ECLI:NL:RBNHO:2023:10941

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
C/15/330373 / HA ZA 22-461
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van een langdurige samenwerkingsovereenkomst tussen twee tuinbouwbedrijven en de gevolgen van wanprestatie

In deze zaak hebben de partijen, Beuker Tuinbouw B.V. en Bejo Zaden B.V., gedurende twintig jaar samengewerkt in de teelt van groentezaden. Beuker, de eisende partij, stelt dat Bejo zich schuldig heeft gemaakt aan wanprestatie door de samenwerking in strijd met de geldende opzegtermijn van vijf jaar op te zeggen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de samenwerking met wederzijds goedvinden is beëindigd, waardoor Bejo niet tekort is geschoten. De rechtbank heeft alle vorderingen van Beuker afgewezen.

De procedure begon met een dagvaarding op 11 juli 2022, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis waarin een mondelinge behandeling werd bevolen. Tijdens de zitting op 22 mei 2023 heeft de rechtbank de feiten en omstandigheden van de samenwerking en de beëindiging daarvan besproken. Beuker heeft gesteld dat er sprake was van een duurovereenkomst met een opzegtermijn van vijf jaar, terwijl Bejo dit betwistte en aanvoerde dat de samenwerking op 1 november 2021 met wederzijds goedvinden is beëindigd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er inderdaad een duurovereenkomst tot stand is gekomen, maar dat deze op 1 november 2021 niet eenzijdig door Bejo is opgezegd. De beëindiging was het resultaat van gezamenlijke afspraken tussen beide partijen. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat Bejo niet in gebreke is gebleven en heeft alle vorderingen van Beuker afgewezen, inclusief de vordering tot schadevergoeding en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/330373 / HA ZA 22-461
Vonnis van 28 juni 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEUKER TUINBOUW B.V.,
die is gevestigd in Klazienaveen, gemeente Emmen,
de eisende partij,
hierna te noemen: Beuker,
advocaat: mr. J.L. de Hoop, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEJO ZADEN B.V.,
die is gevestigd in Warmenhuizen, gemeente Schagen,
de gedaagde partij,
hierna te noemen: Bejo,
advocaat: mr. K.A. Cerutti, kantoorhoudende te Hoorn NH.
De zaak in het kort
Partijen in deze zaak hebben gedurende 20 jaar met elkaar samengewerkt. Volgens de eisende partij heeft de gedaagde partij zich schuldig gemaakt aan wanprestatie omdat deze de samenwerking in strijd met de geldende opzegtermijn zou hebben opgezegd. De rechtbank vindt echter dat de samenwerking met wederzijds goedvinden is beëindigd, zodat de gedaagde partij niet tekort kan zijn geschoten. Dit oordeel leidt ertoe dat de rechtbank alle vorderingen van de eisende partij in dit vonnis afwijst.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 juli 2022 met bijlagen 1 tot en met 23,
- de conclusie van antwoord met bijlagen 1 tot en met 32,
- het tussenvonnis van 19 oktober 2022 waarin de rechtbank een mondelinge behandeling heeft bevolen. Deze zitting heeft op 22 mei 2023 plaatsgevonden. De griffier heeft van deze zitting aantekeningen gemaakt. De advocaat van Beuker heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die hij heeft overgelegd. Ter zitting zijn de bijlagen 24 tot en met 30 van Beuker aan het procesdossier toegevoegd. Aan het eind van de zitting heeft de rechter bepaald dat in deze zaak vandaag een vonnis zal worden gewezen.
2. De feiten
2.1.
Beuker is een teler van onder andere groentezaden. De (indirecte) aandeelhouder en bestuurder van Beuker is de heer [bestuurder] (hierna: de heer [bestuurder] ).
2.2.
Bejo houdt zich via haar dochterondernemingen bezig met de veredeling, productie en verkoop van groentezaden aan professionele telers in binnen- en buitenland. De groentezaden van Bejo worden in eigen beheer en door contracttelers geproduceerd.
2.3.
Eén van de contracttelers van Bejo was Beuker. Beuker is in 2000 begonnen met het telen voor Bejo op een areaal van ongeveer 1,5 hectare. Beuker heeft haar areaal in de loop van de jaren uitgebreid tot circa 30 hectare, waarop Beuker grotendeels voor Bejo teelde op basis van jaarlijkse gesloten contracten.
2.4.
Partijen hebben tijdens hun samenwerking regelmatig besprekingen met elkaar gehad, onder meer op het bedrijf van Beuker. Bejo heeft van besprekingen met Beuker gespreksverslagen opgemaakt.
2.5.
Op 27 november 2015 heeft Bejo de volgende brief aan Beuker geschreven (hierna: de bevestigingsbrief):
“Tijdens een bespreking in het vroege voorjaar van 2014 met de heer [naam 1] , toenmalig directeur Productie Bejo Zaden B.V. en u is gesproken over de toekomstige samenwerking tussen Bejo (…) en Beuker (…)
Op dat moment bedroeg het beteelde oppervlak al ruim 20 hectare glasteelt.
De heer [bestuurder] uitte zijn zorgen over het feit dat Bejo (…) jaarlijks het tussen partijen gesloten contract zou kunnen beëindigen. In dit gesprek is er door de heer [naam 1] toegezegd dat Bejo (…) dit contract niet direct zou beëindigen en dat er ruim van te voren zou worden aangegeven als deze intentie er zou zijn. Er is toen een periode van 5 jaar genoemd.
Op dit moment is Bejo (…) tevreden over de samenwerking en zijn er ook geen redenen om de samenwerking te veranderen. Momenteel wordt de samenwerking verder uitgebreid.
