dan even contact op
Voor prijsvorming en planning gaarne contact met Rick”
2.8.
Op 19 mei 2021 stuurt Arcas een e-mail aan Strukton met een aangepast ontwerp en bijbehorende prijs van € 164.252,- excl. btw.
2.9.
Op 1 juni 2021 stuurt Arcas per e-mail aan Strukton:
“Bijgaand de eerste opzet van de tekeningen. (…), maar graag had ik in verband met de planning (levering week 36) nog deze week een akkoord op de kern van de opleggingen.”
2.10.
Op 7 juni 2021 antwoordt Strukton hierop per e-mail aan Arcas:
“Zoals net besproken bevestig ik hierbij dat wij de levering over de bouwvak heen tillen naar week 40.
Het ontwerp willen we eerst verder afronden voordat we gaan produceren.
Graag ontvangen z.s.m. we een voorstel voor een teamsoverleg om de aansluitingen af te stemmen”
2.11.
Op 15 juni 2021 vindt een online overleg via Teams plaats. Hierbij zijn aanwezig Arcas, Strukton en SBD. Op de agenda van dit overleg staat onder meer
‘Goedkeuringstraject RWS/opdracht Arcas bespreken’.
2.12.
Op 18 juni 2021 stuurt Arcas per e-mail (door SBD gemaakte) tekeningen van de brugopleggingen aan Strukton.
Op 23 juni 2021 antwoordt Strukton hierop met vragen over deze concept tekeningen, welke vragen Arcas op dezelfde dag per e-mail beantwoordt.
2.13.
Op 22 juni 2021 stuurt Arcas aan Strukton een e-mail met als onderwerp ‘gecorrigeerd prijsoverzicht’ en met een ontwerp van de opleggingen zonder ankerplaten.
De aangepaste prijsopgave bedraagt € 189.218,- excl. btw.
2.14.
Op 25 juni 2021 schrijft Arcas per e-mail aan Strukton:
“Bijgaand de twee tekeningen die moesten worden aangepast aan de hand van
onderstaande vragen en antwoorden.
SBD vroeg of ze al met de productie konden starten, maar ik heb ze gevraagd te wachten
tot jullie groen licht geven. Ik heb ze op de hoogte gebracht van een eventuele trage
reactie van RWS.”
2.15.
Op 29 juni 2021 bericht Strukton telefonisch aan Arcas dat de overeenkomst tussen hen wordt beëindigd. De reden hiervan is dat Rijkswaterstaat de overeenkomst voor ‘Project Brug Horn’ met haar hoofdaannemer GSB heeft beëindigd en dat GSB de overeenkomst met Strukton vervolgens heeft beëindigd.
2.16.
SBD heeft op 23 maart 2023 € 65.110,- aan Arcas gefactureerd in het kader van de door haar verrichte werkzaamheden voor het project Brug Horn.

3.Het geschil

3.1.
Arcas vordert samengevat - dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad Strukton veroordeelt tot betaling van:
€ 81.718,68 excl. btw, te vermeerderen met 21% btw en met de wettelijke handelsrente, te rekenen vanaf de dag van verzuim, althans de dag van aanhangig maken van deze procedure tot aan de dag der algehele voldoening;
de buitengerechtelijke incassokosten van € 12.257,80 conform de toepasselijke algemene voorwaarden, te vermeerderen met 21% btw, althans conform de Staffel incassokosten en salarissen in rolzaken sector kanton te vermeerderen met 21% btw en met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
de proceskosten, inclusief de nakosten.
3.2.
Arcas legt aan deze vorderingen ten grondslag dat partijen een koopovereenkomst hebben gesloten inhoudende dat Arcas 21 brugopleggingen aan Strukton levert. Volgens Arcas heeft Strukton deze koopovereenkomst eenzijdig en onrechtmatig opgezegd, waardoor Arcas schade heeft geleden. Arcas vordert daarom betaling van een schadevergoeding door Strukton. Mocht sprake zijn van een aanneemovereenkomst, is Strukton volgens Arcas het gevorderde bedrag verschuldigd als vergoeding voor het tussentijds opzeggen.
