ECLI:NL:RBNHO:2023:10924

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
C/15/328621 / HA ZA 22-335
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling privé-onttrekkingen door ex-bestuurder en onbehoorlijk bestuur in vennootschap

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Full Fill B.V. en [gedaagde] c.s. De eiseres, Full Fill B.V., vorderde terugbetaling van privé-onttrekkingen door [gedaagde], die als ex-bestuurder en aandeelhouder aanzienlijke bedragen van de vennootschap had onttrokken. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die Full Fill heeft geleden door deze onttrekkingen. De rechtbank stelde vast dat [gedaagde] zonder overleg aanzienlijke bedragen van de bankrekening van Full Fill naar zichzelf had overgemaakt en dat zij haar bestuurstaken onbehoorlijk had vervuld, wat leidde tot een schadevergoeding van € 101.001,48. Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 35.506,98, vermeerderd met wettelijke rente, en € 1.130,07 aan buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank verwierp het verweer van [gedaagde] dat er sprake was van finale kwijting en dat zij decharge had gekregen voor haar bestuurstaken. De rechtbank oordeelde dat de Regeling die was getroffen bij de Ondernemingskamer geen finale kwijting inhield en dat er geen rechtsgeldige dechargebesluiten waren genomen. De vorderingen in reconventie van [gedaagde] c.s. werden afgewezen, waaronder de opheffing van conservatoire beslagen op haar woningen. De rechtbank concludeerde dat Full Fill recht had op schadevergoeding en dat [gedaagde] c.s. hoofdelijk in de proceskosten werden veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/328621 / HA ZA 22-335 (NK)
vonnis van 13 september 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap
FULL FILL B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. O.J. Hennis te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde] ,

wonende te [plaats 1] ,
2. de besloten vennootschap
TRIPLE DOT B.V.,
gevestigd te [plaats 2] ,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. N.M. Don te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Full Fill en [gedaagde] c.s., Triple Dot of [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 1 maart 2023, met dien verstande dat de daarin genoemde ‘akte van gedaagden in conventie’ niet bestaat en dus geen onderdeel van het procesdossier uitmaakt;
  • akte uitlating producties 45 tot en met 69, tevens akte uitlating vermeerdering eis akte overlegging producties 24 tot en met 49 tevens vermeerdering eis in reconventie van de zijde van [gedaagde] c.s.;
  • akte aanvullende producties 53 tot en met 61 van de zijde van Full Fill.
1.2.
Op 4 juli 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting hebben [gedaagde] c.s. op 27 juni 2023 nog stukken (aanvullende producties 50 tot en met 54) toegezonden.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Feiten
2.1.
Full Fill drijft een (online) groothandel in relatiegeschenken, alsmede luxe en cadeau artikelen en de in- en verkoop, de import en export van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
2.2.
Full Fill is een 100% dochtervennootschap van Fine Living Group B.V. (hierna: Fine Living Group). De heer [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) is thans indirect (via zijn vennootschap Flappen B.V. (hierna: Flappen)) enig aandeelhouder en bestuurder van Fine Living Group.
2.3.
[gedaagde] is de moeder van [betrokkene 1] . [gedaagde] is enig bestuurder en aandeelhouder van Triple Dot.
2.4.
Tot 12 november 2021 waren [gedaagde] en [betrokkene 1] (indirect, via hun persoonlijke vennootschappen Triple Dot respectievelijk Flappen) ieder voor 50% aandeelhouder van Fine Living Group en daarmee indirect ook van Full Fill. Tot 12 oktober 2021 waren zij ook beiden (indirect) bestuurder van Full Fill. [betrokkene 1] en [gedaagde] hadden hun bestuurstaken verdeeld; [betrokkene 1] hield zich met name bezig met marketing en automatisering. [gedaagde] hield zich onder andere bezig met het aannemen en begeleiden van personeel en het dagelijks boeken en betalen van facturen.
Het organogram zag er tot 12 oktober 2021 als volgt uit:
{Afbeelding 1}
Tekst

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Full Fill vordert - na eisvermeerdering - dat de rechtbank, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] c.s. hoofdelijk veroordeelt om aan Full Fill te betalen een bedrag van
€ 35.506,98, te vermeerderen met de wettelijke (handels-)rente vanaf 15 december 2021, althans 29 januari 2022 tot aan de dag van algehele betaling;
II. [gedaagde] c.s. hoofdelijk veroordeelt om aan Full Fill te betalen een bedrag van
€ 1.130,70 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke (handels-)rente vanaf vanaf 15 december 2021, althans 29 januari 2022 tot aan de dag van algehele betaling;
III. voor recht verklaart dat [gedaagde] c.s. tegenover Full Fill hun taak onbehoorlijk hebben vervuld en daarvoor aansprakelijk zijn, althans dat [gedaagde] c.s. onrechtmatig jegens Full Fill hebben gehandeld;
IV. [gedaagde] c.s. hoofdelijk veroordeelt om aan Full Fill te betalen een bedrag van primair € 101.001,48, subsidiair € 97.548,41, meer subsidiair € 85.411,50, nog meer subsidiair € 76.565,73 dan wel € 64.728,32 althans uiterst subsidiair € 52.306,98, te vermeerderen met de wettelijke (handels-)rente vanaf 20 december 2022, althans 1 juni 2021 tot de dag van algehele betaling;
V. [gedaagde] c.s. hoofdelijk veroordeelt om aan Full Fill te betalen een bedrag van
€ 4.375,80 ter vergoeding van redelijke kosten ter voorkoming en beperking van schade, te vermeerderen met de wettelijke (handels-)rente over € 870,03 en
€ 3.505,77 vanaf respectievelijk 22 juli en 18 augustus 2022 tot de dag van algehele betaling;
VI. [gedaagde] c.s. veroordeelt in de proceskosten, met inbegrip van de beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis indien de proceskosten niet binnen genoemde termijn zijn voldaan.
3.2.
[gedaagde] c.s. hebben verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.3.