In vervolggesprekken hebben de heer [naam 2] en de heer [naam 3] , beide van Bejo Zaden B.V., de uitgesproken intentie van de heer [naam 1] nog eens bevestigd. Op verzoek van de heer [bestuurder] is besloten de geuite intentie op papier te zetten in de vorm van deze brief.
Bij eventuele toekomstige veranderingen binnen Bejo (…) is er middels deze vastlegging van de eerdere besprekingen toch enige zekerheid voor Beuker (…)
Het volgende is met elkaar besproken;
  • Bejo (…) heeft niet de intentie om het contract ineens te beëindigen. Mocht hiervoor wel reden zijn, zal Bejo (…) dit vijf jaar van te voren vanaf het moment van de eerste jaarplanning aangegeven;
  • In situaties waarbij Bejo (…) zeer ontevreden zou zijn over de prestaties van Beuker of indien er andere conflicten mochten ontstaan, dan zullen beide partijen zonder tussenkomst van rechters zoeken naar een geschikte oplossing. Hier zal de jarenlange basis van samenwerking en vertrouwen het uitgangspunt zijn.
Bij onvrede zou men kunnen denken aan onvoldoende teeltinspanning of structureel slechte opbrengsten en kwaliteiten. De voorafgaande jaren worden dan als referentie aangehouden.
Wij vertrouwen erop dat hetgeen wij in november 2015 besproken op deze manier goed is weergegeven en de intenties duidelijk zijn.”
2.6.
Na een reorganisatie binnen het Bejo-concern kreeg Beuker in 2020 of 2021 te maken met nieuwe contactpersonen bij Bejo, de heer [naam 4] (hierna: [naam 4] ) en de heer [naam 5] (hierna: [naam 5] ).
2.7.
In 2021 verslechterde de verstandhouding tussen partijen. De heer [directeur] , directeur van Bejo Benelux, (hierna: [directeur] ) heeft de heer [bestuurder] daarom op 1 november 2021 bezocht. Naar aanleiding van deze bespreking, waar ook de heer [werknemer] (hierna: [werknemer] ), werkzaam bij Beuker, aanwezig was, heeft [directeur] op 1 november 2021 het volgende aan Beuker gemaild:
“(…)
in navolging van ons gesprek op 12.10.21 hebben we vanochtend verder gesproken en zijn tot de volgende conclusies en afspraken gekomen:
  • Bejo heeft aangeboden om de samenwerking voort te zetten met [naam 5][opmerking van de rechtbank: bedoeld wordt [naam 5] ]
    en [naam 4][opmerking van de rechtbank: bedoeld wordt [naam 4] ]
    als contactpersonen en tevens alle afspraken voor het komende seizoen in maart 2022 definitief te maken, zodat hierover later geen discussie meer kan zijn. Een alternatief voor de contactpersonen van Bejo is voor Bejo geen optie. Bejo geeft ook aan dat de samenwerking anders moet m.b.t. communicatie en informatie uitwisseling (gezamenlijke verantwoordelijkheid).
  • Fa. Beuker geeft aan zaden voor Bejo te willen blijven produceren, maar niet in samenwerking met bovengenoemde contactpersonen.
  • Beide partijen zijn bij hun standpunt zoals hierboven aangegeven gebleven, waarna gezamenlijk besloten is de samenwerking te stoppen.
  • Bejo zal alle lopende teelten op de gebruikelijke wijze afronden.
  • Fa. Beuker zal alle lopende teelten met de gebruikelijke teeltmaatregelen en kwaliteit afronden.
  • Bejo wil kijken of er een alternatieve locatie is voor de teelten die op korte termijn nog geplant moeten worden. Fa. Beuker geeft aan dat het beter is om deze teelten niet meer bij Beuker te planten omdat dit niet logisch is nu de samenwerking gestopt is en deze teelten bovendien relatief laat geoogst worden.
  • Bejo laat op korte termijn weten wie de contactpersoon wordt voor de afhandeling van de lopende teelten (niet [naam 5] of [naam 4] ).
  • We hebben op verzoek van Fa. Beuker afgesproken de info rond het stoppen van de samenwerking niet aan de grote klok te hangen. Binnen Bejo zullen uit praktische overweging een wel aantal mensen geïnformeerd moeten worden.
  • [werknemer] kijkt na hoe het zit met de betaling van de wortelpartijen die vorige week opgehaald zijn. De insteek is dat er geen betalingen te laat t.o.v. de gemaakte afspraken plaatsvinden.
Wij zien het stoppen van de samenwerking als een vervelende situatie voor beide bedrijven en alle erbij betrokken personen en betreuren zeer dat het zo gelopen is!”
2.8.
Beuker heeft daarop als volgt op 2 november 2021 per e-mail gereageerd:
“De mail die jij stuurde klopt helemaal op 1 ding na,
Wij hebben niet gezamenlijk de samenwerking stop gezet.
Wij hebben aan gegeven niet met deze twee mannen verder te kunnen.
Wij hebben meerdere keren gezegd dat als daar iemand ander voor komt wij graag door willen.”
2.9.
Diezelfde dag heeft [directeur] heeft volgende teruggemaild:
“Ja, dat hebben jullie zeker duidelijk aangegeven [werknemer] en [werknemer] , maar toen we beiden niet van standpunt veranderde zei [werknemer] ’dan ga ik toch wat anders doen’, waarna er een stilte viel.”
2.10.
Op 11 november 2021 heeft UNO Bedrijfsadvies B.V. namens Beuker aan Bejo een brief geschreven waarin is aangegeven dat Beuker de samenwerking met Bejo niet heeft beëindigd. Vervolgens hebben (de advocaten van) partijen gecorrespondeerd over de al dan niet beëindigde samenwerking tussen partijen en de toepasselijkheid van een opzegtermijn van vijf jaar.
2.11.
Op 2 maart 2022 heeft de advocaat van Beuker Bejo aansprakelijk gesteld voor de schade die Beuker lijdt als gevolg van de opzegging van de samenwerkingsovereenkomst door Bejo op 1 november 2021. Bejo heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.12.
Partijen hebben de teelten die op 1 november 2021 bij Beuker waren ondergebracht, afgewikkeld. Nieuwe teelten die op 1 november 2021 al bij Beuker gepland stonden, heeft Bejo elders ondergebracht.