3.3.
Strukton concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Volgens Strukton kwalificeert de afspraak tussen partijen als een aanneemovereenkomst. Het primaire verweer van Strukton strekt ertoe dat er nog geen definitieve opdracht voor de productie van de opleggingen tot stand is gekomen, omdat de totstandkoming afhankelijk was van goedkeuring van de tekeningen door Strukton en van de goedkeuring door Rijkswaterstaat, waarvan beide partijen zich afhankelijk hadden gemaakt. Deze goedkeuringen zijn nooit gegeven, aldus Strukton. Subsidiair voert Strukton aan dat zij als opdrachtgever het recht heeft om de aanneemovereenkomst tussentijds op te zeggen tegen betaling van de aanneemsom minus besparingen. De door Arcas gemaakte materiaalkosten moeten als besparingen worden beschouwd, omdat deze in redelijkheid niet gemaakt hadden mogen worden, aldus nog steeds het betoog van Strukton. Tot slot voert Strukton verweer tegen de verschillende door Arcas gevorderde kosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, verder ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of Arcas recht heeft op een vergoeding en zo ja, hoe hoog deze vergoeding is. Om deze vraag te beantwoorden moet de rechtbank eerst beoordelen wat de grondslag is van een eventuele vergoeding en dus, of sprake is van een koopovereenkomst of van een aanneemovereenkomst.
Hebben partijen een koop- of een aanneemovereenkomst gesloten?
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat tussen partijen sprake is van een aanneemovereenkomst en legt hieronder uit waarom.
4.3.
Arcas betoogt dat sprake is van een koopovereenkomst, omdat het kenmerkende onderdeel van de overeenkomst de koop/verkoop van brugopleggingen is. Arcas wijst op de bijlage bij de offerte, waarin staat dat verschillende onderdelen worden verkocht voor de daar vermelde prijs. De te vervaardigen tekeningen zijn daarom niet de kenmerkende prestatie van de overeenkomst en bovendien maakt de montage van de opleggingen geen onderdeel uit van de overeenkomst, aldus Arcas.
4.4.
Strukton voert aan dat – gelet op de aard van de prestatie – een aanneemovereenkomst is gesloten. De nadruk ligt volgens Strukton op het productieproces en in de offerte staat dat levering binnen tien weken na goedkeuring van de tekeningen zal plaatsvinden. Strukton meent daarom dat de te verrichten arbeidsprestatie zelf voorwerp is van de overeenkomst en het productieproces van de opleggingen niet slechts een interne kwestie van Arcas is. Het gaat ook niet om standaard brugopleggingen; het ontwerpproces is echt een samenwerking tussen Arcas en Strukton. Bovendien doet Arcas een beroep op de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken, een set algemene voorwaarden voor aanneemovereenkomsten, aldus nog steeds Strukton.
4.5.