[gedaagde] c.s. vorderen - na eisvermeerdering – dat de rechtbank, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. het ten laste van [gedaagde] gelegde conservatoire beslag op de woningen aan de [adres 2] te [plaats 1] en [adres 1] te [plaats 2] opheft, althans Full Fill veroordeelt om onmiddellijke medewerking te verlenen aan het opheffen van genoemde beslagen, op straffe van een dwangsom, althans subsidiair de vordering van Full Fill, zoals vermeld in het beslagverlof, opnieuw begroot en deze verlaagt tot nihil;
II. Full Fill beveelt per direct het herbottelen van Schotse Single Malt Whiskey proeverijen in Nederland te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom;
III. voor recht verklaart dat met de totstandkoming van de Regeling aan Triple Dot c.s. décharge is verleend voor haar bestuurstaken gedurende de periode dat zij bestuurder en aandeelhouder is geweest van de Groep (waaronder Full Fill);
IV. voor recht verklaart dat Full Fill onrechtmatig heeft gehandeld jegens [gedaagde] door geen gevolg te geven aan het verzoek van de notaris om de volmacht te ondertekenen waarmee de notaris het door Full Fill gelegde beslag op het Pomphuis kan doorhalen opdat het Pomphuis uiterlijk op 26 juli 2023 kan worden geleverd;
V. Full Fill in verband met het onder IV. genoemde onrechtmatig handelen te veroordeelt tot het betalen van een schadevergoeding (op te maken bij staat) aan [gedaagde] ;
VI. Full Fill veroordeelt in de proceskosten met inbegrip van de nakosten.
3.4.
Full Fill heeft verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Verlengde spreektijd en buiten beschouwing laten producties

4.1.
Bij aanvang van de zitting heeft de advocaat van [gedaagde] c.s. bezwaar gemaakt tegen het verzoek van Full Fill om verlengde spreektijd, welk verzoek de advocaat niet had ontvangen. De rechtbank passeert het bezwaar, nu de rechtbank al voorafgaand aan de zitting met het verzoek heeft ingestemd. Bovendien krijgen ook [gedaagde] c.s. verlengde spreektijd, waardoor niet valt in te zien in welke (proces-)belangen zij worden geschaad.
4.2.
De rechtbank zal de aanvullende producties 50 tot en met 54 van [gedaagde] c.s. (ter griffie binnengekomen op 27 juni 2023) buiten beschouwing laten, omdat zij zijn ingediend buiten de in artikel 87 lid 6 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) genoemde termijn van tien dagen voor de mondelinge behandeling. Gesteld noch gebleken is dat de goede procesorde zich verzet tegen het buiten beschouwing laten van deze producties. Het gaat om stukken die al geruime tijd bij [gedaagde] c.s. in bezit waren, waardoor niet valt in te zien waarom [gedaagde] c.s. deze stukken niet eerder hebben kunnen indienen. De rechtbank wijst tot slot toe het verzoek van Full Fill (bij B16 formulier van 16 juni 2023) om het tussenvonnis van 1 maart 2023 te herstellen, omdat de daarin genoemde ‘akte van gedaagden in conventie’ niet bestaat. Deze fout is bij de vermelding van het procesverloop in dit vonnis (onder 1.1) rechtgezet.
in conventie
Privé-uitgaven [gedaagde] ten laste van Full Fill
4.3.
Full Fill vordert van [gedaagde] betaling van een bedrag van € 35.506,98, op grond van het feit dat [gedaagde] in de periode dat zij nog (indirect) bestuurder van Full Fill was voor genoemd bedrag privé-uitgaven heeft gedaan vanaf de bankrekening van Full Fill. Dit is naar voren gekomen in een (ná de aandelenoverdracht verricht) onderzoek naar de financiële administratie van Full Fill. Daaruit bleek dat [gedaagde] privé-uitgaven van beide bestuurders niet correct in de administratie had geboekt, doordat privé-facturen op naam van Full Fill waren gesteld en niet als rekening-courant schuld waren geboekt. Op advies van haar accountant heeft Full Fill maatregelen genomen om dit te herstellen en fiscale problemen te vermijden. In dat kader heeft Full Fill voor de niet-correct ingeboekte privé-uitgaven facturen gestuurd aan [gedaagde] en [betrokkene 1] . In tegenstelling tot [betrokkene 1] , heeft [gedaagde] deze facturen – ondanks herhaald verzoek - onbetaald gelaten. Full Fill stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] de facturen moet betalen op grond van primair (i) nakoming van een tussen Full Fill en [gedaagde] gesloten leningsovereenkomst, subsidiair (ii) ongerechtvaardigde verrijking, méér subsidiair (iii) onbehoorlijk bestuur (artikel 2:11 jo 2:9 van het Burgerlijk Wetboek (BW)) en uiterst subsidiair (iv) onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW).
4.4.
[gedaagde] c.s. betwisten de vordering. Primair stellen [gedaagde] c.s. zich op het standpunt dat Full Fill geen vorderingsrecht heeft, omdat bij de OK een schikking is getroffen tegen finale kwijting van Triple Dot en het de bedoeling van partijen was om met de Regeling een alles overkoepelende deal te sluiten.
Finale kwijting?
4.5.
De rechtbank verwerpt het beroep van [gedaagde] c.s. op finale kwijting. Het beroep op finale kwijting is een bevrijdend verweer. Daardoor is het aan [gedaagde] c.s. om hun stelling terzake nader te onderbouwen en, bij betwisting door Full Fill, te bewijzen.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat de door [gedaagde] c.s. aangevoerde feiten en omstandigheden – in het licht van de gemotiveerde betwisting door Full Fill - onvoldoende zijn om aan te nemen dat tussen Full Fill en [gedaagde] c.s. een allesomvattende regeling tegen finale kwijting is overeengekomen, althans dat [gedaagde] c.s. daar gerechtvaardigd op mochten vertrouwen. Daarvoor is allereerst van belang dat [gedaagde] in privé geen partij is bij de Regeling, zodat zij daaraan geen rechten kan ontlenen. Verder is relevant dat in de Regeling, noch in enig ander tussen partijen overeengekomen document staat dat finale kwijting is afgesproken. Ook uit de gang van zaken voorafgaand aan het treffen van de Regeling kan niet worden afgeleid dat finale kwijting is afgesproken. Een belangrijke aanwijzing daarvoor is dat in de concept-koopovereenkomsten van juli 2021 (ook) geen finale kwijtingsbeding was opgenomen. In de aanloop naar de OK-zitting zijn de privé-uitgaven en de VSO met [betrokkene 2] wel ter sprake gekomen, en deze aspecten zijn ook in de processtukken ten behoeve van de OK-procedure aan de orde gekomen, maar nergens blijkt uit dat Full Fill in ruil voor de koopprijs voor de aandelen van € 350.000,- jegens [gedaagde] afstand heeft gedaan van haar vorderingen terzake (artikel 6:160 BW). Dat ligt ook niet voor de hand nu [betrokkene 1] dezelfde koopprijs al in februari en juli 2021 aan [gedaagde] had voorgesteld. Aangenomen mag worden dat Full Fill, wanneer zij haar vorderingen terzake had laten varen, in ruil daarvoor een lagere koopprijs zou hebben bedongen, zoals wel is gebeurd met de verrekening van de rekening-courantschuld waarover partijen wél overeenstemming hadden bereikt.
4.7.