3.Het geschil

3.1.
Beuker vordert - samengevat - dat de rechtbank
I. voor recht verklaart dat Bejo tegenover Beuker toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen op grond van de tussen partijen bestaande (raam)overeenkomst en dat Bejo aansprakelijk is voor de daardoor door Beuker geleden schade;
II. Bejo veroordeelt tot vergoeding van deze schade, nader op te maken bij staat en te vermeerderen met wettelijke rente;
III. Bejo veroordeelt tot betaling van een voorschot van € 3.307.899,50 op de schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente;
IV. Bejo veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 6.775,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
V. Bejo veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Aan deze vorderingen legt Beuker, kort gezegd, het volgende ten grondslag.
Tussen partijen is een duurovereenkomst tot stand gekomen. Partijen hebben een opzegtermijn van vijf jaar afgesproken. Door de duurovereenkomst op 1 november 2021 in strijd met de geldende opzegtermijn van vijf jaar feitelijk per direct op te zeggen, heeft Bejo wanprestatie gepleegd. De schade die Beuker daardoor heeft geleden is ruim veertien miljoen euro. Beuker wil een voorschot op deze schadevergoeding krijgen van
€ 3.307.899,50.
3.3.
Bejo vindt dat de vorderingen van Beuker moeten worden afgewezen. Daartoe voert Bejo aan dat tussen partijen geen duurovereenkomst bestond en zij geen opzegtermijn van vijf jaar hebben afgesproken. Volgens Bejo is zij niet toerekenbaar tekortgeschoten in haar verplichtingen, onder meer omdat partijen op 1 november 2021 hun samenwerking met wederzijds goedvinden hebben beëindigd. Voor het geval de rechtbank het met Beuker eens is dat Bejo de duurovereenkomst heeft opgezegd in strijd met de geldende opzegtermijn, voert Bejo aan dat Beuker zich op grond van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid niet op deze opzegtermijn kan beroepen. Verder betwist Bejo dat Beuker door de gestelde tekortkoming schade heeft geleden en doet Bejo een beroep op eigen schuld van Beuker.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal de rechtbank ingaan als dat voor de beoordeling van de vorderingen nodig is.