Het onderwerp van de overeenkomst zijn brugopleggingen. Deze brugopleggingen waren bedoeld ter vervanging van de brugopleggingen in al bestaande bruggen en moesten daarom aan specifieke eisen voldoen. Het gaat dus om brugopleggingen voor een specifiek project. Uit de overgelegde e-mailcorrespondentie tussen partijen blijkt ook dat Arcas, dan wel de door Arcas ingeschakelde partij SBD, op basis van de door Strukton aangeleverde gegevens ontwerptekeningen en berekeningen maakt voor de brugopleggingen. Uit de correspondentie blijkt verder dat er tussen maart 2021 en juni 2021 overleg is gevoerd over de (constructieve) eisen waaraan de brugopleggingen moeten voldoen. Zoals Strukton terecht heeft aangevoerd, impliceert deze werkwijze dat het productieproces niet louter een interne kwestie is van Arcas, wat het geval zou zijn bij koop. Strukton (en de primaire opdrachtgever Rijkswaterstaat), hebben als opdrachtgever(s) namelijk invloed op de wijze waarop het werk tot stand wordt gebracht. Deze feitelijke werkwijze, en de hieruit volgende omstandigheid dat het te bouwen werk niet economisch vervangbaar is (de brugopleggingen zijn immers niet geschikt voor elke brug), acht de rechtbank kenmerkend voor een aanneemovereenkomst. Zowel de aard van de prestatie (de nadruk ligt mede op het verrichten van arbeid), als de aard van het te vervaardigen object (de brugopleggingen zijn door de opdrachtgever gespecificeerd en dus niet vervangbaar) wijzen in die richting. In tegenstelling tot de stelling van Arcas, brengt de omstandigheid dat het maken van ontwerptekeningen in de prijs is inbegrepen niet zonder meer mee dat vooral de levering de kenmerkende prestatie is. Dat doet namelijk niets af aan de feitelijke werkwijze tussen partijen. De rechtbank concludeert daarom dat partijen een aanneemovereenkomst hebben gesloten.
4.6.
De kwalificatie van de overeenkomst als aanneemovereenkomst brengt mee dat de rechtbank niet toekomt aan de beoordeling van de stellingen van Arcas die zijn gebaseerd op (de opzegging van) een koopovereenkomst.
4.7.
Subsidiair heeft Arcas aan haar vordering artikel 7:764 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ten grondslag gelegd, dat van toepassing is op aanneemovereenkomsten. Arcas heeft op grond van dit artikel recht op een vergoeding, als er een definitieve opdracht tot stand is gekomen die vervolgens tussentijds is opgezegd. De hoogte van de vergoeding is de voor het gehele werk geldende prijs, verminderd met de besparingen die voor de aannemer uit de opzegging voortvloeien.
Is er een definitieve opdracht tot stand gekomen voor realisatie van de opleggingen?
4.8.
Het primaire verweer van Strukton is dat er geen betalingsverplichting van Strukton aan Arcas is, omdat de opdracht tot productie van de opleggingen niet definitief tot stand is gekomen. Strukton betoogt dat de totstandkoming afhankelijk was van (de nog ontbrekende) goedkeuring door Strukton van het ontwerp van Arcas. Strukton was op haar beurt afhankelijk van de goedkeuring van Rijkswaterstaat en dit was bij Arcas bekend, aldus Strukton.
4.9.
Dit verweer van Strukton slaagt niet. Tussen partijen staat immers vast dat er op 30 september 2020 een overeenkomst tussen hen tot stand is gekomen en dat Arcas op basis van die overeenkomst is begonnen (en ook mocht beginnen) met haar werkzaamheden voor het maken van de ontwerpen. Het verweer van Strukton impliceert dat de totale opdracht voor de brugopleggingen bestaat uit twee deelopdrachten (ontwerpen enerzijds en produceren anderzijds). De handelswijze en correspondentie tussen partijen biedt voor dat betoog van Strukton echter geen aanknopingspunt. Het enkele feit dat Strukton akkoord moet zijn met de tekeningen en berekeningen van de brugopleggingen, zoals wel uit de correspondentie blijkt, betekent niet dat het ontwerpen en het produceren moeten worden beschouwd als twee afzonderlijke opdrachten.
4.10.
Gelet op bovenstaande overweging, is de rechtbank van oordeel dat tussen partijen op 30 september 2020 een definitieve opdracht tot stand is gekomen, ook voor de productie van de brugopleggingen, zij het dat de productie moest plaatsvinden aan de hand van de nog door Strukton goed te keuren ontwerpen en onder voorbehoud van goedkeuring door Rijkswaterstaat.
4.11.
Strukton heeft de aanneemovereenkomst op 29 juni 2021 opgezegd, voordat de opgedragen werkzaamheden waren afgerond. Strukton was daartoe bevoegd, maar is op grond van de wet (art. 7:764 lid 2 BW) in dat geval een vergoeding verschuldigd aan Arcas.