Het feit dat de voorzitter van de OK met partijen heeft besproken om – met het oog op herstel van de relatie tussen moeder en zoon -
het gerezen geschil in der minne te regelen, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Het zijn immers partijen zelf (bijgestaan door hun advocaten) die de inhoud en reikwijdte van een schikking bepalen; de OK is daarin geen partij. De inhoud en reikwijdte van de Regeling wordt bepaald door de afspraken zoals die zijn vastgelegd. [1]
4.8.
Uit het feit dat in de Regeling staat dat [gedaagde] niet gebonden is aan een non-concurrentiebeding en dat geen vrijwaring geldt terzake boetes en naheffingen kan/mag evenmin worden afgeleid dat terzake van de andere geschilpunten finale kwijting is afgesproken. Allereerst geldt dat vrijwaring niet gelijkgesteld kan worden met finale kwijting. Bovendien heeft Full Fill toegelicht dat deze twee elementen (non-concurrentiebeding en vrijwaring) in de Regeling zijn opgenomen, omdat dat de onderhandelingspunten waren tijdens het overleg bij de OK waarover partijen (
wel) overeenstemming hebben bereikt. Wanneer [gedaagde] had gewild dat zij ten aanzien van alle andere geschilpunten/claims finaal gekweten zou worden, dan had het op haar weg gelegen om dat (bijgestaan door haar advocaat) bespreekbaar te maken en – indien daarover overeenstemming zou zijn bereikt – te laten vastleggen in de Regeling. Dat is niet gebeurd.
4.9.
De brief van de advocaat van Full Fill van 2 september 2021 [2] werpt geen ander licht op de zaak. Deze brief is verzonden, omdat [gedaagde] kort nadat de schikking was getroffen, wederom overboekingen aan zichzelf had gedaan van de rekening van Full Fill. Het is in dat licht dat de advocaat van Full Fill schrijft dat de schikking is getroffen ter voorkoming van
verdereescalatie.
4.10.
Dat [gedaagde] , zoals zij aangeeft, er wel steeds vanuit is gegaan dat tegen finale kwijting is geschikt, is een omstandigheid die voor haar rekening en risico blijft. De rechtbank merkt daarnaast op dat deze stelling moeilijk te rijmen is met de e-mail van [gedaagde] van 1 oktober 2021. Daarin geeft zij aan dat zij bezig was met het opstellen van een lijst van privé-uitgaven die op de zaak geboekt en betaald zijn, maar dat ze daarmee was gestopt nadat zij door anderen was gewaarschuwd voor de fiscale risico’s. [3] De e-mail is een reactie op het bericht van [betrokkene 1] van 30 september 2021, waarin hij aangeeft dat hij ervan uit gaat dat de factuur voor privé-schilderwerkzaamheden voor [gedaagde] , die [gedaagde] vanaf de rekening van Full Fill had betaald, nog verrekend wordt. [4] Hieruit kan worden afgeleid dat [gedaagde] er op 1 oktober 2021 ook vanuit ging dat deze privé-uitgaven nog verrekend moesten worden en (dus) buiten de Regeling vielen.
Decharge?
4.11.
Subsidiair hebben [gedaagde] c.s. aangevoerd dat aan Triple Dot in haar hoedanigheid van bestuurder algehele decharge is verleend in de Regeling. Ook zou over de boekjaren tot en met 2020 decharge zijn verleend door goedkeuring van de jaarrekeningen.
4.12.
Dit verweer slaagt niet. Ook al zou sprake zijn van decharge, dan ziet dit alleen op het verlenen van kwijting van aansprakelijkheid van een bestuurder voor het door hem gevoerde (financiële) beleid. Daaruit kan niet worden afgeleid dat ook kwijtschelding heeft plaatsgevonden van een door die bestuurder (in rekening-courant) opgebouwde privé-schuld. Daarbij komt dat ook niet is komen vast te staan dat aan [gedaagde] decharge is verleend. Voor decharge is een geldig genomen dechargebesluit vereist waarvoor een aandeelhoudersvergadering bijeengeroepen is en het voorgenomen dechargebesluit in de oproeping is geagendeerd. Gesteld noch gebleken is dat een dergelijk besluit is genomen. Nog daargelaten dat uit de Regeling niet blijkt dat tussen partijen decharge is overeengekomen (verwezen wordt naar hetgeen over de finale kwijting is overwogen), kwalificeert de Regeling dus niet als een rechtsgeldig dechargebesluit. Er is, op 12 oktober 2021, wel een AvA-besluit over algehele decharge genomen, maar dat besluit hield juist in dat aan Triple Dot géén decharge werd verleend voor het door Triple Dot, en daarmee feitelijk door [gedaagde] , gevoerde bestuur. [5] Dat ook [gedaagde] ervan uitging dat er na het treffen van de Regeling nog een decharge-besluit moest worden genomen, blijkt uit haar e-mail van 5 oktober 2021, waarin zij vraagt om haar bij de aandelenoverdracht bestuurlijke decharge te verlenen (zie 2.31).
4.13.
Voor wat betreft de (meer subsidiaire) stelling van [gedaagde] c.s. dat over de afzonderlijke boekjaren 2018, 2019 en 2020 door goedkeuring van de jaarrekeningen door de bestuurders decharge is verleend, overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van artikel 19 lid 1 en lid 2 van de statuten van Full Fill en artikel 2:210 lid 3 BW is voor het verlenen van decharge een besluit van de vergadering van aandeelhouders vereist. Weliswaar staat in artikel 2:210 lid 5 BW dat wanneer alle aandeelhouders tevens bestuurder van de onderneming zijn, ondertekening van de jaarrekening ook geldt als vaststelling van de jaarrekening, maar artikel 19 lid 1 van de statuten bepaalt dat dat artikel
nietvan toepassing is. Bovendien is goedkeuring van de jaarrekening door de bestuurders noch vaststelling van de jaarrekening door de AvA gelijk te stellen met een dechargebesluit van de AvA. Nu [gedaagde] c.s. erkennen dat er over de boekjaren 2018 en 2020 geen aandeelhoudersvergaderingen zijn gehouden waarin aan de bestuurders decharge is verleend [6] , is de conclusie dat over die boekjaren geen decharge aan Triple Dot als (indirect) bestuurder is verleend.
4.14.