4.De beoordeling

Duurovereenkomst
4.1.
In geschil is of de inmiddels beëindigde relatie tussen partijen kan worden aangemerkt als een duurovereenkomst.
4.2.
Beuker stelt dat sprake is van een duurovereenkomst omdat partijen al vanaf 2000 een bestendige contractuele relatie met elkaar hebben, Beuker afhankelijk is van Bejo en partijen hun relatie ook als een duurovereenkomst hebben opgevat. Dat laatste volgt volgens Beuker uit de bevestigingsbrief en uit diverse gespreksverslagen van Bejo.
4.3.
Bejo betwist dat tussen partijen een duurovereenkomst tot stand is gekomen, omdat partijen zaken met elkaar hebben gedaan op basis van jaarlijkse contracten waarover steeds onderhandeld moest worden (onder meer over de prijs). Bejo wijst er in dit verband op dat partijen geen exclusiviteit hebben afgesproken en dat de bevestigingsbrief slechts was bedoeld als een soort van werkgeversverklaring ten behoeve van Beuker waaraan Bejo zich niet gebonden achtte.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat tussen partijen een duurovereenkomst tot stand is gekomen. Dit oordeel licht de rechtbank als volgt toe.
4.5.
Zoals elke overeenkomst, komt een duurovereenkomst tot stand door aanbod en aanvaarding (elk al dan niet stilzwijgend). Om te kunnen spreken van een duurovereenkomst is echter niet altijd vereist dat sprake is van een als zodanig aanwijsbaar aanbod en als zodanig aanwijsbare aanvaarding. Dit is afhankelijk van wat partijen over en weer hebben verklaard en wat zij uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten afleiden. Voor de beantwoording van de vraag of er (al) sprake is van een duurovereenkomst of (nog) slechts van een reeks losse contracten worden in de jurisprudentie als relevante omstandigheden onder meer aangemerkt: de duur van de relatie, de exclusiviteit van de samenwerking, de intensiteit van het overleg of contact, de afspraak tot het gebruik van telkens dezelfde standaardovereenkomst en jaarlijkse prijsonderhandelingen, terwijl leveranties doorlopen op grond van oude prijzen.
4.6.
In deze zaak vindt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden van belang.
- Er is sprake van een langdurige relatie tussen partijen. Beuker heeft sinds 2000, 20 jaar lang, op basis van contractteelt zaden voor Bejo geteeld.
- Partijen hebben ieder jaar losse contracten afgesloten per betreffend gewas. Hoewel niet in geschil is dat partijen bij elk los contract hebben onderhandeld over de aan Beuker toekomende vergoeding, stonden bepaalde componenten van deze vergoeding (en deels ook de manier waarop zou worden afgerekend) vast. Dit volgt uit de conclusie van antwoord, waarin Bejo heeft toegelicht dat Beuker een vaste prijs per geteelde vierkante meter ontving, waarvan 75% vooraf en 25% achteraf (na afgifte van de zaden) werd betaald. Daarnaast ontving Beuker volgens Bejo een vaste prijs per daadwerkelijk geteelde vierkante meter en had Beuker recht op een aanvullende vergoeding op basis van een prijs per vierkante meter of op basis van het gewicht van de zaden.
- Partijen hebben weliswaar geen exclusiviteit afgesproken, maar Beuker was wel in grote mate afhankelijk van Bejo. Bejo was de grootste klant van Beuker. Van haar totale areaal van 30 hectare na uitbreiding, teelde Beuker vanaf 2017 jaarlijks tussen 26 en 28 hectare voor Bejo (in 2015 was dit circa 20 hectare).
- Bejo zag de samenwerking met Beuker zelf ook als een duurrelatie. Dit leidt de rechtbank onder meer af uit de bevestigingsbrief (zie 2.5 van dit vonnis), waarin Bejo naar het oordeel van de rechtbank bevestigt dat voor haar een opzegtermijn geldt van vijf jaar. Bejo vermeldt in deze brief immers dat, als zij het contract met Beuker wil beëindigen, zij dit vijf jaar van tevoren zal aangeven. Dat Bejo zich aan deze opzegtermijn wel degelijk gebonden achtte, volgt onder meer uit het door Bejo opgemaakte gespreksverslag van 17 mei 2019 waarin Bejo aangeeft dat zij vanwege toekomstige onzekerheden van de “vijf jaren afspraak” af wil. Dit is ook af te leiden uit de voorbereidingsnotitie die Bejo heeft opgesteld ten behoeve van de op