Hoe hoog is de door Strukton verschuldigde vergoeding op grond van artikel 7:764 lid 2 BW?
4.12.
Arcas heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat het gevorderde bedrag van € 81.718,68 gelijk is aan de aanneemsom minus de besparingen in de zin van artikel 7:764 lid 2 BW.
4.13.
Op de opdrachtgever, Strukton, rusten de stelplicht en (bij voldoende gemotiveerde betwisting) de bewijslast voor de bespaarde kosten. Op de opdrachtnemer, Arcas, rust echter een belangrijke mededelingsplicht (een verzwaarde motiveringsplicht), aangezien deze de beschikking heeft over de noodzakelijke gegevens (vgl. HR 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8728).
Besparingen: materiaalkosten?
4.14.
Van het bedrag van € 81.718,68 maakt onderdeel uit een bedrag van € 58.641,- aan materiaalkosten. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of deze materiaalkosten wel of niet als besparing in de zin van artikel 7:764 lid 2 BW zijn aan te merken.
4.15.
Strukton stelt niet gehouden te zijn tot vergoeding van de materiaalkosten van de deels geproduceerde brugopleggingen. Strukton heeft namelijk nooit goedkeuring gegeven voor de ontwerptekeningen, terwijl Arcas zou wachten met de productie totdat Strukton een definitief akkoord had gegeven op de tekeningen. Dit hebben partijen expliciet afgesproken en daar is gedurende het gehele traject ook naar gehandeld, zo betoogt Strukton.
4.16.
Arcas brengt hiertegen in dat op het moment van opzeggen, op 29 juni 2021, de opleggingen al deels waren geproduceerd, zodat deze materialen niet als besparingen kwalificeren. Volgens Arcas moeten deze materiaalkosten daarom door Strukton betaald worden.
4.17.
Niet in geschil is dat voorafgaand aan de opzegging SBD is gestart met de productie van de brugopleggingen. Arcas heeft onweersproken aangevoerd dat hiervoor materialen zijn gebruikt die niet volledig hergebruikt kunnen worden. Partijen twisten over de vraag of Strukton de kosten daarvan aan Arcas moet vergoeden.
Was (nog) goedkeuring vereist voordat de productie kon worden gestart?
4.18.
Bij de beantwoording van de vraag of (nog) goedkeuring was vereist voordat de productie kon worden gestart is van belang wat partijen hierover hebben afgesproken en wat zij over en weer van elkaar mochten verwachten. Gold tussen partijen de afspraak dat in zijn geheel niet geproduceerd zou worden totdat er goedkeuring was van Strukton (en Rijkswaterstaat) op de ontwerptekeningen? Of mocht Arcas al beginnen met de productie, omdat zij ervan uit mocht gaan dat in de basis de ontwerpen voor de brugopleggingen (te weten de belastingen en vervormingen, door partijen ook aangeduid als: de kern van de opleggingen) niet meer zouden veranderen en de benodigde goedkeuring van Strukton (en Rijkswaterstaat) enkel nog zag op de details?
4.19.
Uit de onder de feiten weergegeven correspondentie blijkt, in lijn met de stellingen van Strukton, dat partijen structureel en expliciet correspondeerden over de benodigde toestemming van Strukton (en Rijkswaterstaat) voordat de productiefase zou beginnen.
4.20.