Ten aanzien van boekjaar 2019 stellen [gedaagde] c.s. in de conclusie van antwoord dat uit de notulen van de aandeelhoudersvergadering van 22 juni 2021 blijkt dat decharge is verleend over 2019. In die notulen staat dat er op 22 juni 2021 een AvA heeft plaatsgevonden, [gedaagde] is aangewezen als voorzitter, zij constateert dat i) het gehele geplaatste aandelenkapitaal is vertegenwoordig, ii) met algemene stemmen is aangenomen het voorstel om de jaarrekening over 2019 goed te keuren en iii) de vergadering besluit het bestuur van Tasting Collection decharge te verlenen voor het door haar in 2019 gevoerde beleid. De rechtsgeldigheid van deze notulen staat echter niet vast. Niet in geschil is dat op 22 juni 2021 feitelijk geen AvA heeft plaatsgevonden. [gedaagde] c.s. hebben dat ook niet betwist, maar volgens hen heeft [gedaagde] simpelweg de door de accountant op 25 juni 2021 aan beide partijen toegestuurde conceptnotulen ondertekend. In juni 2021 onderhandelden partijen echter al een half jaar over verkoop van de aandelen door Triple Dot en was sprake van onmin tussen [betrokkene 1] en [gedaagde] . Het verlenen van decharge is een besluit dat daadwerkelijk moet worden genomen door de AvA met instemming van alle aandeelhouders. Het was voor [gedaagde] duidelijk dan wel had voor haar duidelijk moeten zijn dat het ondertekenen van deze conceptnotulen zonder overleg met en zonder instemming van [betrokkene 1] niet betekende dat daarmee daadwerkelijk decharge werd verleend. Aan de door [gedaagde] c.s. overgelegde notulen kent de rechtbank daarom geen waarde toe. Ook over boekjaar 2019 is daarom niet komen vast te staan dat aan Triple Dot decharge is verleend.
4.15.
Dat [gedaagde] c.s., mede op basis van mededelingen van de accountant in de (onjuiste) veronderstelling verkeerden dat een apart aandeelhoudersbesluit voor vaststelling van de jaarrekening niet nodig zou zijn, waaruit zij afleiden dat dan ook voor het verlenen van decharge geen apart aandeelhoudersbesluit nodig zou zijn - doet aan het voorgaande niet af. Deze omstandigheid komt voor risico van [gedaagde] c.s.
4.16.
De conclusie is dat het beroep van [gedaagde] c.s. op finale kwijting en décharge niet slaagt.
Overige verweren
4.17.
[gedaagde] c.s. hebben over de vordering terzake de privé-uitgaven nog aangevoerd dat Full Fill niets meer te vorderen heeft, omdat de rekening-courantschuld van [gedaagde] c.s. voorafgaand aan de aandelenoverdracht volledig is ingelost. Full Fill heeft toegelicht dat de in deze procedure gevorderde privé-kosten (ten onrechte) nooit door [gedaagde] in rekening-courant zijn geboekt en (dus) ook nooit door haar zijn afgelost. Het gaat volgens Full Fill bovendien om uitgaven die pas ná de Regeling aan het licht zijn gekomen. Gelet op dit gemotiveerde verweer van Full Fill had het op de weg van [gedaagde] c.s. gelegen om stukken in te brengen waaruit blijkt dat zij de gevorderde bedragen al wel heeft terugbetaald. Dat is echter niet gebeurd, zodat het verweer terzake als onvoldoende onderbouwd wordt gepasseerd.
4.18.
Full Fill heeft ter onderbouwing van haar vordering een overzicht overgelegd met de gevorderde privé-uitgaven, voorzien van de onderliggende facturen. [gedaagde] c.s. hebben de juistheid hiervan niet weersproken, zodat de rechtbank hiervan uitgaat. De rechtbank zal de vordering van Full Fill tot terugbetaling van deze privé-uitgaven toewijzen op grond van ongerechtvaardigde verrijking (artikel 6:212 BW). Aangezien vaststaat dat [gedaagde] door de privé-uitgaven ongerechtvaardigd (want zonder redelijke grond) is verrijkt ten koste van Full Fill, is zij gehouden de door Full Fill geleden schade te vergoeden. Dat niet alleen [gedaagde] , maar ook [betrokkene 1] privé-uitgaven ten laste van Full Fill heeft gedaan, doet hieraan niet af. Nog daargelaten dat [betrokkene 1] heeft aangetoond dat hij zijn privé-uitgaven wél aan Full Fill heeft terugbetaald, maakt de ongerechtvaardigde verrijking van een ander de ongerechtvaardigde verrijking van [gedaagde] niet ongedaan.
4.19.
De primair aangevoerde grondslag (nakoming van een geldleningsovereenkomst) wordt niet gevolgd. [gedaagde] c.s. hebben het bestaan van een geldleningsovereenkomst namelijk betwist en Full Fill heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat [gedaagde] zich jegens Full Fill had verplicht tot terugbetaling van de door Full Fill verstrekte geldsom (in de vorm van betaling van facturen voor privé-aangelegenheden van [gedaagde] ). Aan de vereisten voor een leningsovereenkomst is daardoor niet voldaan.
4.20.
De vordering zal alleen worden toegewezen ten aanzien van [gedaagde] en niet ook ten aanzien van Triple Dot. Voor wat betreft de vordering jegens Triple Dot doet Full Fill een beroep op onbehoorlijk bestuur (artikel 2:9 en 2:11 BW). Full Fill heeft echter niet/onvoldoende onderbouwd waarom de privé-onttrekkingen door [gedaagde] ook kwalificeren als onbehoorlijk bestuur door Triple Dot. Bovendien weegt in dat verband mee dat zowel [gedaagde] als [betrokkene 1] zich hebben schuldig gemaakt aan het onttrekken van gelden aan de vennootschap voor privé-aangelegenheden zonder dit correct (als rekening-courantschuld) te administreren. Nu [betrokkene 1] onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken dat beide bestuurders/aandeelhouders hiervan op de hoogte waren, kan niet zonder meer gezegd worden dat de handelwijze van [gedaagde] (ook) een ernstig verwijt aan Triple Dot in de zin van artikel 2:9 BW oplevert.
Bij gebrek aan een grond voor aansprakelijkheid van Triple Dot zal ook de gevorderde hoofdelijke veroordeling worden afgewezen.
4.21.
De wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag van € 35.506,98 wordt toegewezen zoals gevorderd vanaf 15 december 2021, met dien verstande dat de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW toewijsbaar is en niet de (primair gevorderde) wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW. Laatstgenoemd artikel is immers niet van toepassing op schadevergoedingsvorderingen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.22.
Full Fill vordert een bedrag dat is gebaseerd op het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De onderhavige vordering heeft echter geen betrekking op één van de situaties waarin genoemd besluit van toepassing is. De rechtbank zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. Het verweer van [gedaagde] c.s. dat er geen buitengerechtelijke activiteiten door Full Fill zijn verricht die de gevorderde vergoeding rechtvaardigen, wordt gepasseerd. Full Fill heeft voldoende onderbouwd dat incassohandelingen zijn verricht; er zijn verschillende sommaties verstuurd en er is een sommatie exploot door een deurwaarder uitgebracht. Full Fill kan daarom aanspraak maken op vergoeding van deze kosten.
4.23.