27 oktober 2020 tussen partijen gehouden bespreking. Daarin geeft Bejo te kennen dat zij “de intentie afspraak” van vijf jaar wil herzien.
4.7.
Op grond van deze feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot de conclusie dat tussen partijen een duurovereenkomst tot stand is gekomen. De vraag is vervolgens of Bejo haar verplichtingen op grond van deze duurovereenkomst niet is nagekomen.
De duurovereenkomst is met wederzijds goedvinden beëindigd
4.8.
Het tekortschieten van Bejo is er volgens Beuker in gelegen dat Bejo de duurovereenkomst op 1 november 2021 eenzijdig in strijd met de geldende opzegtermijn van vijf jaar heeft opgezegd.
4.9.
De rechtbank volgt Beuker daarin niet. Bejo heeft de duurovereenkomst niet eenzijdig opgezegd. Partijen hebben op 1 november 2021 gezamenlijk besloten om de duurovereenkomst te beëindigen per einde van het lopende teeltseizoen. Dit volgt uit de
e-mails van 1 en 2 november 2021 die in 2.7 tot en met 2.9 van dit vonnis zijn weergegeven.
4.10.
Uit deze e-mails blijkt dat op 1 november 2021 een bespreking heeft plaatsgevonden tussen [directeur] , de heer [bestuurder] en [werknemer] . Aanleiding voor dit gesprek was de tussen partijen ontstane patstelling, die volgens de onweersproken toelichting van Bejo met het volgende te maken had. Tijdens een eerdere bespreking op 12 oktober 2021 tussen dezelfde heren werd door de heer [bestuurder] aangegeven dat hij [naam 4] en [naam 5] geen toegang meer tot zijn bedrijf wilde verschaffen. Daarop gaf [directeur] te kennen dat Beuker geen andere contactpersonen zou krijgen onder meer omdat [naam 4] en [naam 5] vanwege hun functie niet vervangen konden worden ( [naam 4] was als enige verantwoordelijk voor de zaadproductie in Nederland en [naam 5] was de enige verantwoordelijke manager voor de regio van Beuker). Daarbij stelde [directeur] voor om heldere communicatieafspraken te maken en deze op papier te zetten, waar de heer [bestuurder] echter geen heil in zag. Vervolgens is het partijen, getuige de e-mails van 1 en 2 november 2021, niet gelukt om uit deze patstelling te komen en hebben zij afspraken gemaakt over de praktische afwikkeling van hun samenwerking, waar feitelijk ook gevolg aan werd gegeven. Beuker heeft nog aangegeven dat de heer [bestuurder] tijdens het gesprek op 1 november 2021 alleen heeft bedoeld dat hij zich zelf niet meer met de communicatie zou bezighouden. Dat blijkt echter niet uit de emails van 1 en 2 november 2021, ook niet uit die van Beuker zelf van 2 november 2021. Uit die laatste e-mail blijkt juist (nog eens) onomwonden dat Beuker niet met [naam 4] en [naam 5] verder wilde.
4.11.
Dat Beuker het met de beëindiging van de samenwerking eens was, volgt daarnaast uit de onweersproken verklaring van [directeur] ter zitting dat de heer [bestuurder] hem op
1 november 2021 na afloop van de bespreking vroeg om de beëindiging van de samenwerking niet aan de grote klok te hangen.
4.12.
Dit betekent dat van een tekortschieten van Bejo geen sprake kan zijn. De rechtbank zal daarom alle vorderingen van Beuker afwijzen.
Proceskosten
4.13.
Beuker is de partij die ongelijk krijgt. De rechtbank zal Beuker daarom in de proceskosten veroordelen. De rechtbank stelt de proceskosten aan de kant van Bejo tot aan dit vonnis vast op:
- griffierecht € 8.519,-
- salaris advocaat € 8.494,-punten × tarief VIII)
totaal € 17.013,-.
4.14.
De rechtbank zal deze proceskostenveroordeling vermeerderen met de door Bejo gevorderde wettelijke rente, die toewijsbaar is met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
4.15.
Volgens vaste rechtspraak [1] levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten (voor zover nakosten worden gemaakt). De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van Beuker af,
5.2.
veroordeelt Beuker in de proceskosten, aan de kant van Bejo tot dit vonnis vastgesteld op € 17.013,- te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Auwerda en in het openbaar uitgesproken op
28 juni 2023.
type: NBI
coll:

Voetnoten

1.zie Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853