De rechtbank wijst in dit kader op de e-mail van 1 juni 2021 (geciteerd onder 2.9) waarin Arcas aan Strukton een akkoord vraagt op de kern van de opleggingen, met als achterliggende reden de wens van Arcas om te starten met produceren vanwege de haalbaarheid van de planning in week 36. Deze vraag impliceert een afspraak tussen partijen over een goedkeuringsvoorbehoud. Dit wordt bevestigd in het antwoord van Strukton op 7 juni 2021 (geciteerd onder 2.10): Strukton wil het ontwerp eerst verder afronden, voordat er wordt geproduceerd. Hieruit blijkt de instructie van Strukton aan Arcas om te wachten met produceren, ook ten aanzien van de kern van de opleggingen. Arcas heeft ter zitting toegelicht dat de vraag om te mogen produceren eigenlijk overbodig was, omdat over de kern geen discussie meer bestond, maar dat betoog is strijdig met deze emailcorrespondentie van 1 en 7 juni 2021, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. Gelet op deze correspondentie tussen partijen mocht Strukton erop vertrouwen dat ook ten aanzien van de kern van de opleggingen gewacht zou worden op goedkeuring voordat er geproduceerd zou worden. Ter zitting heeft Strukton onweersproken toegelicht dat een verandering in de details mogelijk ook een verandering in de kern van de opleggingen tot gevolg zou hebben. Daarom was het voor Strukton van belang dat in zijn geheel nog niet geproduceerd zou worden voordat er goedkeuring was.
4.21.
Strukton heeft aangevoerd dat ook in het Teams-overleg van 15 juni 2021 is besproken dat gewacht moest worden op een akkoord van Rijkswaterstaat, voordat de productie zou starten, hetgeen ook steun vindt in de schriftelijke agenda van dat overleg, waarin immers staat
‘Goedkeuringstraject RWS/opdracht Arcas bespreken’. Strukton heeft hierover aanvullend ter zitting verklaard na het Teams-overleg ’s avonds met Arcas te hebben gebeld om deze afspraak te benadrukken. Arcas heeft weliswaar ontkend dat tijdens het Teams-overleg op 15 juni 2021 is herhaald dat de goedkeuring/akkoord (van Rijkswaterstaat) moest worden afgewacht voordat met de productie kon worden gestart, maar heeft niet betwist dat Strukton ’s avonds met Arcas heeft gebeld om deze afspraak te benadrukken. Aangezien de afspraken over de benodigde goedkeuring ook blijken uit de al genoemde e-mailcorrespondentie van 1 en 7 juni 2021 had het op de weg van Arcas gelegen haar betwisting dat tijdens het Teams-overleg op 15 juni 2021 is herhaald dat de goedkeuring/akkoord (van Rijkswaterstaat) moest worden afgewacht nader te motiveren. Dit heeft Arcas niet gedaan zodat de rechtbank aan deze betwisting voorbij gaat.
Partijen zijn het er bovendien over eens dat in het Teams-overleg van 15 juni 2021 géén goedkeuring/akkoord voor productie is gegeven.
4.22.
Verder acht de rechtbank de e-mail van 25 juni 2021 van Arcas aan Strukton van belang. Hierin schrijft Arcas:
‘SBD vroeg of ze al met de productie konden starten, maar ik heb ze gevraagd te wachten tot jullie groen licht geven. Ik heb ze op de hoogte gebracht van een eventuele trage reactie van RWS.’Deze uitlating strookt met hetgeen Strukton in dit verband heeft aangevoerd. Ter zitting heeft Arcas over deze e-mail aangevoerd dat deze alleen betrekking had op de aansluitingen van de opleggingen (de details) en niet op de kern van de opleggingen. Deze uitleg blijkt echter niet uit de gebruikte bewoordingen of anderszins uit de context, zodat de rechtbank deze uitleg niet volgt. De e-mail van 25 juni 2021 heeft Strukton dan ook mogen opvatten als een bevestiging van de gemaakte afspraak tussen partijen dat in zijn geheel gewacht zou worden met de productie, totdat Strukton goedkeuring had gegeven op de ontwerpen.
4.23.
Arcas beroept zich op de e-mail van 4 mei 2021 en stelt dat er toen al overeenstemming bestond tussen Strukton en Rijkswaterstaat over de kern van de opleggingen (belastingen en vervormingen) zodat Arcas daarom al kon en mocht beginnen met de productie. De inhoud van deze e-mail (geciteerd in 2.7) kan, qua bewoordingen en strekking echter niet de conclusie dragen dat er een definitief akkoord was op de (kern van de) opleggingen en dat het Arcas daarom vanaf dat moment vrij stond om te starten met de productie. Dit geldt te meer nu partijen ná deze e-mail, zoals hierboven overwogen, meermaals hebben gecorrespondeerd over de benodigde goedkeuring van Strukton.