Berekening van de incassokosten vindt, conform de aanbevelingen van Rapport BGK-integraal 2013, plaats volgens de staffel van het Besluit. De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en worden geacht redelijk te zijn. De vordering is daarom toewijsbaar, te vermeerderen met wettelijke rente ex artikel 6:119 BW. De rente zal worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat Full Fill niet heeft gesteld op welke datum de buitengerechtelijke incassokosten zijn betaald. De gevorderde wettelijke handelsrente is niet toewijsbaar, omdat artikel 6:119a BW niet van toepassing is op schadevergoedingsvorderingen.
Onbehoorlijk bestuur (kwestie [betrokkene 2] )
4.24.
Full Fill vordert een verklaring voor recht en schadevergoeding op grond van de stelling dat [gedaagde] c.s. hun taak als bestuurder onbehoorlijk hebben vervuld en waarvan hen een ernstig verwijt kan worden gemaakt (artikel 2:11 jo 2:9 lid 2 BW). Full Fill wijst in dat verband op de volgende gedragingen van [gedaagde] : (i) het achterhouden van informatie over de aanhouding van [betrokkene 2] vanwege alcohol- en drugsgebruik, de uitkomst van het bloedonderzoek en de rij-ontzegging, waardoor Full Fill de mogelijkheid is onthouden [betrokkene 2] , mede wegens herhaald gebruik van drugs onder werktijd, te ontslaan, (ii) het in strijd met artikel 2:239 lid 6 BW en artikel 2:8 BW creëren van onvoldoende waarborgen om te voorkomen dat haar persoonlijke relatie met [betrokkene 2] haar besluiten in het belang van de vennootschap zouden kunnen beïnvloeden, (iii) het tegenwerken van de re-integratie van [betrokkene 2] , (iv) de weigering om na de ziekmelding van [betrokkene 2] 70% in plaats van 100% loon te betalen, (v) het opzeggen van de overeenkomst met de accountant zonder voorafgaand overleg en zonder bestuursbesluit en (vi) het achter de rug van [betrokkene 1] om sluiten van een voor Full Fill zeer ongunstige VSO.
4.25.
[gedaagde] c.s. hebben
primairaangevoerd dat de vordering moet worden afgewezen, omdat in de Regeling finale kwijting is overeengekomen. Gelet op wat onder r.o 4.6. e.v. is overwogen, wordt dit verweer verworpen. In aanvulling daarop overweegt de rechtbank dat uit de omstandigheid dat [gedaagde] in de onderhandelingen voorafgaand aan de OK-zitting heeft aangegeven dat zij niet wilde dat de VSO met de koopsom werd verrekend [7] en dat ook geen onderdeel is van de Regeling, niet kan worden afgeleid dat Full Fill (daarmee) afstand heeft gedaan van haar vorderingsrecht terzake (artikel 6:160 BW).
4.26.
Subsidiairbetwisten [gedaagde] c.s. dat sprake is van onbehoorlijk bestuur.
4.27.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onbehoorlijk bestuur als volgt. Een bestuurder is op grond van artikel 2:9 lid 1 BW gehouden tot een behoorlijke vervulling van zijn taak. In lid 2 is bepaald dat elke bestuurder voor het geheel aansprakelijk is bij onbehoorlijk bestuur, tenzij hem geen ernstig verwijt kan worden gemaakt en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van onbehoorlijk bestuur af te wenden. Voor de aansprakelijkheid op de voet van artikel 2:9 BW is vereist dat aan de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Of in een bepaald geval plaats is voor een ernstig verwijt, moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. [8] Op grond van artikel 2:11 BW rust de aansprakelijkheid van een rechtspersoon als bestuurder van een andere rechtspersoon tevens hoofdelijk op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon daarvan bestuurder is.
4.28.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende vaststaat dat Triple Dot door de handelwijze van haar bestuurder [gedaagde] zich met de wijze waarop zij met de kwestie [betrokkene 2] is omgegaan, onbehoorlijk van haar taak als bestuurder van Full Fill heeft gekweten. Of ook het opzeggen van de accountant door [gedaagde] kwalificeert als onbehoorlijk bestuur kan daarom buiten beschouwing blijven. Ten aanzien van [betrokkene 2] acht de rechtbank van belang dat voldoende aannemelijk is dat tussen [gedaagde] en [betrokkene 2] een persoonlijke relatie bestond die verder gaat dan een zuivere werkgever-werknemer relatie. Dat volgt uit het feit dat [betrokkene 2] al sinds 2018 bij [gedaagde] inwoont en zij hem in privé een bedrag van € 30.000,- heeft uitgeleend. Gelet op deze relatie had [gedaagde] ter voorkoming van belangenverstrengeling op grond van artikel 2:239 lid 6 BW de plicht zich te onthouden van besluitvorming over personele aangelegenheden aangaande [betrokkene 2] . Die plicht heeft [gedaagde] geschonden. Zij is zich uit naam van Full Fill actief met [betrokkene 2] blijven bemoeien en heeft geprobeerd [betrokkene 1] (via zijn vennootschap Flappen, haar indirect mede-bestuurder) daarbuiten te houden en (soms) tegen te werken, waarbij zij de belangen van Full Fill uit het oog heeft verloren en eerder de belangen van [betrokkene 2] heeft gediend. Dat geldt zowel voor de wijze waarop zij heeft geacteerd in het re-integratie-traject als voor de VSO die zij namens Full Fill met [betrokkene 2] heeft gesloten.
4.29.
Ten aanzien van het re-integratie-traject wordt met name verwezen naar het feit dat [gedaagde] , na de ziekmelding van [betrokkene 2] , de loonbetaling heeft teruggedraaid van 70% naar 100% [9] en zij zonder overleg met [betrokkene 1] of de bedrijfsarts, heeft toegestaan dat [betrokkene 2] tijdens zijn re-integratie naar het buitenland ging.
4.30.
Ten aanzien van de VSO staat vast dat [gedaagde] zonder medeweten van [betrokkene 1] een VSO met [betrokkene 2] heeft gesloten. Dat dit bewust is gedaan om te voorkomen dat [betrokkene 1] ‘er een stokje voor zou steken’ volgt uit de e-mail van [gedaagde] aan de accountant. [10] Gelet op de persoonlijke relatie tussen [gedaagde] en [betrokkene 2] en de plicht uit artikel 2:239 lid 6 BW is deze handelwijze op zichzelf al verwijtbaar. Dat geldt te meer nu de ontslagvergoeding die - naast de maandenlange vrijstelling van werk onder doorbetaling van loon en uitbetaling van een ruim € 5.000,- netto aan openstaande verlofuren en overuren - met [betrokkene 2] is overeengekomen (€ 58.701,48 bruto) een veelvoud is van de wettelijke transitievergoeding. [11]
4.31.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de voorwaarden uit de VSO gunstig voor Full Fill waren, omdat er geen andere juridische mogelijkheden waren om de arbeidsrelatie met [betrokkene 2] te beëindigen. Dat kwam volgens [gedaagde] doordat [betrokkene 1] de re-integratie tegenwerkte en hij zich jegens [betrokkene 2] had schuldig gemaakt aan pesterijen en machtsmisbruik. Full Fill hebben deze verwijten echter gemotiveerd weersproken, waarna [gedaagde] c.s. hun stellingen terzake niet hebben onderbouwd. Daardoor is niet komen vast te staan dat [betrokkene 1] zich jegens [betrokkene 2] dusdanig heeft gedragen dat de overeengekomen ontslagvergoeding gerechtvaardigd was. Overigens blijkt uit het dossier ook niet dat [betrokkene 2] zich op dat standpunt stelde en om die reden een ontslagvergoeding zoals overeengekomen probeerde af te dwingen bij Full Fill.
4.32.
Daarentegen staat wel vast dat [betrokkene 2] zich niet als een goed werknemer heeft gedragen. Hij heeft in strijd met de huisregels drugs gebruikt onder werktijd, zijn aanhouding en rij-ontzegging voor Full Fill verzwegen, is tijdens zijn re-integratie niet ingegaan op oproepen van [betrokkene 1] om voor een gesprek naar het werk te komen en heeft in strijd met de waarheid verklaard dat hij wegens corona in Nederland in quarantaine zat.
4.33.
Ten aanzien van het drugs- en alcoholgebruik op 22 december 2020 hebben [gedaagde] c.s. aangevoerd dat dit zich buiten werktijd afspeelde, maar die stelling wordt gepasseerd. Vaststaat immers dat [betrokkene 2] die dag rond 16.00 uur is aangehouden, terwijl zijn werktijden volgens de arbeidsovereenkomst van 8.30 uur tot 17.30 uur zijn. Dat de werktijden van 6.00 uur tot 15.00 uur waren, zoals [gedaagde] c.s. stellen, blijkt nergens uit en strookt ook niet met hun eigen uitlatingen dat [betrokkene 2] in de drukke periode rond Kerst werkdagen van 12 uur maakte. Bovendien was het gehalte THC en alcohol in het bloed van [betrokkene 2] zo hoog dat, ook als ervan uit wordt gegaan dat [betrokkene 2] om 15.00 uur klaar was met werken, hij onder werktijd moet zijn begonnen met gebruiken.
4.34.
[gedaagde] c.s. hebben tot slot nog aangevoerd dat [gedaagde] met de getroffen regeling binnen de door [betrokkene 1] in zijn e-mail van 10 mei 2021 [12] aangegeven bandbreedte is gebleven. Ook dit verweer slaagt niet, nu uit de context van de mailwisseling valt af te leiden dat [betrokkene 1] zijn opmerking ironisch bedoeld heeft. De mail kon in geen geval door [gedaagde] worden opgevat als een instructie van [betrokkene 1] om een beëindigingsregeling te treffen onder (door-)betaling van twee jaarsalarissen.
Schadevergoeding
4.35.
De rechtbank is van oordeel dat Triple Dot als bestuurder en [gedaagde] als middellijk bestuurder met voornoemde handelwijze hun taken onbehoorlijk hebben vervuld, waarvan hen een ernstig verwijt te maken valt. [gedaagde] c.s. zijn daarom op grond van artikel 2:11 en 2:9 BW hoofdelijk aansprakelijk voor de door Full Fill geleden schade. Deze schade houdt verband met de bedragen die Full Fill heeft (door)betaald aan [betrokkene 2] . De omvang van de schade moet worden vastgesteld door een vergelijking te maken tussen de werkelijke situatie waarin [betrokkene 2] is doorbetaald tot 1 oktober 2021 en een ontslagvergoeding heeft gekregen en de hypothetische situatie waarin de onrechtmatige gedragingen van Triple Dot (en daarmee ook [gedaagde] ) achterwege zouden zijn gebleven. Gelet op wat hiervoor is overwogen, vindt de rechtbank aannemelijk dat - wanneer [gedaagde] zich van de verweten gedragingen had onthouden - de arbeidsovereenkomst met [betrokkene 2] door middel van een ontslag op staande voet zou zijn geëindigd. Indien [gedaagde] wel direct bij Full Fill melding had gemaakt van het incident met [betrokkene 2] op 22 december 2020, dan had Full Fill kort daarna tot een ontslag op staande voet kunnen overgaan wegens herhaaldelijk overtreden van de geldende huisregels ten aanzien van drugsgebruik. [13] [gedaagde] c.s. stellen zich op het standpunt dat er geen geldige ontslaggrond was, omdat het drugsgebruik van [betrokkene 2] op 22 december 2020 buiten werktijd plaatsvond, maar die stelling is onder r.o 4.33 al als onvoldoende onderbouwd gepasseerd. Mede gelet op het feit dat [betrokkene 2] nog maar kort in dienst was en hij kort daarvoor al een laatste waarschuwing had gekregen, was een ontslag op staande voet naar het oordeel van de rechtbank een reële mogelijkheid geweest. Dat de bestuurders op dat vlak niet op één lijn zaten en dat er daardoor geen ontslag op staande voet zou zijn gevolgd, zoals [gedaagde] c.s. nog aanvoeren gaat niet op. Als Triple Dot in de persoon van [gedaagde] zich op grond van artikel 2:239 lid 6 BW afzijdig had gehouden van de besluitvorming over [betrokkene 2] , dan had [betrokkene 1] zelf kunnen besluiten om [betrokkene 2] op staande voet te ontslaan, een wens die hij ook al in november 2020 had geuit naar aanleiding van het incident met de joint. [14]
4.36.
De schadevergoeding in dit scenario heeft Full Fill berekend op € 101.001,48. [gedaagde] c.s. hebben tegen de berekening en het bedrag geen concreet verweer gevoerd, zodat de vordering van Full Fill tot dit bedrag zal worden toegewezen. De wettelijke rente over dit bedrag wordt toegewezen zoals gevorderd, met dien verstande dat de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW van toepassing is en niet de (primair gevorderde) handelsrente ex artikel 6:119a BW. Laatstgenoemd artikel is immers niet van toepassing op schadevergoedingsvorderingen. De rente zal worden toegewezen vanaf 1 januari 2021 en niet vanaf 20 december 2020 zoals gevorderd. Full Fill heeft het salaris teruggevorderd vanaf 1 januari 2021, zodat niet eerder dan vanaf die datum verzuim is ingetreden.
4.37.
De gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagde] c.s. tegenover Full Fill hun taak onbehoorlijk hebben gekweten, wordt afgewezen. De rechtbank ziet niet in welk afzonderlijk belang Full Fill daarbij nog heeft naast de veroordeling tot schadevergoeding.