Dreigende overschrijding levertermijn
4.24.
Arcas heeft ter zitting toegelicht dat SBD (overigens: uit eigen beweging) is gestart met de productie, (mede) omdat zij anders mogelijk in problemen kwam qua levertijd. De rechtbank overweegt dat als Arcas serieuze zorgen had over de haalbaarheid van de planning, het op de weg van Arcas had gelegen om dit eerst met Strukton te bespreken voordat de productie gestart zou worden, bijvoorbeeld tijdens het Teams-overleg van 15 juni 2021, toen ook de planning uitdrukkelijk op de agenda stond. Strukton heeft er op gewezen dat uit de eerder aangepaste leverdatum blijkt dat er mogelijkheden waren om de planning verder naar de toekomst op te schuiven, als Arcas daar om zou hebben gevraagd. Alhoewel de rechtbank begrijpt dat Arcas zich met goede bedoelingen heeft ingespannen om tijdig aan haar leververplichting te kunnen voldoen, acht de rechtbank dit gezien het voorgaande onvoldoende reden om, in afwijking van eerdere correspondentie, het voor rekening van Strukton te laten komen dat SBD al is gestart met de productie voordat de vereiste goedkeuring er was.
Tussenconclusie: materiaalkosten vormen een besparing die voortvloeit uit opzegging
4.25.
Gelet op het voorgaande staat voldoende vast dat ten tijde van de opzegging op 29 juni 2021 (slechts twee werkdagen na de veelzeggende e-mail van 25 juni 2021) aan Arcas nog geen groen licht was gegeven voor de start van de productie van de burgopleggingen, terwijl dat wel noodzakelijk was voordat kon worden gestart met de productie. De materiaalkosten die gemoeid zijn met deze productie worden daarom aangemerkt als een besparing die voortvloeit uit de opzegging van 29 juni 2021. Dat Arcas (danwel SBD) desondanks op eigen initiatief al wel kosten heeft gemaakt voor de productie, brengt daarin geen verandering en komt daarom niet voor rekening van Strukton.
4.26.
Arcas is in haar vordering uitgegaan van € 58.641,- aan materiaalkosten. Dit deel van de vordering van Arcas zal worden afgewezen, omdat sprake is van een besparing die voortvloeit uit de opzegging van Strukton op 29 juni 2021.
Overige besparingen
4.27.
Arcas specificeert verder een deel van haar vordering (€ 12.247,30) als gederfde winst van SBD. Strukton heeft aangevoerd dat zij niet gehouden is dit bedrag aan Arcas te betalen, omdat Strukton geen overeenkomst heeft met SBD en Arcas dit winstpercentage niet onderbouwt.
4.28.
De rechtbank overweegt dat een vordering van een onderaannemer (SBD) op de aannemer (Arcas) voor verrichte werkzaamheden voor het betreffende project in beginsel niet als besparing (in de zin van artikel 7:764 lid 2 BW) voor de aannemer is aan te merken. Arcas is immers gehouden die vordering te betalen. De rechtbank gaat daarom voorbij aan het betoog van Strukton dat zij geen overeenkomst heeft met SBD en om die reden niet gehouden is de gederfde winst van SBD te voldoen.
4.29.
SBD heeft op 23 maart 2023 € 65.110 aan Arcas gefactureerd in het kader van de door haar verrichte werkzaamheden voor het project Brug Horn. Strukton heeft het bestaan van deze vordering van SBD op Arcas niet betwist. Arcas heeft ter zitting verklaard door SBD gehouden te worden aan betaling van dit bedrag.
4.30.