Kosten schadebeperkende maatregelen
4.38.
Full Fill heeft ook vergoeding gevorderd van gemaakte kosten ter voorkoming / beperking van schade. De kosten hebben betrekking op facturen van de door [betrokkene 1] ingeschakelde advocaat (ABC Legal) voor juridisch advies over de positie van Full Fill en [betrokkene 1] ten opzichte van [betrokkene 2] en ten opzichte van [gedaagde] .
4.39.
[gedaagde] c.s. hebben aangevoerd dat die kosten niet gemaakt hadden hoeven worden, omdat de groep van vennootschappen gelieerd aan Fine Living Group, waaronder ook Full Fill, over een rechtsbijstandsverzekering beschikt die ingeschakeld had kunnen worden. Ter onderbouwing hebben [gedaagde] c.s. een polisblad van DAS overgelegd waaruit inderdaad van een rechtsbijstandsverzekering blijkt. Full Fill heeft ter zitting aangegeven dat de DAS telefonisch heeft aangegeven dat zij haar vingers niet brandt aan kwesties over onenigheid tussen aandeelhouders en dat het daarnaast een keuze was om iemand anders te raadplegen. In het licht van het verweer van [gedaagde] c.s., is de stelling van Full Fill dat DAS geen rechtsbijstand wilde verlenen, onvoldoende onderbouwd. Nu niet is komen vast te staan dat Full Fill (daardoor) genoodzaakt was de (advocaat-)kosten te maken, zal deze vordering worden afgewezen.
Proceskosten
4.40.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] c.s., omdat zij grotendeels ongelijk krijgen. Het salaris advocaat wordt aan de zijde van Full Fill begroot op € 5.640,00 aan salaris advocaat (1 punt voor de ingediende dagvaarding/aktes en 2 punten voor de mondelinge behandeling tegen een tarief van € 1.880,- per punt). De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na de datum van dit vonnis.
4.41.
Full Fill heeft ook de kosten voor de conservatoire beslagen van 20 juni 2022 en 10 februari 2023 gevorderd. [gedaagde] c.s. hebben aangevoerd dat de vordering terzake de kosten voor het op 10 februari 2022 gelegde beslag op het Pomphuis moet worden afgewezen, omdat dit beslag geen doel treft doordat het Pomphuis vóór de beslaglegging is verkocht.
De beslagkosten komen slechts voor vergoeding in aanmerking indien het beslag rechtmatig is, dat wil zeggen met inachtneming van de daartoe gestelde wettelijke vereisten is gelegd. Uit de door Full Fill overgelegde beslagstukken kan niet worden opgemaakt dat daaraan is voldaan. Er zijn namelijk geen exploten overgelegd waaruit blijkt dat de beslagen tijdig na inschrijving bij het kadaster aan [gedaagde] zijn betekend. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat is voldaan aan deze, in artikel 505 lid 1 Rv neergelegde verplichting en daarmee ook niet dat de beslagen rechtmatig zijn gelegd. Reeds op die grond worden de gevorderde beslagkosten afgewezen.
4.42.
[gedaagde] c.s. zullen, zoals gevorderd, hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld, omdat zij ook hoofdelijk worden veroordeeld.
in reconventie
Opheffing beslagen en aanpassing begroting vordering zoals vermeld in beslagverlof
4.43.
[gedaagde] c.s. verzoeken ex artikel 705 Rv om opheffing van de beslagen op de woningen in [plaats 2] en [plaats 1] . Volgens hen is niet aannemelijk dat Full Fill haar vorderingen in deze procedure krijgt toegewezen (ondeugdelijkheid van de vordering) en brengt een afweging van de belangen met zich dat het belang van [gedaagde] bij opheffing van de beslagen zwaarder weegt dan het belang van zekerheid van Full Fill.
4.44.
De vordering zal worden afgewezen. Gelet op de uitkomst in deze procedure is geen sprake van ondeugdelijkheid van de vordering. Ook een belangenafweging noopt niet tot opheffing van de beslagen. Het belang van Full Fill bij het veiligstellen van haar verhaalsrechten is op grond van dit vonnis gegeven. Full Fill heeft toegelicht dat zij belang heeft bij handhaving van beide beslagen, omdat zij niet weet wat de huidige hypotheekstand is. Ondanks verzoeken heeft [gedaagde] nagelaten hiervan bewijs te overleggen.
Daar staat tegenover dat [gedaagde] niet (voldoende) heeft onderbouwd welk (zwaarder wegend) belang zij bij verkoop van de woning in [plaats 2] heeft. Daarbij is relevant dat Full Fill bij e-mail van 26 oktober 2022 heeft aangegeven dat zij bereid is aan verkoop van de woning in [plaats 2] mee te werken, mits op andere wijze zekerheidsstelling wordt verschaft. Full Fill heeft met het oog daarop vragen gesteld over onder andere de koopprijs waarvoor [gedaagde] de woning in de markt wil zetten en de hoogte van de hypotheekvorderingen. Full Fill heeft hier geen inhoudelijke reactie op ontvangen en ook heeft [gedaagde] geen alternatieve zekerheidstelling aangeboden. Ten aanzien van de woning in [plaats 1] heeft [gedaagde] überhaupt niet toegelicht welk belang zij heeft bij opheffing van het beslag. De rechtbank ziet onder deze omstandigheden geen aanleiding de gelegde beslagen op de woningen in [plaats 2] en [plaats 1] op te heffen.
4.45.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding om te vorderingen in het beslagverlof opnieuw te begroten, zoals subsidiair is gevorderd. De voorzieningenrechter heeft de vordering van Full Fill in beide beslagverloven zoals verzocht begroot op € 177.460,40 (hoofdsom: € 35.506,98 + € 101.001,48 en rente en kosten), een en ander conform de Beslagsyllabus. De gevorderde hoofdsommen zullen worden toegewezen en de rechtbank ziet daarom geen reden om de vorderingen waarvoor beslag is gelegd opnieuw te begroten. Nog daargelaten dat [gedaagde] c.s. dit deel van hun vorderingen niet hebben toegelicht.
Bevel staken herbottelen Single Malt Whiskey proeverijen
4.46.
De rechtbank stelt allereerst vast dat niet duidelijk is hoe de vordering van [gedaagde] c.s. terzake luidt. In het petitum van de conclusie van eis in reconventie wordt gevorderd dat Full Fill wordt bevolen per direct
de verkoop van Schotse Single Malt Whiskey proeverijen zonder vergunning te staken en gestaakt te houden. In het petitum van de akte uitlating producties, tevens akte uitlating vermeerdering van eis door Full Fill tevens akte overlegging tevens akte vermeerdering van eis in reconventie, wordt gevorderd dat Full Fill wordt bevolen per direct
het herbottelen van Single Malt Whiskey proeverijen in Nederland te staken en gestaakt te houden. Gelet op de toelichting van [gedaagde] c.s. in de eis in reconventie en ter zitting, gaat de rechtbank ervan uit dat het hen gaat om een verbod op herbottelen van whiskey in Nederland. Volgens [gedaagde] c.s. houdt Full Fill zich – zonder vereiste vergunning - bezig met het herbottelen van Schotse whiskey. Daarmee vergroot Full Fill de kans dat [gedaagde] c.s. worden aangesproken op de in de Regeling afgesproken vrijwaring voor boetes en naheffingen, die hun oorsprong vinden in de periode dat Triple Dot nog aandeelhouder was. Door het laten ontstaan van deze vergrote pakkans handelt Full Fill onrechtmatig ten opzichte van [gedaagde] c.s., aldus nog steeds [gedaagde] c.s.
4.47.
Full Fill heeft aangevoerd dat zij alle relevante regelgeving voor het herbottelen van single malt whiskey ten behoeve van de proeverijen volgt en dat er geen sprake is van illegaal herbottelen, omdat zij het herbottelen heeft uitbesteed aan een derde in Schotland. Ook betwist Full Fill dat er een vergunningplicht bestaat en dat zij onrechtmatig jegens [gedaagde] c.s. handelt. Gelet op deze gemotiveerde betwisting en bij gebrek aan concrete reactie daarop en toelichting van [gedaagde] c.s. ter onderbouwing van het gestelde onrechtmatig handelen door Full Fill, wordt het gevorderde bevel als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
Verklaring voor recht décharge
4.48.
Gelet op wat onder r.o 4.5 tot en met 4.16 is overwogen, zal de vordering van [gedaagde] c.s. om voor recht te verklaren dat met de totstandkoming van de Regeling aan [gedaagde] c.s. algehele decharge is verleend, worden afgewezen.
Onrechtmatig handelen (weigering volmacht notaris)
4.49.
[gedaagde] c.s. vorderen een verklaring voor recht en een veroordeling tot betaling van schadevergoeding (op te maken bij staat) wegens onrechtmatig handelen door Full Fill. Het onrechtmatig handelen bestaat er volgens [gedaagde] uit dat Full Fill geen volmacht wil verlenen, waarmee de notaris het beslag op het Pomphuis kan doorhalen opdat het Pomphuis uiterlijk op 26 juli 2023 kan worden geleverd.
4.50.
De vorderingen worden afgewezen. De weigering van Full Fill om een machtiging te verlenen aan de notaris om het beslag door te halen zou in beginsel onrechtmatig kunnen zijn als zou komen vast te staan dat Full Fill geen enkele belang heeft bij die weigering, terwijl [gedaagde] daardoor juist op onrechtmatige wijze in haar belangen wordt geschaad. Daarvan is in dit geval echter geen sprake en [gedaagde] c.s. heeft haar vorderingen in zoverre onvoldoend onderbouwd. Daarbij is van belang dat Full Fill heeft aangevoerd dat zij geen bezwaar heeft tegen levering aan [betrokkene 5] van het Pomphuis voor de overeengekomen koopsom van € 150.000,-, maar wel tegen levering aan [betrokkene 5] tegen een koopsom van € 30.000,-. Full Fill heeft [gedaagde] voorgesteld een onafhankelijke taxateur in te schakelen maar op dat aanbod is [gedaagde] niet ingegaan.
Dat de werkelijke waarde van het Pomphuis daadwerkelijk € 30.000,- is zoals [gedaagde] stelt, is door Full Fill gemotiveerd weersproken en kan op basis van het door [gedaagde] ingebrachte taxatierapport niet worden vastgesteld. Die taxatie is gebaseerd op de aanname dat het niet mogelijk is het Pomphuis als woonruimte te gebruiken. Dat strookt niet met de koopovereenkomst met [betrokkene 5] waarin staat dat de koopprijs is gebaseerd op de waarde van het verkochte, rekening houdend met ‘
de door de gemeente [gemeente] verleende omgevingsvergunning’. Die vergunning is op 21 juli 2022 door de gemeente [gemeente] toegekend voor het wijzigen van de bestemming naar Wonen en het bouwen van een dakopbouw. Het strookt ook niet met de uitlating van [gedaagde] ter zitting dat zij het Pomphuis aan een bekende ( [betrokkene 5] ) wil verkopen zodat zij de mogelijkheid heeft het terug te huren. Gelet op het voorgaande kan niet worden uitgesloten dat Full Fill door de levering in haar verhaalsrechten wordt benadeeld en is niet komen vast te staan dat Full Fill onrechtmatig handelt.
Proceskosten
4.51.
[gedaagde] c.s. zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie die aan de zijde van Full Fill worden begroot op € 1.880,00 aan salaris advocaat (1 punt voor de in reconventie ingediende conclusies/aktes tegen een tarief van € 1.880,- per punt).

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Full Fill te betalen een bedrag van € 35.506,98, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 december 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] c.s. hoofdelijk om aan Full Fill te betalen een bedrag van € 101.001,48, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] c.s. hoofdelijk om aan Full Fill te betalen een bedrag van
€ 1.130,07 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 mei 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] c.s. hoofdelijk in de proceskosten die aan de zijde van Full Fill worden begroot op:
griffierecht: € 5.737,00
dagvaarding: € 110,39
salaris advocaat: € 5.640,00,
vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie:
5.7.
wijst de vordering af;
5.8.
veroordeelt [gedaagde] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, die aan de zijde van Full Fill worden begroot op € 1.880,00 aan salaris advocaat;
5.9.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op bovengenoemde datum.
de griffier de rechter

Voetnoten

1.Zie 2.26 bij Feiten
2.Zie 2.27 bij Feiten
3.Zie 2.28 bij Feiten
4.Zie 2.28 bij Feiten
5.Zie 2.32 bij Feiten
6.Zie randnummer 31 van de akte uitlating producties 45 tot en met 69, tevens akte uitlating vermeerdering eis door Full Fill tevens akte overlegging producties 24 tot en met 49 tevens vermeerdering eis in reconventie van de zijde van [gedaagde] c.s..
7.Zie 2.23 bij Feiten
8.Hoge Raad 10 januari 1997, ECLI:NL:HR:ZC2243, NJ 1997/60
9.Zie 2.15 bij Feiten
10.Zie 2.17 bij Feiten
11.[betrokkene 2] had op 1 oktober 2017 vier dienstjaren, zodat de transitievergoeding neer zou komen op een bedrag van ruim één maandsalaris.
12.Zie 2.16 bij Feiten
13.Zie 2.9 bij Feiten
14.Zie 2.9 bij Feiten