Strukton heeft, behoudens de materiaalkosten van € 58.641 die onderdeel uitmaken van deze factuur, niet gesteld waarom de vordering van SBD op Arcas als besparing is aan te merken. Strukton is daarom gehouden van dit bedrag aan Arcas een bedrag te voldoen van € 6.469 (€ 65.110 - € 58.641), waaronder naar de rechtbank aanneemt ook de gederfde winst van SBD is inbegrepen.
4.31.
Strukton heeft de vordering van Arcas voor het overige niet bestreden. Het bedrag door Arcas gespecificeerd als door henzelf gemaakte kosten en gederfde winst van totaal € 10.830,38 is daarom toewijsbaar.
Slotsom hoofdvordering
4.32.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal een bedrag van € 17.299,38 (€ 6.469 + € 10.830,38) worden toegewezen. Dit bedrag zal zoals gevorderd door Arcas vermeerderd worden met de btw, nu Strukton deze post niet heeft betwist.
4.33.
Arcas vordert de hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, te rekenen vanaf de dag van verzuim, althans de dag van aanhangig maken deze procedure. Het bedrag dat de opdrachtgever op grond van artikel 7:764 lid 2 BW verschuldigd is, heeft niet het karakter van een schadevergoeding, maar van een contractuele betalingsverplichting, zodat inderdaad wettelijke handelsrente verschuldigd is. Strukton heeft de vordering voor de wettelijke handelsrente verder ook niet weersproken.
De rechtbank zal de vordering van Arcas toewijzen met ingang van de dag van dagvaarden, omdat Arcas niet concreet heeft gesteld vanaf welke datum Strukton wettelijke handelsrente verschuldigd is over het op grond van artikel 7:764 lid 2 BW te betalen bedrag.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.34.
Arcas vordert betaling door Strukton van buitengerechtelijke incassokosten. Arcas beroept zich primair op artikel 6.6 van de algemene leverings- en betalingsvoorwaarden van Arcas waarin staat dat Arcas bij niet tijdige betaling recht heeft op de buitengerechtelijke kosten en dat deze worden gesteld op ten minste 15% van het verschuldigde bedrag met rente.
4.35.
Strukton voert aan dat Arcas niet heeft aangetoond dat de gemaakte incassokosten in werkelijkheid hoger zijn dan het bedrag dat overeenkomstig het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (Besluit BIK) verschuldigd zou zijn. Strukton wijst op de ambtshalve bevoegdheid van de rechtbank om in dat geval de kosten te matigen tot het bedrag dat overeenkomstig het Besluit BIK wordt begroot.
4.36.
Strukton heeft de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Arcas niet betwist, zodat artikel 6.6 in beginsel tussen partijen van toepassing is. De rechtbank ziet echter aanleiding om de incassokosten ambtshalve te matigen tot een bedrag € 947,99, overeenkomstig het Besluit BIK. Tussen partijen is namelijk niet in geschil dat Arcas buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft verricht, maar Arcas heeft onvoldoende onderbouwd waarom een percentage van 15% van de hoofdsom in dit geval redelijk is. Dit had Arcas kunnen doen door bijvoorbeeld de daadwerkelijk gemaakte kosten concreter te onderbouwen (en aan te tonen dat die kosten hoger zijn dan het tarief overeenkomstig het besluit BIK), dit heeft Arcas niet gedaan. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang vanaf de dag van dagvaarden.
4.37.
Arcas vordert tevens btw over de buitengerechtelijke incassokosten. Uit het gestelde in de dagvaarding blijkt echter niet dat voor Arcas de btw niet verrekenbaar is. Daarom wordt dit onderdeel van de vordering niet toegewezen.
Proceskosten
4.38.
De rechtbank ziet aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Alhoewel een deel van de vordering van Arcas wordt toegewezen is Strukton ten aanzien van het voornaamste geschilpunt tussen partijen (vergoeding van de materiaalkosten) in het gelijk gesteld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Strukton tot betaling aan Arcas van een bedrag van € 17.299,38, vermeerderd met de btw van 21% en de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW met ingang van de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Strukton tot betaling aan Arcas van een bedrag van € 947,99 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Wamsteker en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1604